InterviewDe vragen van Proust
Schrijver Bavo Dhooge: ‘In elke periode van mijn leven was er wel een vlam die ik nooit liet weten wat ik voor haar voelde’
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Twintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: schrijver Bavo Dhooge (48). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“Ik vind dit de moeilijkste vraag van allemaal, want bij mij wisselt dat weleens.
“Soms voel ik mij een vijfjarige die nog niet naar school moet en denkt dat het leven één lange speeltijd is. Vijf is voor mij de leeftijd waarop je het gelukkigst bent. Je hebt geen zorgen, niets hoeft, je bent vrij. Hét jaar van mijn leven was dan ook 1978. (lacht)
“Maar natuurlijk voel ik me niet altijd 5 jaar. Meestal voel ik me een zestienjarige met een oude ziel. Iemand die van alles uitprobeert en nog geen vaste route heeft, soms nog te speels is, maar wel de absolute leeftijd van 50 heeft. Op mijn zestiende was ik bezig met literatuur en film, helemaal niet met de dingen waar leeftijdgenoten zich mee bezighielden. Ik denk dat dat te maken had met het feit dat ik 12 was toen mijn vader overleed. In zijn familie waren ze allemaal vrij jong gestorven, waardoor ik dacht: dit staat mij ook te wachten. Als je vader sterft, word je je bewust van je eigen sterfelijkheid en ga je beseffen: er valt geen minuut te verspillen. Mijn vader had nog veel dromen die hij nooit heeft kunnen waarmaken.”
2. Hoe was uw kindertijd?
“Tot mijn twaalfde zat ik in een heel beschermde omgeving. Mijn vader was kinesist, we woonden in een herenhuis in de stad. Zijn dood was een cesuur. Plots moesten we verhuizen naar een sociale woonwijk in Sint-Amandsberg, mijn moeder moest gaan werken, ik kwam terecht op een nieuwe, grote school waar ik niemand kende. Niet meer met broeders die met linialen op je vingers sloegen, maar toch heel streng. Geen plezante periode.
“Ik herinner me dat ik toen vaak ziek was omdat ik lichamelijk moest wennen aan die nieuwe situatie. Ik zie zelfs nog een priester aan mijn bed zitten met huiswerk. Als ik daar nu op terugkijk was ik toen een heel angstige, gevoelige, introverte jongen. Ik had wel vriendjes maar een leerkracht op school noemde mij Mister Furniture omdat ik zo gesloten was. (lacht)
“Mijn vader is heel bruusk gestorven. Niemand wist dat hij ziek was, hijzelf ook niet. Het bleek uitgezaaide longkanker te zijn. Op de begrafenis mochten mijn broer en ik niet aanwezig zijn. Mijn tantes en nonkels vonden dat niks voor jonge kinderen. Ik weet nog dat we die dag bij een vriendje zijn gaan spelen.
“Eigenlijk heb ik nooit bij de dood van mijn vader kunnen stilstaan, dat drong maar niet door. Ik ben van nature zeer introvert, zit zeer sterk in mijn eigen wereld. Ik mis soms ook signalen. Mijn vader lag op sterven en ik dacht: hij zal genezen. Heel lang heb ik niet met zijn dood kunnen omgaan. Ik kon het gewoon niet vatten.
“Pas veel later, op mijn 43ste, door dat boek over mijn vader te schrijven (Sr., uitgegeven bij De Geus, 2018, red.), heb ik er vrede mee kunnen nemen. Achteraf gezien heeft dat boek zijn mankementen. Het is misschien te persoonlijk, te openhartig, te therapeutisch, maar het is voor mij heel waardevol geweest. Ik heb die periode echt kunnen afsluiten. Er is een ongelooflijke last van mij afgevallen. Ook door met mijn vader in het reine te komen en vooral te beseffen dat ik ook nog een moeder had.
“Doordat ik zo sterk in mijn eigen cocon zat, had ik hem als kind nogal geïdealiseerd. We tennisten samen, speelden samen piano. Pas veel later kwam er een ander beeld van hem naar boven. Hij bleek iemand die wat te gulzig in het leven stond, op het gebied van schulden maken, roken, drinken, vrouwen. Door dat boek over hem te schrijven is mijn held mens geworden. De cirkel was rond.”
3. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?
“Ik wil alles beleven, alles omvatten, alles hebben. Ik ben gulzig. Behalve op het vlak van eten, drank en drugs. Ik herken me heel erg in Simenon (bedenker van Maigret, red.) die met elk nieuw boek telkens een nieuw leven wilde leiden: dat van een cowboy, dat van een avonturier, enzovoort. Hij verhuisde daarvoor zelfs een tijdlang naar Amerika.
“De meeste mensen zeggen dat het leven te kort is, ik vind het eigenlijk lang, omdat ik in mijn boeken al zo veel meegemaakt heb. Voor mij is het leven dus een groot cadeau.
“De nood om zoveel te beleven, zorgt tegelijk voor chaos en gebrek aan focus. Ik heb ook nog niet het boek geschreven dat ik zou willen schrijven, wat confronterend is om te zeggen na twintig jaar en meer dan honderd boeken. Het is altijd maar opnieuw proberen. Eigenlijk ben ik een rusteloos iemand.
“Sommigen hebben het idee dat een mens moet groeien, almaar een betere versie van zichzelf worden. Nooit terugkijken naar het verleden, maar telkens sterker worden. Ik kan dat niet en wil dat niet. Ik kijk graag naar het verleden om te zien wie ik ben. Mensen die nooit eens tegen een muur zijn gelopen, zijn heel zeldzaam. Het concept van het falen en altijd opnieuw proberen en worstelen vind ik de weg van de mens. Niet de weg steil naar boven.”
4. Wat is uw passie?
“Schrijven. Omdat het een manier is om te ontsnappen aan autoriteit. Hoewel ik dat als kind zelf nooit zo heb aangevoeld, was mijn vader redelijk autoritair. Ik moest pianospelen. Ik moest tennislessen volgen en trainen. Hoe graag ik ook tenniste, dat het mij werd opgelegd, maakte het niet meer speels. Ik ben ballen tegen de muur gaan slaan. Voor mij was het een spel. Maar als iets moet volgens regeltjes, dan wordt het een sport.
“Ik heb altijd last gehad met autoriteit. Ik kan er niet tegen als iets mij wordt opgelegd, of het nu door individuen of door de maatschappij is. Omdat ik mijn weg niet vond om te ontsnappen aan de werkelijkheid ben ik gaan schrijven. Verhalen. Schrijven is uiteindelijk mijn enige reddingsboei gebleken. In alle moeilijke periodes heb ik erop kunnen terugvallen.”
5. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?
“Rond mijn twintigste zat ik heel diep. Ik was gestopt met Germaanse. Ik las, ik schreef, ik deed mee aan wedstrijden, maar vond de leerstof verschrikkelijk. Toen dacht ik: wat nu?
“Ik herinner me nog dat ik met mijn moeder en broer op een appartementje aan zee zat. Het regende een maand aan een stuk. Ik zie me nog altijd liggen in een kamer, achteraan, met een boek op bed. Vlaamse verhalen na 1965. Een bundel met alle beste Vlaamse schrijvers na dat jaar, van Hertmans tot Hemmerechts. Het gaf mij troost. Op dat moment besefte ik: dit is wat ik wil zijn: schrijver. Mijn bedoeling was vooral een identiteit vinden, een antwoord op de vraag: wie ben ik? Want een schrijver is meer dan alleen maar iemand die boeken schrijft. Het is ook iemand die als schrijver in het leven staat, die een schrijversmentaliteit heeft.”
BIO
• schrijver van romans, thrillers, verhalenbundels, westerns, griezelboeken, scifi en kinderboeken • ° Gent, 31-01-1973 • studeerde Film en Televisie aan het KASK in Gent • werkte vier jaar als copywriter en freelance recensent, o.m. voor Humo • debuteerde in 2001 met de roman Spaghetti • bijnaam: de S-Express, omdat de titels van al zijn boeken beginnen met een s • viert zijn 20-jarig schrijverschap met twaalf boeken in één jaar, met een oplage van telkens 100, de Stunt-reeks
6. Wat is uw grootste angst?
“Een angst die je eigenlijk nooit mag uitspreken. Erger dan zelf sterven is dat je kind sterft. Ik begrijp niet dat A.F.Th. van der Heijden na de dood van zijn zoon tot het schrijven van zoiets groots als Tonio in staat was. Ik denk niet dat het schrijven daarbij een houvast kan zijn. Ik geloof niet dat je dat van je af kunt schrijven. Het verlies van een vader na dertig jaar wel, dat kun je plaatsen. Ook toen ik aan de grond zat en niet wist welke richting ik uit moest, of na relatiebreuken, heeft het schrijven me altijd geholpen, maar aan het verlies van mijn kind, daar mag ik zelfs niet aan denken.”
7. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?
“Dagboek van een dichter van Leonard Nolens (1997-2007, uitgegeven bij Querido, red.). Elke zin is een pareltje. Het is een boek dat me over mezelf en het leven doet nadenken. Het is een boek dat je in één ruk uitleest. Een pagina of twee, en dan even mijmeren.
“Pas bij het boek over mijn vader ben ik gaan inzien hoe waardevol het is als je mensen kunt raken met je eigen verhaal. Het schrijven van dagboeken, brieven en memoires geeft me nu veel meer voldoening dan fictie. Ik zie het zo: eerst heb je een periode waarin je fictie schrijft, dan een periode waarin je jezelf onderzoekt en dan heb je de derde akte: de synthese, de grote roman waarin alles van jezelf zit. (lacht) De vraag is alleen of die er ooit komt.”
8. Welke kleine dingen kunnen u blij maken?
“Details. Ik ben een observator. Ik geniet ervan dingen te zien die anderen niet zien. Ik denk in beelden. Misschien door mijn filmische achtergrond. Soms zie ik iets gebeuren in slow motion, terwijl dat in realiteit niet zo is. Zulke kleine vondsten geven mij een energiek gevoel. Daarom hou ik zo van de stad, omdat je er zo veel indrukken opdoet en telkens weer iets ontdekt.”
9. Wat biedt u troost?
“Schoonheid. Om een voorbeeld te geven: onlangs liep ik op de Gentse begraafplaats Campo Santo met Debussy in mijn hoofd. Het was mooi weer en ik slenterde langs al die kunstenaarsgraven. Op een bepaald moment bevond ik me helemaal alleen tussen vier rijen grafstenen die baadden in de zon. Het leek wel een scène uit een film. Toen ben ik gaan huilen. Niet uit negativiteit, maar beseffend: het leven is zo schoon. Je wordt puur omringd door de dood en toch heerst er een gevoel van eeuwigheid. Dat bood mij troost.”
10. Wat is uw zwakte?
“Mijn grootste zwakte is dat ik me makkelijk verongelijkt voel. Mezelf verstoppen en dan verongelijkt zijn dat niemand me vindt. Dat is ook met publiceren zo. Niet te veel aandacht geven aan promotie, maar dan toch verongelijkt zijn dat ik niet in de spotlights sta. (lacht)
“Vroeger – en nu klink ik heel bekrompen (lacht) – kreeg je altijd een antwoord als je iemand een bericht stuurde. De wereld was beleefder. Er was meer stijl. Nu: niets. Dat is toch ongelofelijk! En in plaats van mij daar niets van aan te trekken, reageer ik verongelijkt.”
11. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Niet zo lang geleden. Als ik stofzuig terwijl ik via mijn koptelefoon naar muziek luister, kan ik op commando volschieten. Door een hooggevoelige aard, die ik pas laat heb ontdekt.
“Ik vind het moeilijk om hierover te spreken omdat het vaak gezien wordt als uitpakken met je gevoeligheid en dat wil ik niet, maar als mijn zoon een week bij zijn moeder is, heb ik het er lastig mee. Ook al is hij intussen 20. Ik dacht dat dat zou overgaan. Maar ik heb maar één kind. En ik heb een voorgeschiedenis met mijn eigen vader. Eén zoon. Het is een beetje op het obsessieve af geweest.
“Pas door het van mij af te schrijven (In ‘& Son’, het twaalfde en laatste deel van de Stunt-reeks, red.) heb ik geleerd dat niet dominant aanwezig zijn meer zuurstof geeft aan een kind. We komen gelukkig in veel dingen overeen. Film, literatuur, kunst. Hij heeft ook veel van mij, zoals het melancholische. Dat maakt het iets makkelijker om los te laten, omdat je beseft dat er een stukje van jezelf voortleeft in je kind.
“Wat hij minder heeft dan ik, is het honkvaste. Dus ik weet dat hij binnen een paar jaar in het buitenland zit. Ik weet ook dat ik mijn geluk niet van hem mag laten afhangen. Hij moet zijn eigen leven leiden. Door erover te schrijven kijk je in de spiegel en besef je dat je moet loslaten. En dat hoeft niet per se negatief te zijn. Integendeel.”
12. Gaat u weleens door het lint?
“Niet vaak. Omdat ik alles opkrop. Al is dat wat verbeterd. Maar vroeger was ik een echte koppigaard. Soms spraken mijn toenmalige vrouw en ik drie, vier weken niet tegen elkaar, puur uit koppigheid.
“Eén keer heb ik een blinde vlek gehad, tijdens een ruzie. Ik heb toen mijn broer gebeld om me te komen halen of het liep mis. Dat was ook de dag waarop mijn toenmalige vrouw en ik besloten hebben dat het niet meer ging. We waren als ouder allebei zo obsessief. Het is echt raar hoe een teveel aan liefde voor een kind soms tot een gevecht tussen moeder en vader kan leiden.
“Door me meer te verdiepen in het ouderschap heb ik ontdekt dat de vader in het begin altijd een beetje de buitenstaander is. Op een bepaalde leeftijd gaat de zoon zich meer aan de vader hechten, wat voor de moeder dan moeilijker is. Het is niet gemakkelijk geweest, voor onze zoon ook niet. Drie is oneven. Het is altijd twee tegen een.”
13. Hebt u soms last van heimwee?
“De laatste jaren niet meer, omdat dit nu toch wel de beste tijd van mijn leven is. Dit wil ik nu toch wel even zeggen. (lacht) Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest als in mijn nieuwe relatie. Mijn vriendin Angéline en ik, als schilder en als schrijver vinden wij elkaar. Beiden vallen we een beetje buiten het systeem.
“Maar vroeger had ik dat wel, heimwee naar de kindertijd. Een dag was eindeloos en je kon doen wat je wou. Als vijfjarige thuiskomen, een balletje tegen de muur slaan, een beetje lezen. Ik was graag alleen in mijn fantasie. Ik denk omdat ik niet goed met druk van buitenaf kon omgaan. Als ik alen zat te lezen, werd ik met rust gelaten.”
14. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?
“Posters van tennissers, helaas. Vooral van McEnroe, mijn held. McEnroe vond ik fantastisch omdat het poetry in motion was. Zijn manier van spelen, hoe onconventioneel. Hoe hij alles tegen de regels deed, zijn tegendraads karakter. Hij kon alleen maar perfect spelen als hij zich kwaad maakte. Dat zie je nu niet meer.
“In 1984 nam hij een break, daarna is hij nooit meer teruggekomen. Hij is wel nog altijd een van de meest succesvolle tennissers uit de geschiedenis.
“Tot mijn vijftiende heb ik vrij intensief getennist. Ik was van de generatie van Sabine Appelmans en Filip Dewulf. Wij deden samen stages. Ik mocht in Duitsland en Rusland toernooien spelen. Maar in Rusland ben ik nooit geraakt omdat ik niet weg mocht van het college. Toen merkte ik dat ik moest kiezen: ofwel op het college blijven ofwel naar de tennisschool. Maar daarvoor moest je wel financiële back-up hebben.
“Achteraf bekeken denk ik niet dat ik het had kunnen waarmaken. Ik was veel te wispelturig, trainde niet zo graag, was blessuregevoelig. Ik was mentaal ook niet zo sterk. Ik had wel wat balgevoel en speelde graag. Te graag om er mijn beroep van te maken.”
15. Hoe zou u liefde definiëren?
“Alles overhebben voor de ander. Intimiteit. Connectie. Generositeit. Geen streepjes zetten, zo van: nu heb ik dit gedaan en jij dat. Altijd meer geven dan nemen.”
16. Hoe voelt u zich in uw lichaam?
“Ik ben een hypochonder (zie het elfde komische Stunt-boek, ‘Symptoom zkt. hypochonder, brieven aan mijn huisarts’, red.). Dat blijft een strijd. Ik heb wel nog nooit zo gezond geleefd als nu. Ik ben min of meer gestopt met drinken, ik let op mijn voeding, ik beweeg veel. Toch merk ik dat mijn lichaam niet meer doet wat ik wil. Als ik bijvoorbeeld uit de auto van mijn vriendin stap… (lacht) Maar als ik mezelf vergelijk met klasgenoten van vroeger ben ik wel tevreden over mijn lichaam.
“In mijn puberteit was dat helemaal anders. Ik moet je niet vertellen hoe ik toen naar mijn lichaam keek. Ik wou tegen de muur lopen om mijn neus te breken omdat ik hem te groot vond. Mijn tanden, mijn krullen, niets vond ik goed aan mezelf. Maar dankzij het tennissen heb ik wel van mijn lichaam leren genieten. Na een match nog twee uur in een hete auto zonder airco rondrijden, badend in het zweet, en dan thuiskomen en een douche nemen, dat heb ik altijd geweldig gevonden. Het voelen van je lichaam. Ook in bed geniet ik daar enorm van. Ik denk dat dat samengaat met die levensdrift. Alles in het moment willen pakken.”
17. Wat vindt u erotisch?
“Contact hebben met iemand. In iemands ogen kijken. Ik moet altijd een connectie voelen. Uit verlegenheid heb ik heel lang moeilijk contact gehad met meisjes. Ik had het vaak ook niet door, ik miste signalen. En als ik dan smoorverliefd was, durfde ik het niet te zeggen. Op elke school en in elke periode van mijn leven heb ik een vlam gehad die ik nooit heb laten weten wat ik voor haar voelde. Romantisch, maar ook heel pijnlijk want je blijft maar hunkeren. En weer dat verongelijkte. Jezelf niet uiten en toch verongelijkt zijn dat je niet gezien wordt. Dat heeft heel lang geduurd. Ook omdat ik was opgevoed tussen jongens. In mijn fantasie waren vrouwen ongenaakbare madonna’s.
“Een beetje zoals voor de componist Hector Berlioz, denk ik, die vlak voor zijn dood de vrouw is gaan opzoeken op wie hij als twaalfjarige verliefd was geweest, om haar pas dan te zeggen dat zij de liefde van zijn leven was. Zover ga ik niet gaan, maar ik was vroeger wel romantisch. Ik kom uit een tijd waarin ik anoniem bloemen stuurde en gedichtjes schreef. (lacht) Nu ben ik nuchterder, gelukkig.”
18. Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?
“Ik vrees dat ik op dat vlak niet zo avontuurlijk ben. Wel heb ik eens met mijn vriendin een reisje rond de wereld gemaakt in haar appartement. Het was eigenlijk meer een experiment.” (lacht)
19. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?
“Ik denk dat ik dat zou overslaan. Een glas wijn misschien, om me een roes te drinken, zodat ik het maar half besef. Als je weet dat je gaat sterven denk ik niet dat je nog een hap door je keel krijgt. De meeste mensen in death row laten het ook aan zich voorbijgaan.”
20. Hoe zou u willen sterven?
“Op een tennisveld. Zodat bij wijze van spreken de krijtlijnen van je lichaam worden gegraveerd in het gravel van het tennisveld. Hier liggen de ballen, daar ligt je racket. In het hevigste van de strijd laat je het leven. Misschien melodramatisch, maar het heeft wel iets meer dan sterven in een ziekenhuisbed.
“Dát, of sterven aan de schrijftafel. In het midden van een zin. Je laatste woord eindigt als een flatline, dat vind ik een heel mooi beeld. Je boek is niet af maar je personages leven voort. Je zet er geen punt achter.”
De 12-delige Stunt-reeks van Bavo Dhooge loopt nog tot eind 2021. Meer info: www.bavodhooge.com