striptekenaar Jef Nys 'JOMMEKE BLIJFT BRAAF'
'In mijn testament staat heel duidelijk dat Jommeke nooit in aanraking mag komen met geweld, racisme, religie en seks''Als pornoversie was 'Pommeke' wel geslaagd. Zelfs mijn kleinzoon vond dat. Hij had het gekocht, maar durfde er tegen zijn bompa niet over te beginnen'
'Alle vijftig miljoen verkochte Jommekes op mekaar geeft een stapel die 555 maal de hoogte van de Eiffeltoren is, met een gewicht van zeveneneenhalf miljoen kilo; met alle albums na elkaar kun je de afstand tussen Brussel en Tokio overbruggen.' Jef Nys is apetrots op zijn papieren zoon, een tienjarig ventje wiens opvallende haardos nog het meest op een hooimijt lijkt. Maar de vader van het joch heeft een imago meegezeuld dat het zijne niet is. Een openhartig gesprek met Jef Nys over porno, God, de kerk, moeder-de-vrouw, Noord-Afrikanen en de gigantische piemel van Jommeke.
Geert De Weyer
Foto Stephan Vanfleteren
Zijn duimen maken tergend traag cirkeltjes in de aanslag op zijn trappistenglas waarrond hij als een vroom man zijn handen heeft geslagen. Jef Nys (76) kijkt in het ijle, en neemt ruim de tijd om in zijn gedachten te verdwalen. "Ach, God", blaast hij dan plots. "De ouderen van vandaag weten het allemaal wel; de kerk heeft ons in een keurslijf gestopt, ze heeft ons jaren verhinderd om te denken. Wij zijn bedrogen. De weg die ze voor ons uitstippelde was aan de linkerkant bezaaid met verbodstekenen en aan de rechterkant met flitscamera's om ons op het juiste spoor te houden. We leefden in een soort gestapo, een politiestaat. Een protestant mocht je zelfs niet eens aanspreken, en alleen nog maar aan seks dénken was al een doodzonde. Ongelooflijk toch?! Onze generatie is getekend door de kerk."
Het is een van die momenten tijdens het interview waarop zijn vastgeroeste imago, als zou hij preuts, puriteins en gefrustreerd zijn, een flinke optater krijgt. Wat eerder smeet hij al grijnzend twee porno-adaptaties van zijn stripzoon Jommeke voor mijn neus. Pommeke, zo luidt de titel, is een ventje dat samen met zijn vriendjes Annefieke, Rozetieke, Siliberke en Anaaltool zowat alles neukt wat hij op zijn weg tegenkomt. Zelfs Flup knabbelt erin aan menig kittelaar.
"Heb je ze in je boekenkast staan?"
"Nee."
"Dan mag je ze hebben. Amuseer je ermee. Ga er maar eens goed voor zitten."
Zijn gezicht verraadt geen enkel spoor van gêne, is veeleer uitdagend. Zes jaar geleden gaf de publicatie van de parodie nog aanleiding tot een proces. Een furieuze Nys zond toen een legertje advocaten naar de verdeler/uitgever ervan (de Libidos erotheek-keten), verloor veel geld, maar wist uiteindelijk de verkoop te verhinderen. De hele voorraad, zo'n achthonderd exemplaren, bevindt zich nu in een opslagkamertje naast zijn bureau. "Elke week sleur ik er enkele door de papierversnipperaar in de garage", zegt hij, waarna hij schoorvoetend opbiecht er ook weleens een weg te geven.
"Aan volwassenen, hé."
Nee, met porno heeft Jef Nys hoegenaamd geen problemen. Na een kleine aarzeling bekent hij dat hij er in het verleden zélf weleens goed ging voor zitten. "(cynisch) Om te kijken of ik iets kon bijleren, hé!"
Jommeke daalde letterlijk ter aarde neer op 6 november 1955, toen een ooievaar met een doffe klap een pakketje liet vallen ten kantore van Het Parochieblad. Voor de ogen van twee priester-redacteurs bevrijdde zich een klein dreumesje met strokopje uit de wikkel. "Ik ben Jommeke...", sprak hij hen nonchalant toe, "... moet elke week iets plezants doen." De ondeugende blik van het ventje ontgaat op dat historische moment de redacteurs niet. Een van hen brengt meteen zijn handen naar zijn hoofd en merkt op dat hij Jommekes komst zal beklagen. "Gij ziet er geen gemakkelijk poezeken uit", kermt hij, waarop een pijprokende Jommeke de pagina verlaat met de botte mededeling dat zijn tekenaar maar een paar flessen sterke drank moet achteroverslaan om inspiratie te krijgen. De komst van het stripkereltje was er die eerste jaren nog op gericht abonnees voor zijn werkgever te ronselen en het katholieke gedachtegoed te verspreiden met goede daden (de armen te eten geven, zijn dronken ouders naar de mis jagen,...) maar Jommeke transformeerde in de loop der jaren sterk. Het katholieke ideeëngoed verdween stilletjes, samen en met het wijwatervatje naast zijn bed, en de her en der in huis opgehangen kruisbeelden werden uit het raam geflikkerd, maar Jommeke zou nooit meer af geraken van zijn braaf, onschuldig imago. "En zo hoort het", zegt Nys. "In mijn testament staat heel duidelijk dat Jommeke nooit in aanraking mag komen met geweld, racisme, religie en seks. Kortom: Jommeke blijft braaf. Ik vind dat je als oudere de taak hebt kinderen iets bij te brengen. Als ik zie hoe het er op de televisie en Playstation aan toe gaat... Akkoord, de goeden winnen uiteindelijk wel, maar de manier waarop? Ze schieten mensen aan flarden, blazen ze op of verminken ze. Dan denk ik: Jef, hou Jommeke maar zoals ie is. Ondanks de veranderende tijden moet je kinderen toch een lichtpuntje kunnen bieden, vind ik."
Nys is in een openhartige bui, die dag. De verwijten die hem in de loop van zijn leven in het gezicht werden geworpen, brengt hij vaak zelf als eerste op tafel. De rollenpatronen in Jommeke, bijvoorbeeld, die in bijna vijftig jaar onveranderd zijn gebleven. De reden daarvoor is niet ver te zoeken. Anno 2003 ziet Nys de vrouw nog steeds liever daar waar ook voor Jommekes moeder in elk van de 223 albums een plaatsje is gereserveerd: aan het fornuis, de strijkplank, de afwasbak.
"Tegenwoordig heb je het begrip 'huisman'. Dat vind ik toch vreemd. Als de kinderen van school komen, moeten ze opgevangen worden door hun moeder, vind ik. Dat is volgens mij altijd beter dan dat de moeder later thuiskomt en de kinderen naar hun grootouders moeten of nablijven op school. Zo was het bij mijn thuis ook. De man ging werken en de vrouw bleef thuis voor het huishouden. Natuurlijk, de moeder was vroeger wel een soort slaaf. Er waren geen vaatwassers, wasmachines en droogtrommels. De was moest afgekookt en gewassen worden. Daar ging veel tijd aan verloren. Nu druk je op knopjes en het is klaar. Van die slavernij is ze verlost. De vrouw wist toen ook van niets. Nu heeft ze internet, tv en radio. Ze weet alles."
Of Nys moeite zou hebben wanneer de rollen omgedraaid worden: de man aan de haard, de vrouw uit werken. "Dat zou wringen bij mij, ja. De natuur heeft toch gewild dat de vrouw anders is dan de man qua genen en hersenkwabben. Natuurlijk, emancipatie bestond vroeger niet. De vrouw mocht niet gaan stemmen, mocht dit niet en mocht dat niet. Ze was gehoorzaamheid verplicht aan haar man. Dat stond zo in het trouwboekje. Maar dat is natuurlijk truut in pakskes, hé?! Het zijn twee evenwaardige mensen. Maar goed, ergens zie ik dus liever wel de vrouw aan de haard. De band moeder-kind is ook groter, dunkt me. Ik denk dat een moeder sneller in het vuur zou springen voor haar kind dan voor haar man. Denk je niet?
"Homokoppels met kinderen? Hm, dat is weer iets nieuws in de maatschappij. Is het dan niet zo dat een van die mannen meer vrouwelijke hormonen heeft die hem in staat stellen de 'vrouwelijke' taken op zich te nemen? Neen? Dat zijn eigenlijk allemaal nogal delicate dingen. Dit soort zaken moet rijpen. Ik vraag me af hoe ze er over tien, twintig jaar over zullen denken. Nu wordt het homohuwelijk echt in de spotlights gezet, maar hoe denkt men er over tien, twintig jaar over? Een van de eerste gehuwde homokoppels is naar 't schijnt weer uit elkaar. Dus dat is het ook niet. Het is in ieder geval geen verzekering dat het beter is, hé?!"
Op het rek in zijn werkkamer staat zijn hoogste goed: een metertje wetenschaps- en ruimtevaartboeken. Een daarvan is een piepklein boek van nog geen 20 pagina's: De Wereld der Sterren. "Ik moet twaalf, dertien jaar geweest zijn toen ik het me voor zo'n vijf frank aanschafte. Dat ene boekje was een openbaring. Het heeft de manier waarop ik tegen de wereld aankeek voor altijd veranderd. De foto's van de sterrenhemel en de sterrenbeelden onthulden wat we met het blote oog niet konden zien. Ik besefte plots dat er een andere wereld was dan die die onze pupillen konden waarnemen. Dat was wat vreemd, want kijk, ik ben katholiek opgevoed; de aarde was het middelpunt, boven ons was de hemel en onder ons brandden de stoute mensen in het vagevuur. Zo was het en niet anders! Het was vroeger gemakkelijk hoor, geloven in de kerk.
"Het besef dat er meer was, werd intenser toen ik zeventien werd. Naarmate de wetenschap vorderde, kreeg je steeds meer zicht op verborgen werelden. Ik kwam in opstand tegen de richtlijnen en dogma's die de kerk ons als zand in de ogen strooide om ons te verhinderen voor onszelf te denken. We werden grootgebracht in een keurslijf. Was dat het leven? Waren dat de woorden van Christus? Weet je, Christus' uitspraken zijn door mondelinge overleveringen op papier gezet. Dat ging gepaard met de nodige overdrijvingen. Men moest immers bewijzen dat hij echt God was. Hij deed zieken genezen, doven horen, blinden zien en doden opstaan, en dat alles om te bewijzen dat Christus God was. Komaan zeg. Ik denk dat Christus een begenadigd wonderkind is, een geweldig psycholoog als je wilt en een nog beter psychiater, maar de bewering dat hij de zoon van God is, klinkt redelijk belachelijk. Alsof God een mens kan zijn. Ik vind het fout om het opperwezen als een soort mens voor te stellen. Wij kennen hem daardoor ergens een menselijke vorm of menselijk gevoel toe. Maar om te beginnen vind ik mensen al niet volmaakt. We hebben een formidabel vernuft. We hebben wagens op de maan doen rijden en wisten een marslander op Mars te zetten die ons over een afstand van honderdduizenden kilometers beelden doorzendt. Maar geestelijk schieten we tekort. Ondanks al dat vernuft is het samenleven even nietig, slecht en wreed als vanaf het moment dat we rechtop leerden lopen.
"Maar soit, ik dwaal af. Wat ik wil zeggen is: wie of wat is God? Ik weet dat niet. Ik heb daar geen voorstelling van. Het heelal is oneindig, hoor je. Optische radio-instrumenten en telescopen tonen aan dat het heelal een vorm en een grens heeft, maar is dat wel zo? En hoe ziet die grens er dan uit? Is dat een natuurwet? En wie heeft die dan uitgedacht? Wij gebruiken daar vaak de naam God voor, een bijna betekenisloos geworden woordje - én groot mysterie - dat door de kerk misbruikt wordt om mensen in het gareel te houden. Ik denk dat ouderen steeds bozer worden op de kerk om al die gymnastiek die ons werd voorgelogen. De kerk als instituut heeft veel goeds gedaan, zoals scholen oprichten en de wetenschap bevorderen, maar daartegenover staat dat ze te veel geld heeft besteed aan het bouwen van prachtige kathedralen om haar God, volgens haar de enige echte, te verheerlijken. Maar dat zegt elke religie. In naam van God kan alles. In naam van God zijn de kruistochten begonnen en mochten we de Turken doodkloppen. De islamieten doen nu bij ons hetzelfde in naam van Allah. En Bush sluit een speech af met 'God Bless You'. (schudt het hoofd) Wat wil dat eigenlijk zeggen, God Bless You?! Waar slaat dat allemaal op? En moet jij ook niet slikken als je de paus - het zal wel een brave man zijn hoor, maar toch - hoort zeggen dat Onze-Lieve-Vrouw in de hemel is opgenomen met ziel en lichaam, en dat het zelfs een geloofspunt wordt?!
"In 1970, het jaar van mijn echtscheiding, heb ik definitief gebroken met de kerk. Al die tijd maakte ik deel uit van een katholiek gezin. Vier kinderen. Ik ging zelfs naar de zondagsmis. Ik geloof dat ik meedeed om onze omgeving niet voor het hoofd te stoten. Maar mijn gezin was allang ontwricht. Dat begrip bestond niet eens voor de kerk. Een van de twee trof schuld, zo zat het, niet anders! Die enorme ballast die de kerk je al een heel leven meegeeft, viel toen wat van me af. Maar soms valt het me nog zwaar. Ik ben eergisteren naar een lijkdienst geweest in Koksijde. Ik hoorde al die gebeden en besloot dat er weinig veranderd was. We bidden nog steeds voor dit en dat en roepen God op dit en dat te doen. Zelfs deze paus riep tijdens de hittegolf op om te bidden voor regen. (oprecht verbaasd) Bidden voor regen? Tsssss. Ofwel doet die God dan iets, ofwel moet je je er als mens gewoon bij neerleggen dat hetgeen wij God noemen, de sterren, planeten en natuurelementen heeft gemaakt om daarna de evolutie haar gang te laten gaan. Weet je wat ik graag zou doen? Over twee-, driehonderd jaar terugkomen om te zien hoe het begrip God, oftewel het superwezen, bij de mensen leeft. Ik hoop dat het dan geen ballast meer is voor de mensen, maar eerder een rijkdom."
Seks. Het onderwerp komt telkenmale opnieuw ter sprake. Het lijkt of Nys er zelf op aanstuurt, als wil hij per se zijn ei daarover kwijt. "Seks is de evidentie zelf. God schiep de man en de vrouw, met alle eigenschappen die daarmee gepaard gaan. Seksualiteit is er een van, en geen onbelangrijke. Jammer genoeg bijt de kerk er haar tanden op stuk. 's Werelds grootste kwaad is het zesde gebod - 'doe nooit wat onkuisheid is'. (groen lachje) Je moeder vermoorden, ja, is een doodzonde, maar dat zesde gebod is toch erger, hoor. Dat gebod heeft bij die mannen in Rome voor een ernstige hersenkronkel gezorgd.
"(lacht) Toen ik zeventien was heb ik me ingeschreven voor een verlovingscursus van de kerk - gewoon uit nieuwsgierigheid, want ik was niet verloofd. (vol ongeloof) Mijn ogen zijn opengegaan, jong. Ik hoor het die mens nog zo zeggen: 'Vanaf het moment dat een vrouw onvruchtbaar is, is het absurd om nog de huwelijksdaad te willen plegen.' Dat was meteen mijn laatste les. Dat kan toch niet. Je voelt (grinnikt) wat de goede God je heeft meegegeven en dan zo'n onmenselijkheid... Het zal altijd wel een twistpunt blijven, maar als de kerk zich zo halsstarrig aan die attitude blijft vastklampen, dan zullen ze nog meer mensen verliezen. Ik ben ervan overtuigd dat ook de mensen door zo'n opgedrongen houding zichzelf zullen verliezen, als dat al niet aan het gebeuren is. (even stil) Wij leefden in een keurslijf, jong. Dat kun jij je als jonge knaap amper voorstellen."
Jef Nys voelt zich niet te beroerd om te bekennen dat hij het zesde gebod vaak met de voeten heeft getreden, "net zoals elke jongen of meisje van onze leeftijd. Er alleen al aan denken was een doodzonde."
Nys heeft mooi praten: jaren geleden had hij nog kritiek op Jan Bosschaert, die voor De Morgen enkele licht erotische posters had getekend van bekende stripdames. Onder hen ook een wat oudere en vooral rijpere Annemieke en Rozemieke. "Ja, zeg", werpt hij meteen op, "mijn figuren werden als een lesbisch paar voorgesteld. Ze werden nadien tentoongesteld op het stripfestival van Koksijde. Iedereen kon ze zien. Ook de kinderen, die meteen wisten om wie het ging, en dat terwijl hun ziel nog vrij rein is. Kijk, voor alle duidelijkheid, het is fijn als een gast van achttien zich ermee kan amuseren, maar wat als zijn zevenjarige broertje erop stuit?" Net die argumentatie deed Nys zes jaar geleden besluiten te procederen tegen de uitgevers van Pommeke. "Als pornoversie was het wel geslaagd", moet hij toegeven. "Zelfs mijn kleinzoon vond dat. Hij had het gekocht, maar durfde er tegen zijn bompa niet over te beginnen. Dat is allemaal geen probleem, want hij was toen achttien. Maar Pekkie die de moeder van Filiberke berijdt, hoe leg je dat uit aan die hele kleine mannen? En hoe bekijken pubers dat allemaal? (slaat een willekeurige pagina open en wijst op het gigantische geslacht van Pommeke) Oeieoei, gaan die pubers denken, de mijne is veel kleiner. Hopla: schaamtegevoel, want ze gaan denken dat het zo hoort. (stuurt zijn blik nogmaals de kant op van Pommekes geslacht en schudt vol ongeloof zijn hoofd) Dat is toch écht wel slecht getekend hoor, die penis. Dat kan ik veel beter. Maar goed, naast het feit dat ik vond dat de makers grof geld verdienden op de rug van een succesvolle reeks, wilde ik in de eerste plaats niet dat echt jonge mensen geconfronteerd werden met zo'n Jommeke. Dat heeft mij hard gemaakt dit proces te winnen."
Behalve preutsheid, kreeg Nys ook de stempel een racist te zijn. Een en ander dankt hij aan het feit dat hij in het verleden zwarten afschilderde met dikke lippen. "Alsof zwarten geen dikke lippen hebben", verdedigt hij zich. "Ze zijn verdorie een en al lip. Maar dat was hoe men in vroegere tijden zwarten tekende. Hergé had er op zeker moment ook last van. Maar weet je, over de platte kop van Anatool of de bierbuik van Bommel heb ik nooit iets gehoord. Soit, het enige gevolg van die verwijten is dat ik nu geen negers meer in mijn albums breng."
Nys doet het voorval af als zwaar overtrokken, maar begin deze maand liet hij zich in Het Laatste Nieuws ontvallen dat hij wel sympathie kan opbrengen voor het Vlaams Blok. Als geestesvader van Jommeke, was dat een foute uitspraak, zo weet hij nu. Nys werpt ter verdediging op dat zijn mening genuanceerder is dan op het eerste gezicht lijkt. "Ik heb niets tegen vreemdelingen", begint hij zijn betoog, "en je vindt onder de allochtonen heel wat toffe mensen, maar Antwerpen wordt stilaan een getto. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
"De Kortrijkenaren of de Bruggelingen hebben dat probleem niet, en wij vroeger ook niet. Nu hoor je hier niets anders. Er moet iets gebeuren. Eén op drie stemt in Antwerpen op het Vlaams Blok. Eerlijk waar: ik begrijp dat. Laatst liep ik langs mijn gemeenteschooltje in Berchem waar een brief ophing van de directie met de vraag naar meer autochtone kinderen. Het leerlingenbestand bestond voor honderd procent uit Turken en Marokkanen. Daar heb ik toch moeite mee. En als ik dan lees dat Abou Jahjah onze politie nog wil controleren, en even later mijn kleinzoon door twee zwarten in een tram in mekaar geslagen wordt, dan word ik helemaal onnozel. Daar moet men iets aan doen, hoor. Maar wat? De politici hebben er ook geen antwoord op. Het is een zeer moeilijke kwestie. In feite spreek ik er niet graag over, want alle mensen zijn voor mij gelijk. Allemaal. Misschien word ik wel verliefd op een Marokkaanse, wie weet? Als het een 'nette' is, geen probleem. Maar ik vrees dat dat zaken zijn die wellicht pas de volgende eeuw opgelost zullen geraken. Ik denk, om tot een oplossing te komen, dat de wereld maar snel moet leren één groot dorp te worden. Eentje waar de tegenstellingen tussen Oost en West onbestaande zijn. Ik zou graag één soort mens willen zien. Bijkomend voordeel is natuurlijk dat die Noord-Afrikanen schone mensen zijn. Daar zou dan weleens een knap volkje uit kunnen komen, met al die mulatten enzo... Misschien lach ik er nu een beetje mee, maar toch."
Jommeke dan. De feiten. Een beetje trots is hij wel dat de 223 Jommeke-albums onlangs de kaap van vijftig miljoen verkochte exemplaren overschreden. Een beetje jammer vindt hij het evenwel dat zijn papieren knaap nooit buiten het kleine Vlaanderen furore heeft kunnen maken. Pogingen daartoe liepen op niets uit. Frankrijk gaf niet thuis, zo ook de buurlanden Nederland en Duitsland. Dan maar de populariteit in eigen land aanzwengelen, klonk het. Maar terwijl Suske en Wiske deals sloot met luchtvaartmaatschappij KLM om op reis te kunnen, zich verbond met een pretpark of een project en qua merchandising hoge toppen scheerde, is Jommeke nooit de commerciële toer opgegaan. Hoewel, één keer probeerde hij Bobbejaanland voor zijn kar te spannen. "Helaas, dat is volledig mislukt", geeft hij ruiterlijk toe. "Bobbejaan Schoepen had indertijd het idee Bobbejaanland om te dopen tot Jommekesland. Hij kon immers niet blijven jodelen en fluiten, zei hij. Hij wilde zijn toekomst verzekeren. We hebben lange tijd onderhandeld, gingen op bedrijfsbezoek naar een Deens pretpark, trokken naar Duitse fabrieken die voor Disney poppen ontwierpen met zuigers en perslucht. Ik heb een stuk of tien ontwerpen gemaakt van zulke poppen. Mijn fantasie kon ik de vrije loop laten, want ze gingen er veel geld tegen smijten. Een van die ideeën was bijvoorbeeld om een koor van zo'n honderd papegaaien te laten zingen, zoals in het album Paradijseiland. Uiteindelijk heeft Wies Andersen, die toen manager van Schoepen was, hem van het idee afgebracht. Misschien wel terecht. Schoepen heeft een tijdlang een klein gebied omgedoopt tot Jommekesland, maar meer was het niet."
Of hij zich in al die jaren nooit miskend heeft gevoeld, wil ik nog weten. Want Jommeke, tja, dat is toch maar Jommeke. "Eerlijk gezegd, soms wel. Jommeke werd inderdaad afgeschilderd als maar een kinderstrip, alsof daar iets mis mee was. Er werd vroeger steeds over de grote vier gesproken: Willy Vandersteen, Marc Sleen, Bob De Moor en - uiteindelijk konden ze er écht niet meer onderuit - Jef Nys. Maar naar mij werd wat minachtend gekeken, net omdat ik een kinderstrip tekende. Men denkt dat dat makkelijker is. Onterecht, hoor. Maar daar leer je mee te leven." Wat had Nys overigens te maken met de stripscene? Niks. "Beroepshalve heb ik enkele Kuifjes en welgeteld één Suske en Wiske gelezen - De Sissende Sampan. Ik kan geen strips lezen. Echt niet. Het lukt me niet. Toen Asterix in Frankrijk furore begon te maken heb ik er een album van gekocht. Ik ben twee pagina's ver geraakt. Twee! Daarna ben ik maar gestopt. Strips, pfff."
Nys maakt een sprong in de tijd, om uit te komen bij de allereerste Jommekes-albums als De Jacht op de Voetbal, De Koningin van Onderland of De Ooievaar van Begonia, stripverhalen van bijna een halve eeuw geleden. Volwassenen dwepen de dag van vandaag nog graag met die titels. En dat is niet enkel uit nostalgie, zegt Nys. "Toen had ik ook nog steeds geen keuze gemaakt voor welk doelpubliek Jommeke moest dienen. Het was indertijd echt begonnen voor een publiek van 7 tot 77 jaar. Maar op een goede dag zei men me: 'Jef, je gaat last krijgen met die Marc Sleen. Zou je Jommeke niet eerder voor kinderen maken, dan zit je tenminste niet in diens vaarwater?' Ik vond dat niet eens zo'n slechte beslissing. En het loopt nog steeds hé, mijn reeks. Ik denk trouwens dat ik Marc Sleen op zijn tenen heb getrapt met het succes van Jommeke. Hij deed dat goed hoor, zijn werk voor Het Volk - behalve dan zijn tekeningen goed verzorgen omdat hij te veel werk had - maar ik denk dat een van de redenen van zijn vertrek eraan te wijten was dat hij niet langer alleen in de krant stond."
Op de laatste vraag, of hij nooit spijt heeft gehad dat hij bijna vijftig jaar enkel over Jommeke gebogen zat, blijft het even verdacht stil. "Ik had graag geschilderd en gebeeldhouwd", zegt hij dan. "Weet je, als ik zeker was van een goede opvolger, dan zou ik zeggen: 'Jongen, fifty-fifty en ik ben hier weg.' Maar ik ben er nooit in geslaagd de perfecte opvolger te vinden. Dirk Stallaert zag ik wel zitten, maar hij wilde dan weer niet. Jammer. Begrijp me niet verkeerd: ik werk nu met drie assistenten over wie ik erg tevreden ben, maar de klik om mij helemaal niet meer te bemoeien met het proces, is er nog niet geweest."
Of hij nog snel mijn album wil signeren, vraag ik, terwijl ik hem mijn Pommeke toeschuif. Nys aarzelt heel even, grijnst dan. "Ik signeer nooit strips die ik niet zelf getekend heb."