InterviewStuart Lockwood
‘Saddam Hoessein ging met zijn hand door mijn haar en probeerde me op schoot te trekken’
Hij werd beroemd als het jongetje dat na de Iraakse inval in Koeweit weigerde op schoot te komen bij dictator Saddam Hoessein. Zo ziet de wereld hoe de Engelse Stuart Lockwood de propagandashow dwarsboomt die de dictator moest afschilderen als een mensenvriend. Dertig jaar later herinnert Stuart dat hij destijds weliswaar bang was, maar nog niets wist van Hoesseins wreedheid.
Stuart Lockwood is 5 jaar oud als hij op 23 augustus 1990 oog in oog staat met de Iraakse dictator Saddam Hoessein. Een paar weken eerder was Irak buurland Koeweit binnengevallen, en Saddam gebruikt westerse expats en hun gezinnen als menselijk schild tegen eventuele luchtaanvallen van Amerikanen, door ze gevangen te houden op strategisch belangrijke plekken die doelwit zouden kunnen zijn.
Op die 23ste augustus bezoekt de Iraakse dictator met een tv-ploeg de energiecentrale waar Lockwood en zijn familie worden vastgehouden. Hoessein pikt Lockwood uit de groep spelende kinderen en wil dat Lockwood op zijn schoot komt zitten. Het tengere Engelse jongetje weigert. Het beeld van Lockwood, in T-shirt en sportbroek naast de machtige leider van Irak, wordt wereldberoemd. In de westerse wereld geldt Lockwood vanwege zijn afwijzing van Saddam als jonge held.
“Ik deed waarschijnlijk wat ieder jongetje van 5 zou doen als een vreemde man hem vraagt om bij hem op schoot te zitten: weigeren”, zegt de nu 35-jarige Lockwood, die in Midden-Engeland woont en werkt als gymleraar. In een gesprek via een videoverbinding blikt hij terug op zijn ervaring als kind in een expatgezin na de invasie in Koeweit, die op 2 augustus dertig jaar geleden begon.
Derek Lockwood, de vader van Stuart, was ingenieur en reisde de wereld rond voor zijn werk. Stuart werd in Duitsland geboren en woonde daar tot zijn tweede levensjaar. In 1987 verhuist het gezin – Derek, moeder Glenda, Stuart en zijn negen jaar oudere broer Craig – naar Koeweit, waar Derek in de olie-industrie gaat werken. Ze wonen in Ahmadi, op een half uur rijden van Koeweit-stad, in een groot huis in een compound voor expats.
Lockwood: “De beelden die ik me van Koeweit van vóór de invasie kan herinneren zijn strand, zand, onze tuin, en mijn vader die mij in ons zwembad probeert te leren zwemmen. Toen de invasie in de vroege ochtend van 2 augustus begon, vertelden mijn ouders me dat de knallen die we hoorden van vuurwerk kwamen. Ik ben nog wel eens bang voor vuurwerk, omdat ik dat met oorlog associeer. Verder kan ik me herinneren dat we op een gegeven moment grote gaten in de muren tussen de huizen sloegen, een soort doorgang, waardoor je veilig bij de buren kon komen zonder naar buiten te hoeven gaan. Hoe mijn broer Craig met een hamer tekeerging, zal ik niet gauw vergeten.”
Ongeveer een jaar nadat jullie werden vrijgelaten, heeft uw moeder Glenda Lockwood een boek geschreven, Diary of a Human Shield, over de periode van jullie gijzeling tot na de vrijlating van uw vader. Heeft dat boek geholpen om uw herinneringen aan die periode te ordenen?
Stuart Lockwood: “Om eerlijk te zijn heb ik het boek nooit uitgelezen. Ik ben er ooit in begonnen, maar moest het wegleggen. Lezen over de ongelooflijke ellende die mijn moeder heeft moeten doorstaan, werd me te veel. Hoe zij, in een vreemd land en midden in een gewapend conflict dat de hele wereld bezighield, voor Craig en mij moest zorgen terwijl ze in onzekerheid verkeerde over het lot van mijn vader, liet aan de ene kant zien hoe sterk mijn moeder was, maar maakte me tegelijk erg somber. Ooit ga ik het boek lezen, maar ik ben er nog niet klaar voor.”
Vader Derek en andere westerse mannen die in Koeweit wonen en werken, worden direct na de invasie naar Bagdad gebracht en in het Mansour Melia Hotel vastgehouden om, naar wat later blijkt, als menselijk schild te gaan dienen. Zij worden bij strategische doelen, zoals olieraffinaderijen en vliegvelden, vastgehouden om de vijand ervan te weerhouden die doelen te bombarderen.
Vanwege de schietpartijen op straat blijven Glenda en haar zoons de eerste week na de invasie binnen, maar uiteindelijk worden ook zij door de Irakezen opgehaald. Eerst gaan ze naar een hotel in Koeweit-stad en weer een week later, op 16 augustus, besluiten de Irakezen dat de gegijzelde gezinnen de mannen achterna moeten, naar Bagdad. In een konvooi van acht auto’s en begeleid door Iraakse troepen rijden tientallen westerse gezinnen van Koeweit naar Bagdad, een rit van 28 uur.
Lockwood: “Onze rit van Koeweit naar Bagdad heeft grote indruk op me gemaakt: tijdens een van de nachtelijke pauzes sliepen Craig en ik buiten op een kleedje naast de auto, in de openlucht, en Craig vertelde me dat hoe de maan eruitziet afhankelijk is van je plek op aarde. De maan ziet er in Irak anders uit dan in Engeland, dat is mij altijd bijgebleven.”
In Bagdad verblijft het gezin Stuart in het Mansour Melia Hotel. De volgende dag worden ze, tot hun grote opluchting, herenigd met vader Derek, en op 19 augustus worden ze naar een energiecentrale vlak bij Bagdad gebracht om daar als menselijk schild te dienen. Wat de gegijzelden niet weten is dat de Irakezen bezig zijn om van hun benarde situatie een propagandashow te maken.
Zo wordt de dag voorafgaand aan het roemruchte bezoek van Hoessein alles in de energiecentrale schoongepoetst, er worden Europese toiletten geïnstalleerd en overal worden posters van Saddam opgehangen. Ook komt een kapper langs om de haren van de mannen en jongens te knippen (vader Derek krijgt een knipbeurt) en een videorecorder wordt in de gezamenlijke zaal neergezet.
En dan is het donderdag 23 augustus.
Derek probeert de videorecorder in de gemeenschappelijke ruimte aan de praat te krijgen. Als hij zich omdraait vanwege wat rumoer, ziet hij tot zijn grote schrik Hoessein in double-breasted pak met zijden das en bijpassend pochet, die de hand van zijn zoon vasthoudt.
In haar boek schrijft Glenda dat Hoessein aan Stuart vraagt of hij zijn dagelijkse portie melk had gehad. “Ja, melk en cornflakes”, antwoordt Stuart, waarop Hoessein zegt dat de Iraakse kinderen dat niet krijgen. En als Glenda en Stuart een paar uur later, nadat Hoessein weg is, door een Iraakse tv-ploeg worden geïnterviewd, vertelt Stuart dat hij graag naar Engeland wil omdat hij zijn oma’s wil zien, die hij nooit heeft ontmoet.
Wat kunt u zich van de ontmoeting met Saddam herinneren?
Stuart Lockwood: “Met een paar andere kinderen was ik in een van de lege kamers van het complex een huisje aan het bouwen met kussens toen onze bewakers duidelijk maakten dat we naar de gezamenlijke zaal moesten. En ineens zag ik op de gang een tv-ploeg, gewapende soldaten en natuurlijk Saddam zelf. Voor ik het wist zat hij op een stoel en stond ik naast hem. Hij ging met zijn hand door mijn haar, trok aan mijn arm en probeerde me naar zich toe te trekken, zodat ik op zijn schoot zou gaan zitten. Ik weigerde. Dat is alles wat ik me van die dag kan herinneren, ook van wat er na de ontmoeting gebeurde, kan ik me niks herinneren.”
Was u niet bang?
“Jawel, want ik wist dat hij een machtige man was. Maar ik denk dat mijn oudste dochter, die nu toevallig even oud is als ik toen was, waarschijnlijk hetzelfde zou doen als ik toen deed. Dat zou ieder kind doen, denk ik. Gelukkig had mijn moeder me in die dagen niets verteld over de wreedheid van Saddam, waardoor ik voor de rest spontaan antwoord kon geven op zijn vragen die via de tolk werden vertaald.”
De gegijzelde gezinnen hadden een eigen tv op hun kamer en Glenda schrijft in haar boek hoe de beelden van het bezoek van Hoessein, zowel van de ontmoeting met Stuart als van de interviews die na dat bezoek met een aantal families werden gehouden, de hele avond op de Iraakse televisie werden herhaald. Waarschijnlijk dachten de Irakezen dat een glimlachende Saddam in burgerkleding die bovendien begripvol was naar de Engelse gezinnen – “Ik weet dat jullie nu liever in Engeland zouden willen zijn” – het goed zou doen in zowel Arabische als de westerse wereld, omdat de militaire alliantie die tegen hem was gevormd zowel uit Arabische landen als uit westerse landen bestond. Maar door de weigering van Stuart was het charmeoffensief gedoemd te mislukken, althans in het Westen.
Na de ontmoeting verblijft het gezin Lockwood nog één week bij de energiecentrale. Moeder Glenda merkt hoeveel die ontmoeting tussen Stuart en Saddam heeft losgemaakt: nieuwe bewakers willen graag een praatje met Stuart maken en nieuwe gegijzelden die hem op tv hebben gezien, vertellen hoeveel moed zij uit die korte ontmoeting hebben gehaald. Stuart wordt gezien als “de kleine British Bulldog die weigerde te luisteren naar een van de meest moordzuchtige dictators uit de jaren negentig”, schrijft Glenda.
Op 29 augustus krijgt Glenda te horen dat zij en haar zoons naar Engeland mogen vertrekken, maar wel zonder vader Derek. Want dat is de deal die de Amerikaanse senator en mensenrechtenactivist Jesse Jackson voor elkaar heeft gekregen. Jackson, die op persoonlijke titel in Bagdad met Saddam heeft onderhandeld, kreeg de moeders en de kinderen vrij, maar de mannen moesten achterblijven. En als op 2 september het vliegtuig op Heathrow landt en Glenda, Craig en Stuart de vliegtuigtrap willen afdalen, staat Jackson, die in hetzelfde vliegtuig zat als de gegijzelden, hen bij de vliegtuigdeur op te wachten.
Hij vraagt of hij Stuart in zijn armen mag dragen terwijl ze van de trap aflopen. Glenda begrijpt waarom: een politicus die met gevaar voor zijn reputatie én leven naar Irak is gekomen, wil op het moment suprême schitteren met het wereldberoemde jongetje dat hij heeft helpen bevrijden. Dat is wat politici nu eenmaal doen, schrijft Glenda gelaten in haar boek, en al met al kan ze daarmee leven. De foto van een glimlachende Jackson die Stuart in zijn armen draagt, hangt nu bij Stuart thuis.
Ruim drie maanden later, op 10 december 1990, wordt ook Derek vrijgelaten, in een poging van Saddam om aan de wereld te laten zien dat hij, met Kerst in aantocht, de mannen en hun gezinnen graag met elkaar herenigd wil zien.
Hoe was de eerste periode nadat jullie terug waren?
Stuart Lockwood: “De eerste maanden na onze terugkeer in Engeland waren echt vreemd: ik werd overal herkend en kreeg veel media-aandacht. Ik heb veel beroemde mensen ontmoet, zoals (voormalig premier) Margaret Thatcher en Sarah Ferguson (toen nog getrouwd met prins Andrew, red.). Als 5-jarige had ik natuurlijk geen idee wie al die mensen waren, omdat ik nooit in Engeland was geweest en niemand van tv kende.
“Ik was altijd bang als mijn vader ergens heen ging en we afscheid van elkaar namen. Afscheid nemen was voor mij gelijk aan nooit meer terugzien. Ik kan me herinneren dat we met de bus op schooluitstap gingen. Alle kinderen waren blij. Maar toen de bus wegreed en mijn ouders begonnen te zwaaien, begon ik heel hard te huilen.
“En de eerste jaren na mijn vrijlating had ik nachtmerries. Die gingen vooral over oorlog. Een terugkerende nachtmerrie was dat ik op een speelplaats ben met andere kinderen wanneer een gigantische tank met veel lawaai de speelplaats oprijdt. Gelukkig hielden die nachtmerries na een paar jaar op. Daarom denk ik niet dat ik getraumatiseerd ben door die gijzeling of de ontmoeting met Saddam.”
Wat weten uw omgeving, vrienden en collega’s van uw verleden?
“Toen ik net verkering had met het meisje dat later mijn vrouw zou worden, vroeg ze aan me of ik het jongetje was dat tegen Saddam ‘nee’ had gezegd. Haar vader had haar gevraagd wie haar nieuwe vriend was en toen hij mijn naam hoorde, vroeg hij aan haar of ik ‘dat dappere jongetje was dat niet bang was voor Saddam’. Bij de eerste kennismaking met mijn schoonouders zei hij dat hij het een enorme eer vond om mij te ontmoeten! Het is heel gek als je schoonvader zoiets tegen je zegt.
“In september ga ik bij een nieuwe school aan de slag. Tijdens het sollicitatiegesprek en tijdens de kennismaking met mijn toekomstige collega’s heb ik niks over mijn verleden verteld. Maar omdat ik ondertussen weet dat voor een hele generatie Britten mijn naam met Saddam verbonden is, zal er zeker iemand zijn die me gaat vragen of ik niet toevallig ‘dat ene jongetje’ ben.”
Eerste Golfoorlog
De Eerste Golfoorlog begon op 2 augustus 1990 toen de Iraakse troepen Koeweit binnenvielen en eindigde op 27 februari 1991 met de bevrijding van Koeweit-stad, de hoofdstad van Koeweit. Irak beschuldigde Koeweit ervan dat het militaire installaties had gebouwd en oliebronnen had aangeboord aan de Iraakse zijde van de grens. Verder had Irak ook een historische claim op Koeweit omdat Koeweit, tot de Britten het in 1922 tot protectoraat maakten, deel uitmaakte van de Ottomaanse provincie Basra.
De oorlog om de bevrijding van Koeweit duurde slechts zes weken. Hoewel in totaal 34 landen aan de coalitie deelnamen (waaronder ook België), was driekwart van alle soldaten uit de VS afkomstig. Naast de foto van Stuart werd een ander beeld het symbool van die oorlog: de foto van Highway 80 tussen Koeweit en Irak die zwart ziet van tussen 1.800 en 2.700 verbrande auto’s en militaire voertuigen van de Irakezen die aan het eind van de oorlog Koeweit proberen te ontvluchten.