Jongere zkt. huisWoningprijzen
SOS vastgoed: wie nu een nieuwe woning wil kopen, is eigenlijk te laat of te vroeg
Heb je als jongere gespaard? Ook dan lijkt een eigen huis amper nog haalbaar. Zeker in de centrumsteden swingen de prijzen de pan uit. Experts en jonge kopers over de lastige zoektocht naar een huis, en waarom jongeren steeds vaker op hun ouders rekenen.
Het slechte nieuws voor jonge huizenjagers valt niet te versuikeren: ze hebben pech. Brute pech. Corona maakt hun huizenqueeste nog ellendiger dan ze al was. Want het virus dat binnenkort meer varianten heeft dan er letters zijn in het Griekse alfabet maakte ook de vastgoedmarkt koortsig. “Door corona hebben heel veel mensen beslist: hop, we willen een nieuwe woning”, zegt Béa Vandendael van Era Immpuls Overijse, de woningexperte van het tv-programma Blind gekocht. “Deze kopers willen de instapklare woningen waar ze met valies en verhuiswagen kunnen aankomen en direct hun leven kunnen voortzetten. Daarvoor zijn ze bereid om heel ver te gaan, ook financieel.”
(Deze kaarten zijn gebaseerd op Statbel-info voor 2021, de prijzen zijn nog niet voor elke gemeente bekend)
Gevolg: veel (te veel) mensen lonkten vanuit hun kot naar die kant-en-klare huizen en begonnen elkaar te overbieden. Het Belgische vastgoed werd dan ook, zo leren cijfers van Statbel, in een jaar tijd 6,7 procent duurder. “Veel mensen wilden ineens een comfortabeler huis omdat ze vaker thuis werkten en naar meer buitenruimte verlangden”, zegt Kevin Gobbers van Wellimmo in Antwerpen. “Zij boden de zotste prijzen. Het doel van deze kopers was: ‘Wij moeten tegen volgende zomer – nu dus – op dat terras kunnen zitten.’”
Sara (33) is een van die ‘coronavluchtelingen’. De geboren en getogen Antwerpse wisselde dit voorjaar haar stadsappartement zonder buitenruimte voor een gelijkvloers met tuin buiten de Singel. “Had me dat twee jaar geleden gezegd en ik had je gek verklaard. Maar ik merkte in de lockdown dat ik buitenruimte ontzettend begon te missen, ook al heb ik altijd in de stad gewoond. Wanneer ik in een park ging zitten om te lezen, overviel de drukte me. Ik liep permanent rond met een opgejaagd gevoel. De stad als terras bleek niet voldoende.”
De dertiger heeft nu een bescheiden stadskoer waar ze vanaf de namiddag volle zon heeft.
Al wie nu zijn zinnen op een nieuwe stek zet, zeker in de dertien centrumsteden, is eigenlijk te laat of te vroeg. Te laat, omdat de prijzen na de eerste lockdown vorig jaar in de lente enorm gestegen zijn. Te vroeg, omdat die abnormale stijgingen wellicht – zo voorspellen banken, makelaars en notarissen – in de herfst weer zachtjes zullen dalen.
De overheidsmaatregelen vallen stilaan weg, en dus loeren er – helaas – meer faillissementen en meer werkloosheid om de hoek. Dat zou de vastgoedprijzen moeten ‘kalmeren’. Makelaar Kevin Gobbers: “De interesse neemt nu al wat af. Dat is klassiek: bij de eerste warme dagen willen de mensen gaan BBQ’en en terrasjes doen. Mensen zitten niet meer uren binnen op immosites te scrollen of zich aan de grootte van hun terras te ergeren.”
Enveloppe bij de koffie
Naast de timing is locatie álles in de vastgoedsector, en dat is meer dan een standaardpraatje van flitsende makelaars uit de absurd populaire tv-programma’s over vastgoed. Decennialang onderzoek bevestigt die uitspraak. “De gemiddelde woningprijzen in heel België gaan gestaag omhoog”, zegt Frank Vastmans (KU Leuven), woningmarkteconoom bij het Steunpunt Wonen. Maar er zijn regionale verschillen. De prijzen in de Vlaamse centrumsteden stegen de laatste vijf jaar gemiddeld met 4,75 procent, waar dit in de rest van Vlaanderen iets minder dan 4 procent was.
In sommige wijken in de stadscentra bemerken makelaars zelfs stijgingen van 12 tot 15 procent. Huizen die vorig jaar 300.000 euro kostten, staan nu op immosites te blinken voor 485.000. Mensen overbieden met tienduizenden euro’s de vraagprijs om toch maar in BoHo (Borgerhout) of aan ’t Zuid (in Antwerpen en Gent) te kunnen wonen. Of ze proberen de verkopers te verleiden – zo luiden geruchten – met een etentje in een sterrenrestaurant of dure festivaltickets opdat ze toch maar op hun schamele bod zouden ingaan.
Maakt die koopwoede dat kinderen vaker bij hun (groot)ouders aankloppen? Veel bankiers, economen en notarissen menen van wel, maar uitgebreide cijfers zijn haast niet te vinden. Ouders geven of lenen hun kinderen vaak geld via onofficiële kanalen – een enveloppe op zondag bij de taart – en daar zijn geen ‘bewijzen’ van.
Slechts zelden worden deze giften of schenkingen bij de notaris op papier gezet of geregistreerd. Bij vele families gaat het dan om een soort voorschot op de erfenis of om het delen van de winst die deze ouders of grootouders maakten toen ze hun eigen gezinswoning verkochten om kleiner te gaan wonen.
Het Grote Woononderzoek geeft wel een goede indicatie van de gestegen ‘hulp’ van de mama’s, papa’s maar ook bomma’s en bompa’s van de starters. In de periode tussen 1995 en 2000 kreeg 20 procent van de starters hulp van zijn familie, in de tien jaar erna was dat al 40 procent.
De laatste jaren gaat het wellicht om de helft van alle starters. “Gemiddeld gaat het om 30.000 euro”, zegt onderzoeker Kristof Heylen (HIVA-KU Leuven). “Tien jaar geleden was dit bedrag even hoog. De steun van ouders en grootouders blijkt een constant gegeven.”
Hilde en haar man bijvoorbeeld gaven hun dochters 25.000 euro en leenden hen nog eens 18.000 euro zonder interest. “Maar die lening hebben we later laten vallen. Wij zijn niet heel rijk, maar hebben altijd voltijds gewerkt en gespaard.
“Ik doe mijn kinderen liever nu een plezier dan dat ze later erven wanneer het niet meer nodig is. In de toekomst hoop ik hen nog verder te kunnen helpen, als ze een nieuwe badkamer willen, of zo. Als je daardoor zelf niet in de problemen komt... Het is al moeilijk genoeg voor de jongeren vandaag.”
Jongeren zelf leggen gemiddeld ook 30.000 euro op tafel dat ze zelf bijeengespaard hebben. Tussen 2016 en 2018 vormde de inbreng van eigen spaargeld en middelen van de (groot)ouders samen gemiddeld zo’n 15 procent van de hele aankoopsom van de eerste woning. Cijfers na 2018 over de inbreng van de (groot)ouders kon het Steunpunt Wonen nog niet geven, maar de onderzoekers vermoeden sterk dat de coronacrisis ook hier haar invloed laat gelden. “De kans bestaat dat ouders na deze coronacrisis hun kinderen nog meer gaan steunen om een eigen woning te verwerven”, zegt Vastmans (HIVA-KU Leuven).
Doorschuifoperatie
Veel vijftig- en zestigplussers hebben immers meer dan een jaar tussen de kamerplanten, de goudvissen en de broodbakmachine geleefd. Ze gingen minder op zwier en gaven minder geld uit dan gewoonlijk. Dat kan zich vertalen in nog meer financiële duwtjes in de rug voor hun kinderen, waardoor die de zware prijsstijgingen op de vastgoedmarkt beter kunnen behappen. Het contrast met hun generatiegenoten zonder vrijgevige ouders wordt dan wel weer scherper.
Experts -of het nu makelaars, bankiers of academici zijn- waarschuwen ervoor dat de kloof tussen de kopers (de hogere klassen en middenklasse) en niet-kopers steeds moeilijker te overbruggen valt. Aan de ene kant staan de investeerders die met hun spaargeld panden opkopen én de jongeren die zich dankzij geld van hun familie een woning kunnen aanschaffen. Aan de andere kant blijven de mensen staan die geen spaarpot van hun (groot)ouders meekregen en vaak levenslang moeten blijven huren. Verhoudingsgewijs neemt hun huur ook een grotere hap uit hun budget dan de lening bij de kopers. Daar, en niet bij de eigenaars, slaat de armoede ook veel sneller en makkelijker toe, bevestigt onderzoek keer op keer.
Wie het zich wel kan permitteren om zijn kinderen financieel te steunen, kan sinds 2019 een beroep doen op ‘de doorgeefschenking’. Ouders kunnen een deel van wat ze erven binnen het jaar belastingvrij doorgeven aan hun (klein)kinderen. Vooral vastgoed blijkt populair bij deze ‘doorschuifoperatie’. In 2019 waren er 265 aktes met zulke schenkingen, in 2020 waren dat er al 631, en in de eerste vijf maanden van dit jaar al 320, zo schreef De Tijd afgelopen week.
Vooral in de studentensteden zorgt dat voor zware competitie tussen twintigers en dertigers die allemaal dezelfde huizen begeren met moulures, veel licht en op z’n minst een ‘catio’ (een terras waar de kat zich kan uitleven). Daar is de vraag nu vele malen groter dan het aanbod.
Al die starters willen pal in de ‘15 minutenstad’ leven. Wonen, boodschappen doen en ontspannen, het moet allemaal binnen het kwartier kunnen. “Maar in die steden zijn de plaatsen beperkt”, zegt Vastmans. “Een steeds groter deel van de starters zal zich niet kunnen vestigen waar ze willen. Dat zorgt voor frustraties.”
Die frustraties verklaren ook de resultaten van een enquête waar adviesbureau Immotheker Finotheker eind mei mee uitpakte. Ivox peilde op vraag van deze vastgoedadviseurs bij 2.000 jongeren naar hun woonwensen versus hun financiële realiteit. Bij de niet-eigenaars tussen 21 en 35 jaar (in het jargon zijn dit de ‘starters’ die een eerste woning willen verwerven) zegt 64 procent dat het voor hen onmogelijk is om een eigen woonst te kopen. Erger nog: 10 procent van hen denkt zelfs nooit nog een eigen woning te kunnen kopen.
“Veel jongeren menen dus dat de woningmarkt voor hen op slot is”, besluit John Romain van Immotheker Finotheker. “Ze hebben het gevoel dat ze op alle vlakken het gelag moeten betalen: de huizen zijn duurder, de leningen moeilijker te krijgen en ze zijn niet meer zeker van hun pensioen en onze – ooit zo robuuste – sociale zekerheid. Dat verklaart die erg negatieve verwachtingen.”
De Nationale Bank en de Vlaamse regering minimaliseren de alarmerende cijfers van deze enquête. “De laatste tien jaar blijven jongeren rond dezelfde leeftijd het ouderlijk nest verlaten, gemiddeld rond de leeftijd van 25”, zegt Vlaams minister van Wonen Matthias Diependaele (N-VA).
Het aandeel jongere kopers die een hypothecaire lening afsloot, schommelt sinds 2015 ook steeds rond de 35 procent. Verder terug in de tijd was het aandeel twintigers en dertigers wel een stukje groter: in 2010 ging er nog 39 procent van de hypothecaire kredieten naar jongeren onder de 35. “Onze cijfers zijn gebaseerd op alle hypotheekleningen die geregistreerd worden in ons land en geven dus een waarheidsgetrouw beeld van de situatie op de woningmarkt”, zegt Nationale Bank-woordvoerder Geert Sciot.
Vocht in de kelder
De strengere voorwaarden om te lenen, die nu zo’n twee jaar in zwang zijn, hinderen de jongeren ook niet volgens de Nationale Bank om een eigen huis te kopen. Door die nieuwe regels mag het ontleende bedrag nog maar 90 procent zijn van het aankoopbedrag en moeten kopers dus 10 procent zelf ophoesten. Voor starters mogen de banken wel soepeler zijn. “Wij willen de jonge gezinnen niet penaliseren en in onze richtlijn verwijzen we daar specifiek naar”, zegt Sciot nog. “Wij willen vooral vermijden dat er nog meer mensen, die daarvoor eigenlijk de middelen niet hebben, in vastgoed zullen investeren om te speculeren. De financiële crisissen in de VS, Spanje en Portugal ontstonden allemaal op de woningmarkt. We moeten dus echt voorkomen dat er vastgoedbubbels ontstaan. Je kunt gewoon niet toelaten dat iedereen een eigen woning koopt. Dat is ondoenbaar.”
Het financieel agentschap Bloomberg maakte onlangs bekend dat er maar zeven landen zijn waar het risico op een vastgoedzeepbel nog groter is dan in ons land.
Wij staan net achter de VS, op de achtste plaats. Nieuw-Zeeland, Canada en Zweden zitten in de top drie. Een verdere oververhitting van de markt, gevolgd door een (plotse) implosie van de prijzen, is dus niet ondenkbaar.
De meeste vastgoedbeleggers zijn boomers met veel spaargeld. “Vroeger zaten vijftigplussers comfortabel in hun zetel te kijken hoe hun spaarboekje gestaag aandikte”, zegt notaris Bart van Opstal, woordvoerder van Notaris.be. “Nu is die zekerheid weg.” Er staat 300 miljard euro op de spaarrekeningen, twee banken vragen voor die spaarcenten al een negatieve rente, dus gaat dat geld naar bakstenen en raamkozijnen.
Veel vijftigers en zestigers verruilen hun grote huizen in de groene rand ook voor appartementen in de stad. Béa Vandendael: “De woning is te groot geworden, ze hebben geen zin in dat onderhoud, dus ze gaan naar een penthouse in de stad waar ze dicht bij de restaurants, de winkels en de theaters zijn. Velen vertrekken ook naar het buitenland.”
“De échte koopjes op de markt zijn meteen weg”, gaat Van Opstal verder. “Deze snelheid hebben we nog nooit meegemaakt. Het aantal vastgoedtransacties is ook extreem hoog: we noteren een stijging van 10 procent in het afgelopen jaar.”
De gekte op de vastgoedmarkt is zo groot dat kopers sneller dan ooit moeten beslissen. “Vaak komt dan tussen compromis en akte de aap uit de mouw: het dak lekt, de riolering werkt niet of er zit vocht in de kelder”, merkt Van Opstal op. “Wij zien steeds meer onverwachte kosten opduiken voor de kopers.”
Als het een troost kan zijn: in landen als Nederland, Ierland of Spanje zijn de prijsschommelingen al jaren veel groter: in één jaar kan een woning daar 10 tot 20 procent meer of minder kosten. Bij onze noorderburen kookt de markt zelfs droog, zoals ze dat zo mooi aan de Moerdijk zeggen.
Nog nooit hadden huizenkopers er zo weinig keuze. Wordt er in Nederland toch een woning op de markt gegooid, dan dreigt die meteen opgekocht te worden door beleggers. In Nederland verdubbelden de prijzen immers sinds 2013, berekende het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). De Eerste Kamer overweegt er later dit jaar een zogenaamde ‘opkoopbescherming’ goed te keuren. Beleggers met meer dan drie woningen – waarin ze niet zelf wonen – zouden dan in bepaalde wijken geen nieuwe panden meer mogen kopen. De bevoegde wethouders (‘onze’ schepenen) houden zich vast aan hun bretellen, bang als ze zijn voor een gigantische zeepbel op de vastgoedmarkt door al die speculaties.
Waarom die huizenhysterie hier (voorlopig?) uitblijft? In deze contreien bezitten meer mensen een eigen woning dan in de ons omringende landen, wat kan verklaren dat de prijzen hier niet als een roetsjbaan op en neer gaan. Het is echter een misvatting dat dit kikkerlandje de meeste eigenaars telt van heel Europa. “Die perceptie leeft sterk in Vlaanderen, maar is fout”, zegt Kristof Heylen.
In de meerderheid van de Europese lidstaten ligt het aandeel eigenaars hoger dan 72 procent (het percentage Vlamingen dat een eigen huis bezit). In Zuid-Europa bestaat er immers een nog grotere traditie van eigen woningbezit, in Midden- en Oost-Europa verwierven na de val van de Muur veel mensen het appartement in de grijze woonblokken waar ze al jarenlang leefden.
Portie geluk
Na al deze onheilstijdingen gaan de starters het niet meer geloven, maar ze hebben ook best wel een portie geluk in vergelijking met de vorige generaties. De rente staat immers historisch laag. Waren er in de jaren 1980 nog interestvoeten tot 15 procent, dan zitten die nu gemiddeld rond de 1,3 procent. Wie wat eigen kapitaal kan inbrengen, kan zelfs zakken tot 1 of minder dan 1 procent.
Die lage rente compenseert ook goeddeels de prijsstijgingen van de afgelopen twee decennia op de huizenmarkt. Een rentedaling van 1 procent komt overeen met een prijsstijging van 10 procent. Vastmans: “Omdat de interestvoet gedaald is van 6 procent in 2000 naar 1,5 in 2020, is de ontleningscapaciteit met 62 procent kunnen stijgen.” “Gemiddeld kon de woningprijs, alleen al door de daling van de interestvoet, dus jaarlijks met 2,5 procent toenemen.”
Bovendien lossen kopers door die uitzonderlijke rente ook veel meer kapitaal af dan vroeger. Anders gezegd: je maandelijkse lening gaat niet op aan de interesten die de bank aanrekent. De afschaffing van de woonbonus – een onpopulaire ingreep van de Vlaamse regering – zou ook voor een prijsdaling van 10 procent moeten zorgen op termijn. Binnen de Vlaamse regering rijpt ook het idee om – in de volgende legislatuur – de registratierechten nog meer te laten zakken.
“Jongeren zijn een belangrijke doelgroep voor ons woonbeleid”, zegt minister Matthias Diependaele. “Daarvoor hebben we de registratierechten verlaagd van 10 procent naar 6 procent en zelfs naar 5 procent bij energetische renovatie. Verder verlagen is niet voorzien voor deze regeerperiode, maar het is inhoudelijk zeker verdedigbaar na te denken over een verdere verlaging, bijvoorbeeld specifiek voor de aankoop van een eerste woning. Zelf ben ik hier voorstander van.”
Volgens de minister zijn er alleen voordelen aan een verdere verlaging van die registratierechten. “Verlaagde transactiekosten kunnen voor nog meer aan- en verkopen zorgen. Mensen zullen sneller een geschikte woning vinden en ook sneller dichter bij hun job gaan wonen, wat voor minder files zal zorgen.”
Is de prijsexplosie in de steden dan enkel te wijten aan grijzende speculanten en millennials die hun avocadotoast en kurkuma-latte op hun straathoek willen kopen? Die uitleg is te makkelijk.
De voornaamste oorzaak ligt buiten de vastgoedwereld, en meer concreet in het onderwijs. De afgelopen decennia begonnen er steeds meer mensen steeds langer te studeren. “Dat lijkt een detail in de hele vastgoeddiscussie”, zegt Vastmans. “Maar dat is het allerminst.” In 2011 had van alle 72-jarigen slechts 14 procent een diploma hoger onderwijs op zak. In datzelfde jaar had 44 procent van de 32-jarigen hoger onderwijs afgerond.
Sinds 2010 namen de inschrijvingen hoger onderwijs in de vier grote studentensteden (Antwerpen, Gent, Leuven en Brussel) met meer dan een kwart toe. En overal ter wereld willen die hogeropgeleiden graag in of bij de steden wonen waar ze studeerden. De term ‘smart cities’ valt dan wel eens. Het gaat om steden met universiteiten en hogescholen, waar mensen met academische titels absoluut willen vertoeven.
Krot in Leuven
De woondromen van de afgestudeerde Vlamingen verschillen niet van die van de alumni in San Francisco, Seattle of Chicago. Maar liefst 86 procent van de startende koppels in grote centrumsteden die vroeger bij hun ouders nog ‘op den buiten’ woonden, is hogeropgeleid.
Voor Leuven loopt dat cijfer zelfs op tot 94 procent. Van alle dertigjarigen die er wonen, woonde meer dan driekwart op zijn twintigste nog elders. Die jongeren studeerden in de Dijlestad en wilden ook daarna nog zo dicht mogelijk tegen hun fakbar en faculteit blijven plakken.
Kate (30) en haar partner (27) probeerden tweeënhalf jaar lang vruchteloos iets te kopen in Leuven. Toen ze besloten om toch in een bredere regio te zoeken omdat de studentenstad “crimineel duur” was, botsten ze op een onverenigbaarheid. “Mijn partner wilde ‘niet in Aarschot’, waar ik nog wel wilde wonen, en ik zei ‘absoluut geen Tienen’, wat die dan wel zag zitten. Een compromis zat er niet in, dus hebben we gewoon een totaal andere regio genomen waarvan we beiden zeiden: awel, hier is het ook goed.”
Het koppel kocht uiteindelijk in Sint-Truiden. “We wonen nu aan de rand van het centrum, hebben een ruime rijwoning met ruime stadstuin. Voor hetzelfde geld hadden we een krot in Leuven dat dan nog eens voor minstens 100.000 euro opgeknapt moest worden. We wonen hier nu twee maanden en het is duidelijk de juiste beslissing geweest.”
In de jaren 80 en 90 trokken de voorgangers van deze hogeropgeleiden nog het groen in, weg van de stadscentra. De vorige generaties keerden vaker terug naar hun dorp waar hun families wortel hadden geschoten. Twintigers en dertigers anno 2021 hebben daar veel minder goesting in. Zij willen liever niet in die ‘slaapdorpen’ wonen.
De plek waar je voor het eerst op eigen benen staat en een eigen stek huurt van je eerste trots verdiende centen, blijkt ook bepalend voor waar mensen hun eerste huis kopen. De afstand tussen de eerste huurwoning en de eerste koopwoning blijkt immers veel kleiner dan de afstand tussen de woning van je ouders en je eerste huurwoning. Omdat deze hogeropgeleide jongeren betere jobs scoren dan lager opgeleiden en dus meer geld kunnen besteden aan hun eerste huis, duwen ze de prijzen omhoog. Bij niet-hogeropgeleiden zien we dat er een netto-uitstroom van 11 procent is uit de grote centrumsteden: zij kopen dus vaker elders een huis.
In andere landen hangt die aantrekkingskracht van metropolen ook samen met een zogenaamde urban wage premium. In de grote wereldsteden liggen de lonen vaak hoger dan daarbuiten, wat nog meer hogeropgeleiden naar die steden doet trekken. Een eerste onderzoek van Steunpunt Wonen vond dit fenomeen echter niet terug in Vlaanderen.
Koppels mogen klagen zoveel ze willen over alle prachtige huizen die ze nipt aan hun neus zagen voorbijgaan, ze bemachtigen wel nog altijd veel makkelijker een eigen stek dan alleenstaanden. Onderzoek van de KU Leuven toont aan dat singles gemiddeld 4,4 jaar en singles met kinderen gemiddeld 3,7 jaar huren voor ze eigenaar worden. Koppels met kinderen huren het minst lang, bijna 3 jaar. Met kinderen doen die koppels er enkele maanden langer over.
Superstersteden
De hogeropgeleiden hebben ook meer geld te spenderen aan hun droomwoning. Zij kunnen 7,4 procent meer eigen centen inbrengen dan kopers zonder hoger diploma. Het gaat dan – voor alle duidelijkheid – niet om het extra geld dat ze te spenderen hebben door hun hogere lonen. Die dikke 7 procent, analyseerden onderzoekers Frank Vastmans en Stijn Dreesen, valt wellicht op het conto te schrijven van hun vrijgevige ouders en grootouders. De ouders van hogeropgeleiden hebben immers vaak ook ‘doorgestudeerd’, konden een eigen vermogen opbouwen, en kunnen dus makkelijker hun zoon of dochter aan hun droomhuis op hun favoriete plek helpen. “In de grote centrumsteden is het inkomen van de ouders van de hogeropgeleide starters veruit het hoogst”, stelden dezelfde onderzoekers vast.
Het lijkt dus alsof er op het MAS in Antwerpen, het SMAK in Gent, het Museum M in Leuven en de Sint-Romboutstoren in Mechelen een magneet ligt die specifiek hogeropgeleiden met meer welstellende ouders met diploma’s aantrekt. Niet verwonderlijk dat juist in die vier steden de prijzen het sterkst stegen sinds 2000. In de vakliteratuur zijn dit ‘superstar cities’ of ‘superstersteden’.
“Aangezien er steeds meer hogeropgeleiden zijn, zal de druk op die steden alleen maar toenemen, wat de prijzen nog verder de hoogte in zal stuwen”, zegt Vastmans. “Steden zouden dus kunnen inzetten op de bouw van gezinswoningen net buiten de stadscentra. Dan kunnen deze gezinnen nog met de elektrische (bak)fiets naar de stad waar ze zo gek op zijn.” Steden zouden dus in de breedte moeten kunnen groeien, al wordt dat in ‘ons’ Vlaanderen met zijn eeuwige steenwegen, baanwinkels en verkavelingen wel proppen om die woningen er ook nog eens bij te krijgen.
Maandag in deel 2: hadden de ouders van de huidige starters het zo veel makkelijker om een huis te kopen? En is de kloof tussen kopers en niet-kopers vergroot?