BeschouwingFOMO
Straks komt de angst om iets te missen in alle hevigheid terug, vreest Aaf Brandt Corstius
De coronamaatregelen hadden voor columniste Aaf Brandt Corstius – en vele anderen – óók een kalmerend effect: er viel even niets te benijden. Maar zou, met de huidige versoepeling, fomo – de vrees om iets te missen – in heviger vorm kunnen terugkomen?
Hallo, eerst een disclaimer: fomo is een luxeprobleem. Want fomo is de fear of missing out: het gevoel dat anderen iets geweldigs meemaken waar jij niet bij bent, het knagende vermoeden dat er een spannender reisje, een flitsender feestje, een knappere partner, een boeiender carrièrepad is – of had kunnen zijn.
Een groot, gigantisch luxeprobleem dus, met name weggelegd voor welgestelde mensen, dat evengoed nare gevolgen kan hebben, zoals stress en burn-outs. Het goeie is: in deze rare tijd, die we kunnen beschouwen als een van de grootste en vreemdste experimenten ooit, kunnen we dat hele fomo eens even hard tegen het licht houden. Want het is er ineens niet meer.
Ik spoel terug naar begin maart. Toen de coronamaatregelen net hun intrede hadden gedaan, schrapte ik in één week twee voetbalwedstrijden, een feestje, een freelancersontbijt, een cursusochtend, een lunch, nog een lunch, een etentje, een lezing en een borrel uit mijn agenda. Het voelde raar maar bevrijdend, en een tikje confronterend: zo vol was die agenda dus. En dat terwijl ik dagelijks liep te denken dat ik niet genoeg uit het leven sleepte. (Echt. Het is tragisch maar waar.)
De weken erna schrapte iedereen alles. Mijn schema zag er elke dag zo uit: de kinderen lesgeven, werken, wandeling in het park. Heel soms sprak ik af met mensen, buiten, met thermosflessen thee.
Het klonk, in theorie, niet bepaald leuker dan de eigenlijke plannen die ik had geschrapt. Toch wandelde ik ergens halverwege de coronatijd mijn zoveelste rondje door het Amsterdamse Flevopark, keek naar de bomen waar de zon doorheen scheen en vond dat zo, zo, zo intens mooi en voelde me zo, zo, zó gelukkig dat ik dacht: ben ik high?
Niets te missen
Nee, dat was ik niet. Maar wel tevreden. En kalm. Natuurlijk, een deel van mijn hersenen maakte zich zorgen over zieke mensen, arme mensen, bedreigde kinderen, de economie. Maar zelf voelde ik me, moest ik toegeven, rustig en content. Opvallend vaak. Al dagen. Al weken.
Het had ermee te maken dat ik niets moest, sterker nog, niets mocht. Maar het had er óók mee te maken, en hier geef ik een kwaadaardiger kant van mezelf bloot, dat de rest van de wereld ook niets boeiends aan het doen was. Want ik had echt minder kunnen genieten van al dat rustig aan doen als iedereen om me heen nog steeds aan het uitgaan, carrièrejagen en reizen was.
Mijn fomo, mijn fear of missing out, was stuk. Mijn fomo kon eenvoudigweg niet functioneren. Want er viel niets te missen, niets te benijden.
Ik kon niet door Instagram scrollen en zien dat een kennis van mij op het perfecte Deense vakantie-eiland zat. Ik kon niet chagrijnig door de stad fietsen en uit een raam een jaloersmakend gezellig feestje horen kwetteren. Ik kon niet van een vriendin vernemen dat zij gisteravond de lekkerste vijf gangen van haar leven had gegeten. Hooguit zag ik dat iemand op Instagram een brood had gebakken. Prima. Bak jij lekker brood. Hoef ik niet. Er is toch nergens meel te krijgen.
Ik vroeg eens rond, en ik was niet de enige die dit ondervond. En fomo is heus niet alleen iets van verwende veertigers en millennials. Mijn 80-jarige schoonmoeder, het type dat pre-corona dagelijks een theater, bioscoop of feestelijkheid bezocht en nu gedwongen alleen thuiszat, zei: ‘Ik voel me heel rustig. En het prettige is: verder doet ook niemand iets leuks.’
Toen ik een vriendin vertelde over mijn platliggende fomo, haalde zij Annie M.G. Schmidt aan, die over de oorlog had gezegd: ‘Een van de rustigste en prettigste perioden van mijn leven.’ Het deed ook denken aan de Oost-Duitsers, die na de val van de Muur veel meer mogelijkheden en vrijheden kregen, maar massaal terugverlangden – Ostalgie – naar de tijd dat ze achter die muur leefden. Hoogleraar psychologie Sheena Iyengar (Columbia Business School) vertelde in de podcast Hidden Brain: “De Oost-Duitsers konden na de val van de Muur ineens kiezen uit heel veel soorten asperges. Maar ze hadden niet meer die ene asperge die vroeger hun enige keus was. En die vonden ze de lekkerste.”
Mensen zijn, weet Iyengar al heel lang, niet goed met een overdaad aan keuze. Zij deed in 2000 een inmiddels beroemde proef met jampotten in een winkel; mensen bleken prima te kunnen kiezen uit zes soorten jam en waren dan ook tevreden, maar kiezen uit 24 potten was lastig, en na het kiezen hadden ze vaak het gevoel dat ze verkeerd hadden gekozen – fomo dus. Conclusie: geen keus is niet goed voor een mens, een beetje keus is goed, te veel keus niet.
De Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog of een pandemie als manier om je keuzemogelijkheden en daarmee je stomme fomo uit te schakelen. Dat is dieptriest. Want tuurlijk, het is prettig dat we op dit moment als mensheid even niet de neiging voelen om als een dolle op concerttickets, verre reizen en topbanen te jagen. Maar waarom hebben we daar zoiets ergs voor nodig? En het gejaag en gejakker, en de aanpalende fomo, dat komt natuurlijk weer terug.
Sterker nog, ik heb het alweer even gevoeld. Langzaam openen er weer zaken, en ik las dat er een restaurant in Amsterdam was dat glazen tuinkasjes had neergezet waarin je met z’n tweeën kon dineren. Coronaproof uit eten. Alles was al volgeboekt, stond erbij. Mijn fomobellen gingen rinkelen. Hier had ik bij geweest moeten zijn. Wat was er gebeurd met de vrouw die een week geleden nog met een thermosfles in het park zat en uitriep: ‘Dit is alles wat ik nodig heb!’ Ik heb hulp nodig. Dat is duidelijk.
Ik bel psycholoog Andries van der Leij (Universiteit van Amsterdam). Zijn vakgebied, de neuro-economie, gaat ‘precies hierover’, zegt hij, als ik mijn fomokwestie aan hem voorleg. “Mensen willen keuzen maken die hun geluk vergroten. En fomo is daar een effect van, want als je keuzen maakt uit een groot aanbod, loop je altijd de kans dat je iets misloopt dat beter of leuker was. Fomo is een specifiek luxeprobleem dat voor veel gelazer zorgt.”
Van der Leij beaamt dat het actuele gebrek aan fomo een positieve bijvangst van de coronacrisis is. “Misschien komen we met z’n allen tot het besef: ik ben wel erg veel met anderen bezig geweest. Want te veel met elkaar bezig zijn is de drijvende kracht achter fomo. De ander heeft een leukere vakantie, leukere kinderen. Dat hoor je van ze, dat zie je op hun foto’s op Instagram. Maar momenteel valt er niets te posten. Mensen posten alleen maar afbeeldingen van exponentiële curven. Dat is saai, en dat egaliseert lekker.”
Voorpret
Maar vóór de coronatijd woonden we in een land dat volgens Van der Leij voor veel mensen ‘één grote snoepwinkel’ was. “Je kon kiezen tussen duizenden vakantiebestemmingen. Dus je gaat wekenlang googlen. Dat noem je dan voorpret. Maar door dat te doen, kun je alleen maar teleurgesteld raken, want je weet wat je kiest, en dus ook wat je mist. Dus als je uiteindelijk Vietnam boven Cambodja kiest omdat het daar minder regent, en het regent tóch, dan voel je teleurstelling. En die teleurstelling heb je zelf opgebouwd.”
Naast de overweldigende keuzemogelijkheden die tot teleurstelling leiden, is er ook nog competitie. Met anderen. “We hebben geen godsdienst meer om onze identiteit aan te ontlenen, we moeten onze hele identiteit ontlenen aan onze keuzen. En dat gaat verder dan een product in een winkel kiezen dat ons status verleent. Nee, het is nog beter om iets mee te maken. Iets wat anderen niet hebben meegemaakt. Het gevoel van: ‘Daar had je bij geweest moeten zijn’. Zo’n ervaring geeft je status. En het geeft degenen die er niet bij waren fomo.”
Het erge is: nu we versoepelde maatregelen krijgen, komt fomo misschien in heviger vorm terug. Want als theaterbezoek, concerten, reisjes mondjesmaat worden toegestaan, zal er schaarste optreden. “Dan kunnen mensen nog meer tegen elkaar opbieden, en is de fomo misschien heftiger.”
Slecht nieuws dus voor fomolijers. Maar kunnen we, nu we tijdens deze pas op de plaats zo goed bezig zijn met onze introspectie, dan niet zo veel kritisch zelfonderzoek doen dat we nooit meer fomo krijgen? Ik wil straks dolgraag weer genieten van kunst, cultuur, eten en reizen. Maar ik wil niet ook terug naar die jachtige gedachte dat het steeds beter en meer moet.
“Dat is heel lastig’, zegt Van der Leij. Al zijn er methoden te bedenken. “Je kunt oogkleppen opzetten en zo je keuzen beperken. Dus: niet alle uitagenda’s bijhouden, niet wekenlang reisbestemmingen googlen. Simpelweg minder te weten komen over wat je kunt kiezen, zorgt ervoor dat je achteraf ook minder spijt kunt hebben van je gemaakte keuze.”
Andere optie: keuzen uitbesteden. Een luxeoplossing voor een luxeprobleem. “Denk aan mensen die niet kunnen kiezen hoe ze hun huis moeten inrichten en een interieurontwerper inschakelen.” Optie nummer drie: “Loop zomaar een museum binnen. Zet zomaar een film aan die op dat moment op tv is. Laat de dingen je gewoon overkomen. Dat maakt het leven simpeler, echter en verrassender. Zo worden dit soort ervaringen een soort cadeaus: de film kan tegenvallen, maar je staat jezelf ook eens toe om plezierig verrast te worden.”
En misschien is fomo niet alleen slecht. “De zucht naar nieuwe ervaringen is ook mooi”, vindt Van der Leij. “Tuurlijk, een taoïst kan uren naar een bloemblad kijken en is daar tevreden mee. Maar als je over zo iemand een roman schrijft, wordt dat een erg saai boek.”
Misschien is een leven met veel keuzen en alle aanpalende spanning toch te verkiezen boven “zen leven in een emotionele koelkast”. “Maar gezond is het niet. Want al die dingen – niet kunnen kiezen, keuzefouten maken, anticiperen op spijt die je nog gaat krijgen – zorgen voor stress en burn-outs. We leggen de lat veel te hoog. En daardoor heb je de hele tijd het gevoel dat je niet voldoet.”
Door corona ben ik al bijna die taoïst geworden die uren naar een bloemblad kan kijken. Had ik nooit van mezelf verwacht. Wie weet verras ik mezelf ook als alles ooit weer mag: dan ben ik daar zo gelukkig om dat ik misschien vergeet te vrezen dat ik iets mis.