Profiel
Terug van nooit weggeweest: PKK
Vechten of ondergaan. Na bombardementen door Turkije staat de Koerdische arbeiderspartij PKK, die na jaren van geweld de wapens had neergelegd, voor die moeilijke keuze. 'De Turkse regering kiest nu voor een grote escalatie.'
Liefst 40.000 doden. Dat was het resultaat van de Koerdische strijd voor onafhankelijkheid in de jaren 80 en 90. De arbeiderspartij PKK, van oorsprong marxistisch en seculier, groeide onder leiding van de charismatische voorzitter Abdullah Öcalan, die sinds 1999 gevangenzit, uit tot een guerrillabeweging. Duizenden dorpen in het (zuid-)oosten van Turkije werden vernietigd, terwijl honderdduizenden Koerden op de vlucht sloegen.
De PKK zette haar strijd, met enkele jaren onderbreking, uiteindelijk voort tot eind 2012. Toen maakte de huidige president Recep Tayyip Erdogan bekend dat er vredesgesprekken waren opgestart. De Koerdische strijders kondigden een wapenstilstand af, waarna zij deels hun toevlucht zochten in het noorden van Irak.
Sinds de Turkse bombardementen van afgelopen weekend op PKK-kampen, ligt dat bestand in duigen. Het grootschalige geweld van toen keert (voorlopig) niet terug, maar er vindt wel in ijltempo een escalatie plaats. Na een aanslag in het vooral door Koerden bewoonde Suruç, waarbij vorige week maandag 32 doden vielen, ging de PKK - uit woede over het gebrek aan bescherming - over tot het vermoorden van twee Turkse agenten. Een gebeurtenis die Ankara aanspoorde om niet alleen IS, maar ook de PKK in Irak te bombarderen.
Turkije-kenner Dries Lesage (UGent) meent dat de PKK, die meer dan tienduizend strijdkrachten zou tellen, nu terug is van nooit weggeweest. "Öcalan was de architect van de vredesgesprekken en toonde zich naar buiten toe bereid tot compromissen. Dat zijn strijders nu agenten vermoorden, staat daar haaks op. Aan de andere kant kiest Turkije nu voor een grote escalatie."
Vervroegde verkiezingen
Wat de Turkse overgangsregering wil bereiken met de huidige luchtaanvallen is onduidelijk. Volgens sommige kritische Turkse analisten hoopt Erdogan op die manier het nationalistisch vuur aan te wakkeren ten koste van de Koerden. Het is immers goed mogelijk dat er in november vervroegde verkiezingen plaatsvinden, nadat de Koerdische partij HDP, die vaak wordt gelinkt aan de PKK, in juni over de kiesdrempel wipte. Daardoor verkreeg Erdogans AKP geen absolute meerderheid, en als de PKK nu opnieuw naar de wapens grijpt, dan zouden weleens veel gematigde HDP-stemmers hun partij de rug kunnen toekeren.
"Veel HDP-stemmers zullen het niet met de PKK-acties eens zijn", zegt Lesage. "Dit doorkruist ook het discours van partijleider Selahattin Demirtas, die de Koerden beloofde om hen uit de oorlog te trekken. Dat wijst allicht op een grote verdeeldheid binnen de Koerdische beweging. Bovendien kwamen er de laatste tijd tegenstrijdige berichten vanuit de PKK zelf. Na de verkiezingen gaf een van hun leiders bijvoorbeeld aan dat de HDP coalitiebesprekingen moest aangaan met de AKP."
Hoe de PKK nu gaat reageren, blijft afwachten. De Turkse regering zegt de Koerdische Volksbeschermingseenheden in Syrië, die nauwe banden onderhouden met de PKK en samen tegen IS vechten, niet te zullen aanpakken als zij afstand nemen van de PKK. Daarbij lijkt de vrees voor een groeiend internationaal Koerdisch zelfbewustzijn Ankara angst in te boezemen. "De PKK was minder doctrinair geworden", zegt Turkije-kenner Dirk Rochtus (KU Leuven). "Decennialang vochten de strijders voor een onafhankelijke staat, terwijl ze de laatste jaren aangaven te streven naar autonomie binnen Turkije. Nu bestaat het gevaar dat die positie verandert en dat de PKK weer aanslagen gaat plegen."