Reizen
Roadtrip door het Beloofde Land
Israël kunt u op talloze manieren bezoeken. Van feesten en zonnekloppen in Tel Aviv, over heilige plaatsen en architectuur in Jeruzalem, tot probleemloos drijven in de Dode Zee. Ook het andere Israël kan perfect bezocht worden.
Even staart hij in het ijle. Van de spraakwaterval die hij zich het laatste half uur toonde, blijft niets meer over. Ty Sabella, een Palestijnse christen en mijn gids/chauffeur voor die dag, bijt op zijn onderlip. Hij weet het, ik weet het: het tafereel dat zich voor onze ogen afspeelt, heeft zijn innerlijke demonen wakker geschud. Vanuit mijn comfortabele passagiersstoel zie ik de zichtbare transformatie in zijn gezicht wanneer we de streng beveiligde checkpoint Kalandia naderen. "Ik haat het om hier te rijden", knarsetandt hij plots. "Dit is zo vernederend voor Palestijnen."
En daar doemt zijn lijdend voorwerp op: de enige toegang in de gigantische muur die Jeruzalem afscheidt van het Palestijnse Ramallah. Een mierennest. Kalandia. Honderden wagens, komende vanuit Palestijns gebied, schuiven aan bij de controlepost. Uren moeten ze wachten. "Sommige mensen moeten drie uur vroeger opstaan om op tijd op hun werk te komen in Jeruzalem", klinkt het strak. "Waarom toch?" Wij, toeristen, komende van Jeruzalem, moeten niet eens onze paspoorten tonen. Ramallah verlaten is zenuwslopend, ze binnenrijden poepsimpel. Nog geen minuut duurt het voor ons.
Eenmaal aan de andere kant openbaart zich een regio die in niets nog lijkt op het kuise, propere Jeruzalem dat we net achter ons hebben gelaten. Ik slik. Dit lijkt wel oorlogsgebied. "Welkom in Ramallah", merkt Ty Sabella cynisch op. "Blij?" Angstige honden lopen met de staart tussen hun benen op straat, graffiti op de muur verraadt de afschuw tegenover de Joodse bezetter, autowrakken - al dan niet uitgebrand - staan her en der opgesteld, het stinkt er en de geur van as en verbrande autobanden verspreidt zich door de lucht. Wie hier iets in zijn hoofd wil halen, kijkt maar beter uit: overal liggen zware betonnen afscheidingsblokken en vanuit de controletorens houden Joodse bewapende militairen elke verdachte beweging scherp in de gaten.
We schrijven dag vijf van onze roadtrip door Israël. Weg is de schijnbare zorgeloosheid van de afgelopen etmalen. We zijn vanuit Jeruzalem, de heilige stad, terechtgekomen in Ramallah, door onze gids "de alternatieve hoofdstad van Palestina" genoemd.
undefined
Homo? Geen probleem
Wanneer we uitstappen om foto's te nemen, stapt een onverzorgde twintiger op ons af. We knikken vriendelijk, maar zijn behoedzaam. Hij knikt even vriendelijk terug, schudt dan het hoofd, maakt zonder één woord rechtsomkeer om zich dan plots weer om te draaien. Waarom toeristen hier in godsnaam foto's willen maken, vraagt hij zich af. "Hier is niets moois." Een andere omstander roept, vanuit iets wat op de restanten van een kleine garage lijkt, roept: "Laat de mensen in uw land maar eens goed zien waarin wij moeten leven." En hij lacht zijn tanden bloot, er een cynische "Prettige reis, welkom!" aan toevoegend.
Van het noorden tot het zuiden, van het westen naar het oosten, en overal daartussenin: Israël is één grote conflicthaard. Alleen al dat we het land zouden bezoeken, bleek in de dagen voor de afreis het startschot voor vinnige discussies. De algemene teneur was deze: een land dat zo erg de mensenrechten schendt van zijn oorspronkelijke bewoners, de Palestijnen, verdient het niet om als reisbestemming gepromoot te worden. Nuances verdwenen daarbij als sneeuw voor de zon en mondden uit in een stroom van zwart-wittegenstellingen.
Het enige probleem is dat Israël vele tinten zwart, vele tinten wit telt. Tinten met een religieuze insteek, bovendien. Bij de Palestijnen vind je zowel moslims, christenen als atheïsten, terwijl ook binnen de Joodse gemeenschap muren worden opgetrokken door onder meer (ultra)orthodoxen, atheïsten, seculiere Joden en zionisten.
Onze missie is in een week heel Israël en de Palestijnse gebieden te bezoeken en zowel de informatieve toerist, zonneklopper, citytripper als natuurliefhebber in ons te voeden. Als buitenlandse toerist kan dat zo goed als probleemloos. Zwaaien met je internationaal paspoort is, bij wijze van spreken, voldoende. En waarom niet? Zowel de Palestijnse als de Joodse gebieden zijn erg afhankelijk van het toerisme. Al verschuiven de accenten bij elke stad, elke regio.
De grootste zorgeloosheid treffen we in Tel Aviv, qua reisbestemming samen met Jeruzalem het populairst. De honderd jaar oude stad is de jongste jaren een hippe gedaanteverwisseling ondergaan op zowel culinair, artistiek als architecturaal vlak. Het is niet ver zoeken naar de reden daarvan. Of je je nu in het centrum bevindt, het strand of de kilometerslange zeedijk: deze stad wordt gedomineerd door jongeren. Zij gaven de stad het label 'Manhattan on the beach'.
Het hart van deze stad is het strand. Grote en trendy zaken als het bekende LaLa Land fungeren er overdag als vergaderruimte, terwijl er zakenlunches worden geserveerd. 's Avonds geven muzikanten er in dezelfde zaken het beste van zichzelf, terwijl grote groepjes jongelui 's nachts het warme water van de Middellandse Zee opzoeken.
Haim, een 30-jarige Israëli die voor zijn werk pendelt tussen Antwerpen en Tel Aviv en ons op een avond door de stad loodst, heeft een theorie voor die ogenschijnlijke zorgeloosheid: "Israël is een land in conflict,and you better party before it's too late."
Hij laat zich ontvallen dat vrouwen hier in de minderheid zijn, en daardoor het teveel aan mannen elkaar op financieel en fysiek vlak moet beconcurreren. Het is te zeggen: als je je als man überhaupt aangetrokken voelt tot het andere geslacht, want nog volgens Haim is meer dan 30 procent homo. Nergens in Israël kun je zo je seksuele geaardheid beleven als hier, luidt het. Hand in hand over straat lopen, wie maalt erom? Het merendeel van Tel Aviv heeft immers weinig met religie. Bekend is het verhaal van de orthodoxe gemeenschap die een eigen, afgebakend strand opeiste, dat ook kreeg, maar dan wel naast een homo- en hondenstrand. Dit is niet hun stad. En dat wil men hier graag zo houden.
Bauhaus
Ook architecturaal staat Tel Aviv zijn mannetje. Vanop het dak van het Carlton overschouwen we deze Witte Stad, werelderfgoed. Bauhaus-architectuur zover je kunt kijken. Die stijl dateert van de jaren 30, toen de voor de nazi's gevluchte joden het hier introduceerden. Zo'n 4.000 in het wit geschilderde Bauhaus-gebouwen staan er te glimmen, de grootste concentratie ter wereld.
De stad herbergt nog wel meer pareltjes, zoals de Rothschild Boulevard, waar galeries pronken naast de mooie, dure gebouwen. "Je kunt veel zeggen over Israël, maar het is ongelooflijk wat hier gebeurde qua stadsplanning", zegt stadsgids Yonatan Kohn. Als bewijs toont hij een zwart-witfoto uit 1910 van de kiosk op het eind van de boulevard. Behalve die kiosk en vijf mensen met de blote voeten in het duinenzand, is er werkelijk niets te zien. "En kijk nu." Hij straalt ook wanneer hij verwijst naar de talrijke musea in zijn stad. "Van alle landen ter wereld hebben wij de meeste musea per populatie."
Op dag drie rijden we Nazareth binnen. Het voelt als een cultuurshock. De luxe van Tel Aviv is nergens nog. Veel toeristen laten zich ook niet zien. Nu ja, tot we de Basiliek van de Aankondiging betreden, een kerk waar alle toeristen lijken samen te troepen. In de steegjes ernaartoe etaleren talloze kraampjes hun waren. Van Jezus-sandalen over kruisen tot doornenkronen. Nazareth is dan ook geheel afhankelijk van de religieuze toerist: de pelgrim.In de basiliek zelf glijden honderden vingers vliegensvlug over de bolletjes van hun paternoster. Ze prevelen. Knielen. Bidden. Sommigen zijn in tranen. Emoties hebben zich van hen meester gemaakt.
Een ambulance heeft net een man van middelbare leeftijd per brancard weggebracht. De hitte, denken we. Maar naar verluidt moet de ambulance hier wel vaker uitrukken voor pelgrims die geëmotioneerd raken.
Dat we überhaupt zonder kleerscheuren of een geblutste carrosserie in Nazareth zijn aanbeland, mag een wonder heten. Althans, volgens de receptioniste van ons sjieke hotel in Tel Aviv. Toen ik bij het uitchecken opmerkte dat Nazareth onze volgende halte was, klonk het dat we zeker niet de kleine wegen mochten nemen of onze huurauto zou met stenen bekogeld worden.
Suhair Dakwar, de Palestijnse directrice van het reisbureau Annunciation, staat het huilen bij wanneer we haar die anekdote opbiechten. "Dat doen wij echt niet. Dat zeggen ze om toeristen bang te maken. En weet je wat het ergste is? Die receptioniste gelooft het zelf ook."
Niettemin levert Nazareth volgens haar het bewijs dat twee geloofsgroepen moeiteloos kunnen samenleven. De stad bestaat uit alleen Palestijnen, waarvan zo'n 65 procent moslim en 35 procent christen. "Dat verloopt probleemloos." Het gevaar komt van buitenaf. "De Joodse nederzettingen nemen in aantal toe. De vroegere regering was centrumrechts, nu is ze helemaal rechts en voor een stuk zelfs extreemrechts.(Israëlisch premier Benjamin)Netanuyahu belooft wel onze gebieden niet langer te annexeren, maar blijft het doen. Wat kan hij ook doen met een regering als deze?"
Op toeristisch gebied moet Nazareth onderdoen voor heel wat andere heilige plaatsen. Dat weet ook zij. De stad telt tussen de 800 en 1.000 hotelkamers. Er zijn vooral pelgrims. Kloosters, kerken, basilieken en moskeeën van alle geloofsovertuigingen; dat vertegenwoordigt Nazareth.
Elite
Minder bekend is Nazareth Elite, een stad die vanaf 1956 verderop in de heuvels werd gebouwd, want Nazareth kon en mocht niet uitbreiden, zegt Dakwar. Slechts 20 procent Arabieren wonen in Nazareth Elite, terwijl er geen scholen voor Arabieren gebouwd mogen worden. "'Als we dat doen, verliezen we onze Joodse identiteit', zei de burgemeester. We moeten allemaal proberen samen te leven hier. Zij blijven, wij ook. Dat moet toch kunnen?"
Die avond tonen drie twintigers hoe het moet. In een hip koffiehuis - ja, toch gevonden - zitten een Jood met een keppeltje, een christelijke Arabier en een Joodse atheïst. Hun enige doel die avond: lol trappen en Belgische trappist nuttigen. Goede vrienden, zeggen ze. Of ze nooit in conflict komen? Breed gegrijns. "We respecteren elkaars filosofie. We hebben nog nooit ruzie gemaakt." Een lang gesprek volgt. Bond zonder Naam zou een er een hele kalender aan overhouden. Maar toch, het kan dus. Ze zijn er. Natuurlijk zijn ze er.
Een dag later vertrekken we naar de noordkust, naar Rosh Hanikra waar een kabelbaan ons doorheen oceaangrotten moet loodsen. Een toeristenval, maar ze is niet voor niets geweest. Bij onze terugkeer arriveren we in noordelijk gelegen Akko, een kleine havenstadje met een restaurant van wereldfaam: Uri Buri. Eigenaar Uri Jeremias is 71 en beschikt over een baard waar zelfs de Kerstman jaloers op zou zijn. Op de Zavel in Brussel leerde hij ooit zijn eerste culinaire trucjes. Jarenlang werkte hij bij sterrenchefs in zowel België als Frankrijk vooraleer hij, nu 26 jaar geleden, zijn seafood-restaurant opende. Gedurfd, zegt hij, "want dat was niet koosjer en er was weinig info beschikbaar."
Culinair genot
De dag van vandaag is Uri Buri een restaurant waarin de vreemdste combinaties worden uitgeprobeerd, in het bijzonder specerijen van de bedoeïen, "want dat doet hier niemand". Nooit zo'n culinair genot gekend. Dit soort plekken, alsook de Dode Zee waarin we een dag later een halve namiddag spenderen, doet ons bijna vergeten dat Israël een land in conflict is, eentje waar het voortdurend op eieren lopen is.
In Jeruzalem sta ik met mijn mond vol tanden bij de Klaagmuur. Ik heb de voorbije uren rondgelopen in de Oude Stad, en gezien en gehoord hoe achter de prachtige 16de-eeuwse wallen zo'n vier grote geloofsgemeenschappen leven. Hoe Arabische jongeren er met wapens rondlopen, Japanse toeristen binnen deze muren dezelfde route afleggen als Christus - inclusief kruis op de schouder, en moslims in de buurt van de Verrijzeniskerk een spandoek ophingen dat Allah de grootste is.
Conflictjes overal, kortom. Maar aan de Klaagmuur, nota bene de heiligste plek voor de Joden, troepen die dag honderden jonge militairen samen. Ze zijn een half jaar in dienst en krijgen nu hun geweer. Honderden geweren liggen er te blinken, naast de Bijbel.
Puur machtsvertoon, zegt een kritische gids verderop. Hillel Bar-Sadeh blijkt een zionist te zijn, maar zegt zich in het linkse kamp te bevinden. "Tot voor kort hadden de Arabieren de hoogste koepel in de binnenstad tot wij, de Joden, besloten om onze tempel drie voet groter te maken. En zo ontstaat dus conflict. De grootste hebben, hoe zielig."
Terug naar Ramallah, waar ook gids Ty Sabella zich kritisch opstelt tegenover én religie in zijn algemeenheid én zijn eigen volk. Hij windt zich op over de tonnen vuil op de straten, het gebrek aan mooie huizen, gebouwen, verkeerslichten en degelijke wegen. "Dat is het verschil tussen Israël en ons. Jammer dat we qua stadsontwikkeling niet de mentaliteit van de Joden delen. Als ik president van Palestina zou zijn, zou ik deze regio zo mooi maken dat het tenminste waard is om erover te onderhandelen."
Hij schudt het hoofd. "Ja, er zijn problemen tussen Joden en Arabieren, maar laten we toch eerst even onze eigen huizen, gezondheid en weldenken organiseren. Waar gaat bovendien al het internationale geld naartoe dat de Palestijnse autoriteit krijgt? Ach, het lijkt wel alsof de Palestijnen niet mogen dromen. Iedere jonge generatie wil hier zo snel mogelijk weg. Al dat vuil..."
Sneeuwwit
En toch... Kraaknet. Sneeuwwit. Hip en modern. Het is niet te geloven, maar in Ramallah hebben we zo'n locatie gevonden: het mausoleum van de in 2004 gestorven Yasser Arafat, president van de Palestijnse Autoriteit en Nobelprijs-winnaar. Het meet amper 11 bij 11 meter, wordt bewaakt door twee uit de kluiten gewassen binken, maar de omgeving en de weg ernaartoe is indrukwekkend. Nu is er niemand, maar volgens de hoofdbewaker stoppen er soms bussen vol toeristen. "Niet alleen Arabische. Ieder die zich niet laat afschrikken door de Israëlische overheid en geïnteresseerd is in ons volk, komt hier."
Een extra aanwinst moet het enorme gebouw achter het mausoleum worden: het Arafat-museum. De hoofdbewaker beloofde bij ons bezoek dat het modern zou worden. Benieuwd of het veel buitenlandse toeristen zal lokken.
undefined
Praktisch
• We trokken met de Belgische touroperatoren Israël-specialist Exodis naar Jeruzalem.
• Rechtstreeksevluchtenvanuit Brussel naar Tel Aviv (Airport Ben Gurion) in 4,5 uur. Vliegen met het Israëlische El Al is af te raden.
• Alleenreizende toeristen worden in Zaventem intensief ondervraagd.
• De reiskoffer mag niet gesloten worden wegens controle (in mijn geval was ze zelfs stuk). Bij Brussels Airlines heb je dat niet.
• In Jeruzalemverblevenwe in Dan Boutique, op 20 minuten wandelafstand van de Oude Stad. Goedkoper en rustiger is de kibboets Ramat Rashel. In Tel Aviv logeerden we in het Carlton Hotel On The Beach en het kleinere Mendeli Street. In Nazareth logeerden we in het Hotel Golden Crown.
• Geen apartvisumnodig. Stempels van bestemmingen als Saoedi-Arabië, Syrië of Libië, kunnen problemen geven.