Verenigde Staten
Stemmen? Eerst je rijbewijs halen: deze strategieën moeten kiezers ontmoedigen
Zelfs al wil een duidelijke meerderheid van de Amerikaanse bevolking dat de Democraten aan zet komen, dan is nog niet gezegd dat dat ook gebeurt. Er zijn namelijk nogal wat redenen waarom de meerderheid een minderheid kan blijven.
Ooit al van ‘voter suppression’ gehoord? Stemmen vergt in de Verenigde Staten meer inspanning dan bij ons, en daarom is de opkomst vaak laag, zeker tijdens de midterms. Omdat er geen centraal bevolkingsregister is, moet je je eerst registreren. Daarna heb je een identiteitsbewijs nodig, wat betekent dat je soms je rijbewijs moet halen om te kunnen stemmen. Vervolgens moet je naar het stemlokaal, soms kilometers verderop.
Onder Republikeinse staatsbestuurders is het in zwang geraakt om de barrières te verhogen. Daardoor krijgen twijfelaars nog minder zin om te stemmen. Als dat bevolkingsgroepen raakt die vooral op de oppositiepartij stemmen, is dat in het voordeel van de zittende macht.
Lees ook: Bepalen de midterm-verkiezingen het lot van Trump?
Scheids speelt mee
Een paar voorbeelden van de afgelopen maanden. In North Dakota mogen mensen niet meer stemmen als ze geen normaal thuisadres hebben. Dat treft vooral indianen, die in reservaten vaak op informele adressen wonen en hun post in een postbus laten bezorgen. Zij stemmen meestal Democratisch. Het besluit werd vorige maand bekrachtigd door het Hooggerechtshof.
In het stadje Dodge City in Kansas (27.000 inwoners) werd het stemlokaal verplaatst van het gemeentehuis naar een expositiecentrum op een locatie buiten de stad, meer dan anderhalve kilometer van de dichtstbijzijnde bushalte. Meer dan de helft van de inwoners van Dodge City zijn latino’s, die meestal Democratisch stemmen. Op een protest van burgerrechtenorganisatie ACLU reageerde de (Republikeinse) directeur van de lokale kieskring in een mailtje met ‘LOL’.
In Georgia hielden lokale autoriteiten een bus tegen vol (zwarte) bejaarden die naar een stemlokaal werden vervoerd, omdat dat een politieke activiteit zou zijn. En zowel in Kansas (Kris Kobach) als Georgia (Brian Kemp) is de beambte die verantwoordelijk is voor de verkiezingen zelf kandidaat voor het gouverneurschap. De scheidsrechter speelt dus mee.
Dan is er nog een techniek die bekendstaat als ‘gerrymandering’. In 2010 wonnen de Republikeinen na een strategische operatie met overmacht de verkiezingen in de staten. Ze namen de macht over in veel gouverneurshuizen en staatsparlementen. Vervolgens konden ze de kiesdistricten zo aanpassen dat ze met zo klein mogelijke meerderheden zo veel mogelijk districten wonnen.
Dat is mede de reden waarom de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden nu een marge hebben van zo’n 11 procent, terwijl ze in 2016 slechts 1 procent meer stemmen hadden gehaald. Inmiddels heeft een rechter Pennsylvania gedwongen tot een eerlijkere politieke kaart, maar het voordeel bestaat in andere staten nog steeds, nadat het Hooggerechtshof er in juni niet over wilde oordelen.
Winner takes all
Een andere belangrijke reden voor de disproportionele zetelverdeling is dat Democraten ‘zichzelf sorteren’ en op een kluitje in de steden zitten, wat betekent dat ze ook zonder Republikeinse ‘gerrymandering’ in het nadeel zijn. Al bij al moet de marge van de Democraten ten opzichte van de Republikeinen nu volgens schattingen zeker 5 procent zijn om een meerderheid in het Huis van Afgevaardigden te krijgen.
‘Gerrymandering’ is de reden waarom deze lokale verkiezingen ook bijzonder belangrijk zijn. Wie de gouverneurschappen en staatsparlementen voor de komende vier jaar in handen krijgt, heeft controle over de volgende districtsindeling. Die vindt plaats na elke bevolkingstelling, elke tien jaar. De volgende is in 2020. De Democraten proberen de districtsindeling wettelijk aan onafhankelijke commissies toe te bedelen.
Elke staat levert twee senatoren, iets wat in 1788 na een lang debat grondwettelijk werd vastgelegd. Dat betekent dat Wyoming (bijna 580.000 inwoners) evenveel zeggenschap heeft in de Senaat als Californië (bijna 40 miljoen inwoners). Kleine of dunbevolkte staten zijn relatief in het voordeel, vergeleken met grote of dichtbevolkte staten. De politieke en culturele scheidslijnen in het land lopen meer dan ooit langs de grens tussen landelijke en stedelijke gebieden: het platteland is conservatief. Dus vertaalt het rurale voordeel zich in een conservatief voordeel.
Zo zijn nu 51 van de 100 senatoren Republikeins, terwijl zij maar 44 procent van de bevolking vertegenwoordigen. Overigens zit daar weer een ander onrecht achter, namelijk het ‘winner takes all’-principe: een staat als Californië levert twee Democratische senatoren, ondanks het feit dat er ook miljoenen Republikeinen wonen.
Controle? Niet nodig
Elke staat is bovendien verantwoordelijk voor zijn eigen stemprocedures. Daardoor is er weinig centraal toezicht op de verkiezingen. De Republikeinen in Washington willen zich ook niet te veel met de staten bemoeien. In augustus vond het Congres, ondanks zorgen over mogelijke Russische hackpogingen van stemmachines, het niet nodig 250 miljoen dollar extra beschikbaar te stellen ter controle van de procedures. En toen het ministerie van Binnenlandse Veiligheid een (gratis) cybercheck aanbood, werd die door elf staten geweigerd.
Dat betekent bijvoorbeeld dat niet alle stemmachines vandaag een ‘papieren spoor’ genereren, waarmee uitgebrachte stemmen nageteld zouden kunnen worden.
Een van de mannen die de hulp van het ministerie weigerde, en ook een papieren spoor onnodig vindt, is Brian Kemp in Georgia. Toen dit weekend het gerucht opdook dat de stemmachines in Georgia gehackt zouden zijn, begon Kemp, de Republikeinse coördinator van de verkiezingen en tevens kandidaat voor het gouverneurschap, wel een onderzoek. Naar de Democraten.