AnalyseEconomie
Stakingen in Nederland en Duitsland, pensioenrellen in Frankrijk, conflict bij Delhaize: de sociale strijd is helemaal terug
Een pensioenrevolte in Frankrijk, opeenvolgende stakingen in Duitsland en Nederland en een slopend conflict bij Delhaize in eigen land: plots slaat de vlam overal in de pan. Geen toeval. Wat is er dan wel aan de hand?
“Stakingsrecht: wat zijn de voorwaarden?”, zo luidt de kop op een persbericht dat hr-dienstverlener Partena donderdagochtend uitstuurde. In het bericht vat het bedrijf keurig de hoofdlijnen samen van de rechten en plichten bij een bedrijfsstaking.
Het moet zijn dat het nodig is.
Er lijkt alleszins iets in de lucht te hangen. Bij Delhaize gaat de staking tegen de plannen om het winkelbestand over te dragen aan zelfstandige onderaannemers haar vierde week in. Dat is niet uitzonderlijk maar wel ongewoon lang voor een sociaal conflict in dit land.
Tezelfdertijd kijkt de wereld naar het aanhoudende verzet in Frankrijk tegen de plannen van president Emmanuel Macron om de pensioenregels te verstrakken, inclusief harde confrontatie tussen politie en betogers. Maar ook in Duitsland was er afgelopen week nog een grote stakingsdag, terwijl in Nederland in de voorbije drie maanden al meer gestaakt is dan in het volledige vorige jaar.
Natuurlijk hebben die conflicten elk hun eigen oorsprong en logica. Bij Delhaize gaat het in eerste instantie puur om een bedrijfsbeslissing. “Het belang van dit conflict zit ’m erin dat moederbedrijf Ahold en ook Delhaize zelf de Belgische traditie van sociaal-corporatistisch overleg uitdagen”, zegt Ive Marx, professor sociaal-economisch beleid (UA). “In vergelijking met andere landen, waar de vakbonden zwakker staan en inspraak uitgehold is, speelt het sociaal overleg hier wel een grote rol in de economische ordening. Ahold denkt dat het zomaar al zijn winkels in België kan verzelfstandigen en dat het de vakbonden enkel hoeft te ‘informeren’, maar zo zien de vakbonden het niet. Dat maakt de botsing zo hevig. Ik ben benieuwd wie het zal halen.”
In Frankrijk is het massaprotest politieker geïnspireerd. President Macron is er al maandenlang de kop van Jut omdat hij de voorwaarden voor vervroegd pensioen wil verstrengen. Het verzet tegen dat plan wordt gretig geduid als een bewijs dat de Fransen liever nu van het leven genieten dan dat ze de sociale zekerheid in de toekomst veiligstellen. Dat klopt niet helemaal.
Concreet stelt de regering voor dat enkel wie 43 jaar gewerkt heeft vroeger op pensioen mag dan op de wettelijke leeftijd van 67. Nu is dat nog 41,5 jaar. Dat is een maatregel die bijna uitsluitend kortgeschoolden treft. Wie lang gestudeerd heeft, besefte toch al dat hij ongeveer tot zijn 67ste aan de slag zou moeten blijven: 25 jaar + 41,5 was sowieso ook al bijna 67. Bij wie al op 16 begint te werken, ligt dat anders.
Dat is niet erg sociaal, want juist in die kortgeschoolde groep ligt de levensverwachting veel lager. In België loopt het verschil in gezonde levensjaren volgens opleiding op tot 10,5 jaar bij jongens en zelfs 13,4 jaar bij meisjes van 25. Die kloof wordt maar zelden in rekening genomen in het pensioendebat, in Frankrijk en hier.
Maar het massale Franse verzet, over alle leeftijden heen, wortelt in een dieper onbehagen: wegkwijnende koopkracht. Dat Macron in zijn antwoord op de kritiek met een boog om de impact van de hoge inflatie heen loopt, wordt hem door velen kwalijk genomen. Denk aan de ophef over het horloge (geschatte waarde: 3.000 euro) dat hij droeg tijdens een tv-interview.
En dat verbindt de vurige strijd in de grote Franse steden wel met de stakingen die elkaar in rap tempo opvolgen in Nederland of Duitsland, landen die in sociaal-economische analyses doorgaans toch bij de ijverige leerlingen worden ingedeeld. Dus ja, wat is er aan de hand?
Kantelpunt
“We staan toch op een kantelpunt”, meent cultuurfilosoof Eric Corijn, auteur van het progressief geëngageerde boek Vlaanderen, ontwaak! Tegen de grondstroom (2022). Daarin beschrijft hij hoe ‘links’ in Vlaanderen de sociaal-economische en culturele strijd tegen rechts verloor. “We zitten aan het einde van het neoliberale tijdperk van ongeremde vrijhandel en deregulering. Eerst corona en dan de energiecrisis hebben getoond dat economie en samenleving het niet redden zonder overheidstussenkomst. En nu zitten we op een punt dat overheden diep in de schulden zitten, dat het inkomen van mensen door de inflatie onder druk staat en dat tegelijk de bedrijven hun winsten op hoog niveau kunnen houden. Als zulke bedrijven dan blijven duwen op loonmatiging, dan knapt er iets.”
Inflatie is de motor achter veel van het nu oplaaiende verzet. Dat is niet erg verwonderlijk: scherp stijgende prijzen zijn in de geschiedenis altijd al sociaal buskruit geweest. Zoals het ook niet verwonderlijk is dat het in België, behalve bij Delhaize, al met al vrij rustig blijft. De vaak bekritiseerde automatische loonindexering behoedt veel gezinnen voor sterk koopkrachtverlies, zoals dat in de omringende landen wel werd gevoeld.
Daarbovenop nam de regering een prijzige batterij maatregelen om de inkomens van huishoudens te beschermen. Wat aardig lukte, zo leert onderzoek van de UGent waarover De Standaard berichtte.
“Daarom zou ik niet meteen van een grote omwenteling spreken”, nuanceert Ive Marx. “Het is perfect logisch wat er nu gebeurt. Ook in het VK is er al stevig gestaakt. Het is ook geen toeval dat het nu daar, in Nederland of in Duitsland wat feller toe gaat. Dat zijn landen met een aanzienlijke groep werknemers met zwakke statuten en lonen, zonder veel syndicale bescherming. Hier heeft winkelpersoneel ook een veeleer laag loon, maar in vergelijking met andere landen valt de precariteit nog redelijk mee. Als de koopkracht daar een duik neemt, betekent dat meteen een groot risico op echte ellende.”
Er is wel iets bijzonders aan de hand met die inflatie. In een opmerkelijke analyse op de blog van de Europese Centrale Bank waarschuwen enkele ECB-economen dat niet de stijgende lonen de inflatie omhoogstuwen, maar wel... bedrijfswinsten. Anders gezegd: nogal wat bedrijven proberen om hun winstmarge op (hoog) peil te houden of nog op te krikken door de prijzen te verhogen. Zelfs hoger dan stijgende kosten verantwoorden. “Hoge kosten (bijvoorbeeld voor energie) maken het ook gemakkelijker voor bedrijven om hun winstmarges te verhogen, omdat ze het moeilijker maken om te bepalen of de gestegen prijzen veroorzaakt zijn door gestegen kosten of gestegen marges.”
“Dit is wel flagrant, maar eigenlijk zien we dat al een tijdje”, analyseert Matthias Somers van de linkse denktank Minerva. Somers berekende dat in België de gemiddelde brutowinstmarges van bedrijven op een recordhoogte zitten. De energiecrisis verandert die situatie vooralsnog niet.
Somers: “Terwijl de brutowinstmarges stijgen naar ongekende hoogte, daalt het arbeidsaandeel, de kosten die bedrijven maken voor lonen en sociale bijdragen. De lastenverlagingen en loonsubsidies spelen een significante rol in de winstopbouw. Ook in andere landen zie je dat bedrijven inzetten op het drukken van loonkosten en tegelijk op het opvijzelen van de winstmarges. Vaak met de overheid als bondgenoot. De koopkrachtcrisis heeft die strategie nu onder druk gezet.”
En daarin speelt ook de Europese Centrale Bank een betwistbare rol, vindt Mattias Vermeiren, professor politieke economie (UGent). “De ECB wil de hoge inflatie bestrijden door de rente te verhogen. Zo wil ze dus de economische vraag afremmen, de groei tot stilstand brengen en ook kunstmatig werkloosheid creëren. Op die manier zijn het dus de werknemers die de prijs betalen van de inflatieschok.
“Op dit moment zitten we met kraptes op de arbeidsmarkt. Die worden altijd eenduidig negatief voorgesteld, terwijl ze voor een werknemer toch ook een hefboom zijn om betere loonvoorwaarden te onderhandelen of om een betere baan te vinden. Dat wil de ECB dus weg. Bij die strategie kan je toch vragen stellen, zeker nu blijkt dat het niet in de eerste plaats de lonen zijn die de inflatie stuwen.”
Maar gaat er ook iets veranderen, of waait deze ‘nieuwe sociale strijd’ straks gewoon weer weg?
Matthias Somers tempert de verwachtingen. “Ach, we hebben die omwenteling al zo vaak voorspeld. Wat is er overgebleven van Occupy Wall Street? Niks. Tijdens de coronacrisis bleek dat de essentiële beroepen die economie en samenleving overeind houden vaak met precaire statuten, zware werkdruk en lage lonen kampen. Wat rest nog van de waardering voor die mensen? Bij de eerste de beste hobbel, detacheert Delhaize al zijn personeel naar verzelfstandigde winkels.”
Dat we op weg zijn naar een nieuwe ‘klassenstrijd’ gelooft socioloog Mark Elchardus alvast niet. In zijn spraakmakende werk Reset poneerde hij dat sociale klasse niet meer kan dienen als gemeenschapsafbakenend element, in tegenstelling tot nationalisme. Daar blijft hij bij, ook al wordt er volop betoogd en gestaakt. “Ik heb nooit ontkend dat er nog grote sociaal-economische problemen zijn en ongelijkheden om te bestrijden. Ik zou zelfs durven zeggen dat met name ook linkse partijen te weinig in de weg gelegd hebben van de gedereguleerde en snelle verplaatsing van kapitaal. Dat model kraakt nu in zijn voegen, maar ik betwijfel of kiezers die verandering willen als eerste aan linkse partijen zullen denken.”
Ook Eric Corijn is sceptisch over een politieke trendbreuk. Hij ziet het ‘ontwaak’-moment uit de titel van zijn boek nog niet meteen nabij komen. “Je ziet nu wel dat alle progressieve partijen empathie tonen voor het lot van de Delhaize-medewerker, maar tot een fundamentele, nieuwe linkse visie die het bestaande denkkader uitdaagt, komt het niet. Daarvoor staat links te verdeeld. Het enige echte ‘tegenverhaal’ komt vandaag van radicaal-rechts.”
Zo lijkt ook de Franse kiezer het te zien. Peilingen tonen aan dat in Frankrijk niet de linkse oppositie het meeste garen spint bij de brede tegenstand tegen president Macron, wel de radicaal-rechtse Rassemblement National van Marine Le Pen. Zij vormt virtueel de grootste partij van het land.