ReportageCalais na de Kanaalramp
Terwijl politici ruziën rouwt Calais om verdronken levens: ‘Dit is een schok, een ramp, zo triest’
Calais laveert tussen geschoktheid en gelatenheid. De ramp op het Kanaal, waarbij 27 migranten verdronken in een poging het Verenigd Koninkrijk te bereiken, is voor de inwoners een even rampzalig als langverwacht drama.
“Ik zal hier niet meer zwemmen in de zee. Ik zwem niet tussen graven.” In stilte draagt een grijzende man een kartonnen bord mee, zoals tientallen inwoners van Calais gisteravond in stilte iets meedragen – een protestbord, een ‘vluchtelingen welkom’-vlag of een van de vele waxinelichtjes die flakkeren in de wind. Een dag na het drama waarbij 27 migranten omkwamen toen ze probeerden het Kanaal over te steken is er een spontane wake aan de rand van het centrum van de stad georganiseerd.
“Zoals u weet zijn 27 unieke personen met elk hun eigen dromen en hun hoop aan onze grens overleden”, neemt een jonge vrouw als eerste het woord in het Frans. Stukje voor stukje worden haar zinnen vertaald in het Arabisch, dan in het Engels. Behalve inwoners van de Calais zijn ook jonge migranten naar de bijeenkomst gekomen, net als de veelal internationale vrijwilligers van hulporganisaties die voedsel en dekens doneren. Er is koffie en er worden mondmaskers uitgedeeld, en iedereen die iets wil delen mag de microfoon nemen.
Smokkelaars berechten
Met dikke zwarte letters stond het gisterochtend op de voorpagina van de regionale krant La Voix du Nord: ‘Het drama waarvoor we vreesden’. Het verwoordt de schok en de gelatenheid tegelijkertijd, gevangen in woorden die echoën op straat in Calais. “Dit is een schok, een ramp, zo triest”, zegt twintiger Lise hoofdschuddend vanachter haar mondmasker. “Maar het verrast ons eigenlijk niet. Het leven voor migranten is hier al zo lang dramatisch, dat weet iedereen in Calais. Politici zijn racistisch en willen migranten geen plek bieden om zich te wassen of fatsoenlijk te slapen. Terwijl we nooit last van die mensen hebben, we zeggen elkaar allemaal bonjour.”
Terwijl in Calais vooral wordt uitgehaald naar de ‘dodelijke grenspolitiek’ van zowel de Franse als Britse regering benadrukken Franse politici vooral dat de betrokken mensensmokkelaars zullen worden gevonden en berecht. “We kunnen ons niet vaak genoeg uitspreken over het criminele karakter van de smokkelaars die deze overtochten organiseren”, reageerde minister van Binnenlandse Zaken Gérard Darmanin op het drama. Inmiddels zijn vijf verdachten aangehouden die mogelijk betrokken waren bij de fatale oversteek en verdacht worden van mensensmokkel, moord en deelname aan een criminele organisatie.
Ondertussen gaat het ruziën tussen Londen en Parijs, die al maanden overhoop liggen over het tegenhouden van migranten bij de oversteek over het Kanaal, onverminderd verder. Volgens Darmanin doen de Britten te weinig aan het aanpakken van smokkelnetwerken, terwijl de Britse premier Boris Johnson de Fransen verwijt de kust niet voldoende te bewaken. De Britse minister van Binnenlandse Zaken Priti Patel riep op tot ‘gecoördineerde internationale inspanning’ en herhaalde het voorstel om de Franse kustwacht te versterken met Britse patrouilleschepen, een voorstel dat de Fransen tot dusver hebben afgewezen uit vrees voor het verlies van soevereiniteit.
Zondag komen op initiatief van de Franse president Emmanuel Macron de Nederlandse, Belgische en Duitse ministers die belast zijn met migratie bijeen in Calais, samen met de Europese Commissie. De bijeenkomst is bedoeld om de justitiële en humanitaire samenwerking te versterken en smokkelaars beter te bestrijden. Hulporganisaties die actief zijn rond Calais zijn kritisch op die benadering en zeggen dat smokkelaars alleen kunnen worden ontmoedigd met de mogelijkheid van een legale migratieroute.
Tenten delen
Aan de rand van de stad, tegenover het ziekenhuis van Calais, staan her en der tentjes verspreid over een stuk niemandsland. De politie neemt hier om de paar dagen spullen in beslag, vastberaden te voorkomen dat op deze plek zich opnieuw een kamp ontwikkelt. Wie geluk heeft, heeft nog een gedeelde tent, zoals het groepje Sudanezen dat zich rond een greppel heeft verzameld. Voor de groep van twintig Afghaanse mannen even verderop is er slechts één tent beschikbaar die bij toerbeurten wordt gebruikt. De anderen verdringen zich onder een rokend kampvuur onder een strak gespannen stuk zeil.
Ahmed Ali, een voormalig commandant uit het Afghaanse leger, toont de foto’s van het vliegveld in Kabul daags na de overname van de stad door de taliban. Hij wist met een van de laatste vluchten uit de stad te ontkomen. Nu zit hij hier, wachtend op een mogelijkheid om naar het Verenigd Koninkrijk te komen. Een deel van zijn familie woont er al, zijn eigen vrouw, zoon en dochter liet hij achter in Turkije. “Als ik de overkant haal, hoop ik ze te laten overkomen.”
In de twintig dagen die hij nu in Calais verblijft, heeft hij er vijf mislukte pogingen opzitten. “Woensdagavond kwamen Franse journalisten ons vertellen wat er was gebeurd”, zegt Ali. “Het maakt me bang. Alles onderweg maakt bang.” Maar net als voor de andere mannen en jongens die handenwrijvend rond het kampvuur staan, de tranen in de ogen van de indringende rook, verandert het nieuws niets aan de plannen. Veelbetekenend ritst de jongen naast hem zijn windjack open. Zijn feloranje zwemvast heeft hij alvast aan.