Snelle benen en snelle vingers
Eerst was hij de zoon van een quizfenomeen, daarna de broer van een atletiekcoryfee. Binnenkort echter kan concertpianist John Gevaert zijn voornaam vestigen als laureaat van de Koningin Elisabethwedstrijd. Dan moet hij wel de eerste ronde en de halve finale overleven, zonder het applaus van zijn oudste zus. Misverstandje bij de timing van het huwelijk, het doet geen afbreuk aan de innige band tussen Kim (31) en John (25). Twee zondagskinderen over hun jeugd in een zondagsgezin uit Kampenhout.
Kim
& John
Gevaert
r zijn adressen die zich makkelijker laten lokaliseren dan een bescheiden huis aan de Fortse Steenweg in Sint-Katelijne-Waver. De bewoners kunnen geen duurzame band met deze zeer Vlaamse gemeente aantonen, en ook met de nabijgelegen fruit- en groenteveiling hebben ze niks te maken. Hun woonkeuze heeft veeleer te maken met een bijzondere eigenschap van het pand: het ontbreken van rechtstreekse buren met gevoelige oren en een aversie voor toonladders.
De geluidsfabriek met twee vleugelpiano’s draait vandaag op halve kracht. Katrijn Simoens, pianiste van het volledig uit zussen opgetrokken en in kamermuziekmiddens welbekende Simoens Trio, toert met een Beethovenprogramma door Spanje. Niet dat de productie van decibels er onder lijdt, want haar man oefent dezer dagen voor twee. Concertpianist John Gevaert is een van de drie Belgen die vanaf 3 mei aan de prestigieuze Koningin Elisabethwedstrijd mag deelnemen. Dat zijn selectie net iets meer opzien baart dan die van Nicolas Franco en Stephanie Proot, heeft hij aan zijn familienaam te danken. John (25) is de jongste broer van atletiekcoryfee en gewezen sprintkoningin Kim Gevaert (31). De snelste vrouw van het land is wel wat mediabelangstelling gewoon, haar zwangerschap was zelfs voorpaginanieuws. Toch weten maar weinig fans dat Kim Gevaert in haar jeugd meer tijd op de muziekacademie dan op de atletiekpiste heeft gesleten.
Kim, je hebt acht jaar dwarsfluit en zes jaar piano gestudeerd. Speel je nog wel eens?
Kim: “Veel te weinig. Mijn dwarsfluit ligt al jaren stof te vergaren, maar vorige week ben ik bij John nog eens aan de piano gaan zitten. Het was heel lang geleden, maar het voelde toch nog vertrouwd”.
John: “Ik vond het verrassend goed klinken. Je speelt nog altijd op je gehoor, je corrigeert jezelf als je een fout speelt. Dat is heel straf. Ik geef les aan de Academie van Tervuren. Het gehoor, dat is waar het de meeste leerlingen aan ontbreekt.”
Nog drie weken voor de eerste ronde van het Koningin Elisabeth Concours, John. Hoever sta je met de voorbereiding?
John: “Het wedstrijdrepertoire zit helemaal in mijn hoofd, samen zo’n drie uur muziek. Nu zit ik in de fase van de afwerking. Schaven aan de details, daar vul ik mijn dagen mee. Gemiddeld speel ik tien uur per dag. Dat is veel, maar pakweg een jaar geleden oefende ik nauwelijks minder intensief. Zo is nu eenmaal het leven van een concertpianist: je moet heel veel oefenen, zeker als je een gevarieerd repertoire wil brengen.”
Drie uur muziek! Enkel voor de eerste ronde?
John: “Nee, daar zit ook al het repertoire voor de halve finale en de finale bij. Je kunt echt niet wachten tot je weet of je al dan niet geselecteerd bent. Als je dan nog aan de voorbereiding moet beginnen, ben je gezien. Maar je moet dat van buiten leren wat relativeren. Een concertpianist met een beetje ervaring heeft de meeste van die stukken al in de vingers. Dat moet ook wel, het is veel te riskant om een stuk voor het eerst op een wedstrijd te brengen. Zelf heb ik vorige week twee concerten gegeven met de Belgische Kamerfilharmonie in de Antwerpse Singel. Nuttige tijdsbesteding: twee keer het 16de pianoconcerto van Beethoven uitgevoerd, het keuzewerk dat ik graag in de finale wil spelen.”
Dit wordt je eerste deelname. Bij het vorig pianoconcours speelden liefst vijf Belgen in de halve finale. Liebrecht Vanbeckevoort haalde zelfs de finale om als zesde laureaat te eindigen. Hebben zij jou geïnspireerd?
John: “Toch wel. Ik ken al die pianisten persoonlijk, met sommigen heb ik zelfs gestudeerd. Ik was erg onder de indruk van hun prestaties. Vijf Belgen in de halve finale, we beseffen maar half wat een exploot dat is. Nu staan we met drie in de eerste ronde, en zelfs dat mag al een succes heten. Van de 83 deelnemers komen er liefst twintig uit Korea. Europa is ondervertegenwoordigd, tenminste als je de Russen buiten beschouwing laat.”
Kim: “Grappig dat je die bedenking maakt. Ook in het atletiek werden de Russen nooit als Europeanen beschouwd. Op de World Cup Spelen vormden ze een continent apart. En dan nog wonnen ze de ene medaille na de andere! Muziek of sport, Russen zijn ongelooflijk goed als zich ergens op toeleggen.”
Je hebt al wat prijzen vergaard in kleinere wedstrijden. Ben je een competitiebeest?
John: “Wedstrijden horen erbij. Als concertpianist heb je een visitekaartje met prijzen nodig. Het publiek is daar gevoelig voor, en dus ook de concertorganisatoren. Als je toch aan wedstrijden moet deelnemen, dan is de Koningin Elisabethwedstrijd incontournable. De erelijst met ronkende namen spreekt voor zichzelf, en ook de formule met het onuitgegeven verplichte werk in de finale maakt de wedstrijd uniek. In het circuit spreken ze van de top drie: Chopin in Warschau, Tsjaikovsky in Moskou, Elisabeth in Brussel, dat is de grand slam van de piano. Maar een echt competitiebeest? Sommige pianisten rollen van het ene concours in het andere, zoals tennissers van toernooi naar toernooi reizen. Dat is niks voor mij, zo’n leven valt trouwens niet te combineren met de lesopdracht die ik dan weer nodig heb om mijn vervolmakingcursussen te financieren. Want met een eerste prijs van het conservatorium kom je er tegenwoordig niet meer. Je moet bijstuderen, liefst bij een vermaarde pedagoog in het buitenland. Ik volg wekelijks les bij Jan Wijn in Amsterdam, een toppedagoog die ook de enige Nederlander in de Elisabethwedstrijd onder zijn hoede heeft.”
Het klinkt als topsport. Herken je de manier waarop John naar deze wedstrijd toeleeft?
Kim: “Oh ja, er zijn heel wat raakvlakken tussen het leven van een topsporter en dat van een topmuzikant. Je moet keihard werken en veel discipline aan de dag leggen. De jarenlange voorbereiding, de maniakale aandacht voor details, de wil om je niveau steeds verder op te krikken, dat komt me allemaal vertrouwd voor. En wat ik ook herken: de manier waarop hij zijn innerlijke spanning probeert om te zetten in positieve stress.”
Daar had jij als atlete ook weinig moeite mee.
Kim: “Meestal niet, maar ik heb ook wedstrijden verknoeid door stress. De halve finale van de 100 meter op de Olympische Spelen in Athene, die is in de mist gegaan omdat ik verkrampt liep. De grens tussen positieve stress en faalangst is flinterdun. Bij een groot toernooi zoals de Olympische Spelen of een WK begint die spanning zich al maanden op voorhand op te stapelen. De impact op geest en lichaam is enorm. Ik voelde pas na het toernooi hoezeer de stress me al die tijd in een greep had gehouden”.
John: “Ook daarom zijn wedstrijden nuttig: je leert met stress omgaan. Er zijn pianisten genoeg die dit hele repertoire perfect kunnen spelen. In de studeerkamer wel te verstaan, want op een podium zouden ze er niks van terechtbrengen. Daar ben ik tamelijk gerust in, van podiumstress heb ik nog nooit last gehad. De vraag is alleen of ik er ook zal in slagen de juiste balans tussen technische perfectie en muzikaliteit te vinden. Als je je te veel op techniek concentreert, kan je de muziek niet goed overbrengen. Maar als je door je temperament wordt meegesleept, loop je het risico op fouten. Het evenwicht tussen die twee polen, daar word je door de jury op afgerekend.”
Kim: “Ik zie wel een belangrijk verschil. Als atlete komt de stress er in één gulp uit, zeker in een explosief nummer zoals de sprint. John echter moet zijn ontlading doseren, want zo’n pianowedstrijd kan weken duren. Ik zou het niet kunnen. Ik heb één keer aan een pianowedstrijd deelgenomen. Ik eindigde derde, mijn jongere zus Sigrid heeft toen gewonnen. Ik vond het een verschrikkelijke ervaring, zo in je eentje op een podium muziek spelen en beoordeeld worden. Pas op, ik kon ook genieten van musiceren. Ik speelde dwarsfluit in een groepje van de muziekschool in Kampenhout. Ons jaarlijks kerstconcert, dat vond ik heerlijk.”
Is de prestatiedruk bij een pianoconcours en een atletiektoernooi vergelijkbaar? Als pianist speel je voor jezelf, maar Kim sprintte voor de hele natie.
Kim: “In het begin niet hoor, die prestatiedruk is heel geleidelijk toegenomen. Maar je hebt wel een punt. John staat er alleen voor, terwijl ik op de duur de spil vormde van een hele machinerie. Trainer, kinesist, sponsors, mensen van de atletiekbond, je wordt heel goed omkaderd. Maar maak jezelf niks wijs. Als je daar in de startblokken staat, dan moet je het ook alleen doen.”
John, waar wil je eindigen in de Koningin Elisabethwedstrijd?
John: “Zo hoog mogelijk, anders doe je niet mee. Maar laten we realistisch zijn. De jury heeft op basis van een dvd-opname 83 pianisten geselecteerd. Daar zitten geen meelopers tussen, het niveau is van meet af aan duizelingwekkend hoog. In de halve finale wordt het pak nog eens tot 24 uitgedund. De kans is dus klein dat ik erbij ben, maar daar wil ik niet aan denken. Ik zal tevreden zijn als ik het gevoel heb dat ik goed heb gespeeld.”
Kim: “Mensen onderschatten wat het betekent om in zo’n eerste ronde te staan. Ook dat ken ik als atlete. De ergernis toen ik de eerste keer naar de Spelen ging. Zorg maar dat ge met een medaille naar huis komt, kreeg ik voortdurend te horen. Terwijl ik het al een hele prestatie vond dat ik naar de Spelen mocht gaan! Het olympisch minimum lopen, mensen hebben geen idee hoe moeilijk dat is.”
Intussen worstelt heel België met dezelfde vraag: zit er iets in het water van Kampenhout? Of ligt het aan de genen van de Gevaerts? Feit is dat er onder hetzelfde dak toptalenten in twee verschillende disciplines zijn opgegroeid. Hebben jullie zelf een verklaring?
John: (kijkt vragend naar Kim) “Het zal wel toeval zijn zeker? Maar zoals altijd wordt het toeval door omstandigheden geholpen. Zowel mama als papa zijn gedreven mensen. Dat zit ook in ons. Eenmaal we de knop in ons hoofd hebben omgedraaid, geven we ons totaal.”
Kim: “Maar het is niet zo dat we thuis onder druk werden gezet om te presteren. Dat denken mensen wel eens, dat het bij ons thuis een soort Oost-Duitse kampioenenfabriek was. Of dat we uit een Jacksonfamilie komen, met een tirannieke vader die de toewijding voor de muziek er met harde hand in klopte. Maar er was wel discipline. Mijn ouders zouden het niet gepikt hebben dat we van de ene hobby naar de andere vlinderden. We mochten alles uitproberen, op voorwaarde dat we er niet met de pet naar gooiden. Ik speelde graag muziek, maar van notenleer had ik een afkeer. Toch moest ik gaan, op dat punt waren ze streng. Maar veel dwang is er niet aan te pas gekomen. We deden gewoon doodgraag wat we deden.”
Hebben jullie ouders iets met muziek of atletiek?
Kim: “Niet echt. Ze luisteren allebei graag naar klassieke muziek, en papa kijkt veel naar sport op televisie. Misschien heeft dat ons getriggerd, wie zal het zeggen? Feit is dat onze ouders ons altijd hebben gestimuleerd. De uren dat ze voor taxi hebben gespeeld om ons naar onze hobby’s te brengen, onbetaalbaar gewoon. Maar ze hebben ons nooit in een bepaalde richting geduwd. Dat ik op mijn vijftiende met atletiek ben begonnen, komt door onze MarIon. Mijn oudste broer deed al aan atletiek en heeft me op een keer meegenomen. Echt iets voor jou, zei hij. En inderdaad, het was een schot in de roos. Het bleek meteen dat ik aanleg had. En hoe gaat dat dan? Als je iets goed kan, dan doe je het meestal ook graag”.
“Ik moet vaak aan Justine Henin denken. Zij heeft zich op het tennis gegooid om het verlies van haar moeder te verwerken. Zo zijn er wel meer, jongens en meisjes met een trauma die via topsport uit een dal klimmen. Ik heb daar respect voor, maar mijn situatie is totaal verschillend. Ik heb een zorgeloze jeugd in een warm gezin achter de rug. Wat valt daar over te zeggen? Hoed af voor mama en papa, omdat ze ons hebben geholpen om onze talenten te ontdekken. Ik heb het niet alleen over John en mezelf. Marlon is atletiekcoach geworden, onze Sigrid is danslerares. Ook zij hebben van hun hobby hun leven kunnen maken. Ik ben ervan overtuigd: ieder kind een talent, het komt er op aan de kansen te grijpen om het te ontwikkelen. In die geest wil ik mijn eigen kinderen opvoeden, het is ook de boodschap die ik breng wanneer ik op een school ga spreken.”
Lang voor Kim en John Gevaert furore maakten, was ene Marc Gevaert al een topper in weer een andere discipline. Klopt het dat jullie vader als recordhouder IQ-quiz de Vlaamse televisiegeschiedenis is ingegaan?
John: “Zeven overwinningen, alstublieft. Toen hij het record brak, zaten er naar het schijnt 1,6 miljoen kijkers voor de buis, het was de meest bekeken aflevering ooit. Maar dat heb ik allemaal van horen zeggen, want ik was toen nog niet geboren”.
Kim: “Ik moet een jaar of vier zijn geweest, maar ik herinner me dat nog. Papa zijn foto stond in de krant. Ik zie ons nog in de zetel zitten supporteren, mama, Marlon, Sigrid en ik. Papa was op slag wereldberoemd, vooral in Kampenhout en omgeving. Jaren hebben ze me daar op aangesproken, ook die dag toen ik me aan het Don Bosco in Haacht ging inschrijven. Gevaert, Gevaert….wacht eens even. Heeft u vader de IQ-quiz niet gewonnen?”
John (lachend): “Oh ja, dat heeft lang geduurd. Die mythe ging nog mee toen ik zes jaar later zelf op Don Bosco kwam.”
Arme John. Eerste was je de zoon van een quizfenomeen, daarna de broer van een atletiekster. Heb je daar zwaar onder geleden?
John: “Miljoenen keren hebben ze het me gevraagd. Ben jij toevallig niet de broer van Kim Gevaert? Maar ik vond dat niet erg. Eerlijk waar, ik ben altijd ontzettend trots op Kim geweest.”
Heeft Kim je geïnspireerd om de top te bereiken?
John: “Toch wel. Ze heeft me getoond dat je met hard werken veel kunt bereiken. Dat niets onmogelijk is als je in jezelf gelooft, en dat de weg naar de top er een is van struikelen en weer opstaan. Maar ook op een ander vlak is ze een voorbeeld. Omgaan met de pers, dat heb ik van haar geleerd.”
Topsporters eisen veel aandacht, ook op het thuisfront. Was het voor jullie ouders niet moeilijk om het evenwicht in het gezin te bewaren?
Kim: “Helemaal niet, er heerste thuis absoluut geen vedettencultus. Voor mijn familie was ik gewoon Kim, ik zou het trouwens gruwelijk hebben gevonden mochten ze me anders hebben behandeld.”
John: “Het is allemaal heel natuurlijk verlopen. Ons gezin is mee gegroeid met de carrière van Kim. We stonden allemaal achter haar, we gingen ook vaak supporteren. Ik ben zelf naar de Spelen van Athene en Peking geweest. Het was een traditie: tijdens de Belgische kampioenschappen en de Memorial ging de voltallige familie supporteren. Jammer dat grote kampioenschappen vaak in augustus vallen. Die heb ik gemist, in die periode moest ik altijd veel aan de piano zitten.”
Jullie schelen zes jaar, een grote leeftijdskloof. Hoe close zijn jullie opgegroeid?
John: “Tja, ik zal altijd de laatste in de rij blijven. Het verwende nakomertje, zeker?”
Kim (kopt de voorzet giechelend in doel): “John was een soort levende pop waar Sigrid en ik mee speelden. We trokken hem kleren aan, hij moest naast de andere poppen in de klas gaan zitten als we schooltje spelen. Maar je bent snel volwassen geworden, precies omdat je met grote broers en zussen bent opgegroeid.”
Je werd al heel jong door de piano gebeten. Helpt dat om zich tot vroegrijp kind te ontpoppen?
John: “Dat zou ik niet durven beweren, want ik was een speelvogel. Als zevenjarige kon ik uren aan de piano zitten, maar puur voor de lol. Ik speelde jazz, improviseerde en componeerde. Achteraf bekeken heb ik daar veel van geleerd, ik luister trouwens nog altijd graag naar jazzpianisten. Klassieke muziek heb ik pas rond mijn zestiende ontdekt. Van dan af werd het serieus, daar is het streven naar perfectie begonnen. Maar het is ook niet zo dat ik in mijn jeugd alleen maar piano heb gespeeld. Ik heb zelf ettelijke jaren aan atletiek gedaan, hoogspringen en verspringen. Maar uiteindelijk was het duidelijk dat mijn toekomst in de muziek lag.”
Kim: (plagerig) “Je had nochtans talent. Ik zeg altijd: onze John had de Christian Olsson (Zweedse hinkstapspringer, ER ) van de Belgische atletiek kunnen worden. Serieus, John heeft wat ze noemen een vinnige voet. Die heb je nodig als hinkstapspringer, een vinnige voet geeft een goede détente. Weinig mensen hebben een vinnige voet, maar John wel.”
Iets heel anders nu: de paperazzi verkeren in de hoogste staat van paraatheid. Eind april, vlak voor de start van de Koningin Elisabethwedstrijd, stappen Kim en Djeke in het huwelijksbootje. John, kom je naar de bruiloft of moet je die dag oefenen?
John: “Ik zal er bij zijn. Een beetje ontspanning kan geen kwaad.”
Kim “Het is van moeten, want hij is mijn getuige.”
Een week na het trouwfeest gaat de Koningin Elisabethwedstrijd van start. Kom je voor John supporteren of ben je op huwelijksreis?
Kim: (licht gegeneerd): “Ik vrees dat het niet zal lukken, want we zitten in het buitenland. Stom, ik weet het. Bij de planning van ons huwelijk zijn we die wedstrijd uit het oog verloren. Ja, John had ons ooit wel verteld dat hij zich zou inschrijven, maar nadien zijn we daar nooit meer op teruggekomen. En dan ineens valt het bericht: hij is geselecteerd voor de eerste ronde. Het was te laat om alles nog om te gooien, maar we zullen in het buitenland duimen voor hem.”
John: “Eigenlijk ben ik wel verplicht de finale te halen. Tegen dan is Kim terug in het land en kan ze komen luisteren.”