Rik Van Cauwelaert (71) gebruikte het coronajaar om een boek af te werken: een portret van wijlen Fons Verplaetse, oud-gouverneur van de Nationale Bank. Een gesprek over de technocraat die ons land door vele crisissen loodste – én over de coronacrisis die ons nog altijd in lockdown houdt.
“Nee, ik geloof niet dat de huidige generatie politici minder bekwaam is dan de grote kleppers uit het verleden”, zegt Rik Van Cauwelaert. “Alexander De Croo (Open Vld) heeft volgens mij de potentie om een grote premier te worden. Ik heb de indruk dat hij zich goed heeft omringd en zijn stempel op het beleid kan drukken. Je voelt ook dat hij lokale ervaring heeft, hij weet hoe hij mensen moet aanspreken. Hij is goed opgevoed, moet u rekenen – zijn vader Herman De Croo heeft een wat schalks imago, maar is een ernstig man.
“Ook de tandem van de premier met Frank Vandenbroucke (Vooruit) als minister van Volksgezondheid lijkt goed te werken. Als je ziet hoe Vandenbroucke deze crisis aanpakt, dan is dat toch met veel moed en zelfverzekerdheid. En met mensen zoals Vincent Van Peteghem (CD&V) als minister van Financiën en Thomas Dermine (PS) als staatssecretaris van Relance zit er nog serieus volk in deze federale regering. Er wacht hen na de coronacrisis nog veel werk, maar ze hebben het in zich om dat te doen.”
Een kwestie van grote versus prutsende generaties is het dus niet. Als er al een verschil met vroeger is, aldus Van Cauwelaert, dan situeert zich dat in de backoffice, waar de topambtenaren aan de knoppen zitten. “Ik denk dat niet veel jongeren nog de ambitie hebben om carrière in de administratie te maken”, zegt hij. “Vroeger was het voor velen nog een eer om commis de l’état te worden. Vandaag veel minder. Jammer, want zulke topambtenaren zijn belangrijk. Ook voor journalisten. Het is geen verwijt aan collega’s, want ik heb mij er ook aan bezondigd. Ik heb af en toe te veel geluisterd naar de politici, in plaats van naar de ambtenaren. Maar het is bij zulke figuren dat je te weten komt wat er écht aan de hand is. Wie alleen naar politici kijkt, ziet maar het halve beeld.”
In zijn nieuwe boek vervolledigt Van Cauwelaert, een van de ouderdomsdekens van de journalistieke Wetstraat-brigade, het beeld dat wij hebben van de laatste dertig jaar van de vorige eeuw. De laatste gouverneur. Alfons Verplaetse en de politiek is niet gewoon een biografie van de oud-gouverneur van de Nationale Bank van België die eind oktober aan covid overleed, maar een unieke blik in de cockpit van de macht. Aan het stuur van die cockpit zat decennialang erg vaak Fons Verplaetse, eerst als kabinetschef van veelvoudig premier Wilfried Martens (toen CVP), daarna als directeur en vervolgens gouverneur van de Nationale Bank van België.
“Ik ben erg blij dat ik vaak contact met Fons heb mogen hebben”, zegt Van Cauwelaert. “Hij kende de stand van het land als weinig anderen. En ik kon hem op elk moment bellen. Hij was niet te beroerd om iets voor mij uit te rekenen als ik een vraag had.
“Daarom voerde ik hem in mijn column in De Tijd ook regelmatig op. En zijn berekeningen klopten altijd als een bus. En dan moet u weten dat hij nooit een computer heeft aangeraakt. Hij deed alles met een pen en een stukje papier.”
De laatste gouverneur is een knap referentiewerk dat thuishoort in de bibliotheek van iedereen die de Belgische politiek wil begrijpen. Trouwe lezers van Van Cauwelaert, lang Knack-directeur en sinds 2012 columnist in De Tijd, zullen ’s mans solide feitenkennis en scherpe blik meteen herkennen. We zullen later in dit gesprek nog dieper ingaan op de coronacrisis en het huidige beleid, maar eerst duiken we de geschiedenis in. Rewind naar 1982, naar de historische devaluatie van de Belgische frank, die voor altijd geassocieerd zal worden met het dorpje Poupehan, waar Fons Verplaetse een buitenverblijf had.
Dat legendarische verhaal kent vier hoofdrolspelers. Wilfried Martens, toen de premier. Jef Houthuys, topman van de christelijke vakbond. Hubert Detremmerie, baas van de bank van de christelijke arbeidersbeweging. En, last but not least, Alfons Verplaetse, op dat moment nog kabinetsmedewerker van Martens. De mythe wil dat die vier heren in dat buitenverblijf beslist hebben om de Belgische frank te devalueren. Maar dat verhaal, die mythe van Poupehan, is dus onwaar, bevestigt Van Cauwelaert voor eens en altijd.
Hoe is die mythe ontstaan?
“Journalist Hugo de Ridder, die intussen zelf overleden is, had Jef Houthuys op diens sterfbed nog geïnterviewd. In dat gesprek, dat in 1991 in Knack werd gepubliceerd, doet Houthuys een verhaal dat licht bijgekleurd is. Hij geeft Poupehan een betekenis die het nooit heeft gehad. Bij sommigen ontstond zelfs de indruk dat de devaluatie van de Belgische frank in Poupehan was afgesproken.”
En dat klopte niet?
“Nee. De beslissing om de frank te devalueren, was al genomen vóór dat viertal een paar weekends naar Poupehan trok. Het idee kwam van Verplaetse, die Houthuys en Martens ervan overtuigde. De weekendjes dienden om de goede relaties tussen alle partijen te onderhouden. Het was cruciaal dat de regering en de vakbond op dezelfde lijn bleven. Verplaetse was ook niet de enige die voor een devaluatie had gepleit: economen Paul De Grauwe en Marcia De Wachter hadden ook laten verstaan dat het de enige optie was.”
Waarom precies?
“De economische toestand van het land was zo slecht dat er geen andere uitweg meer was. België was trouwens niet het enige probleem in Europa. De Franse frank was al eerder gedevalueerd. En dat is altijd een nederlaag. Als je munt minder waard wordt, verarmt je bevolking. Een devaluatie is goed voor de export, want je wordt goedkoper. Dat is gunstig voor je economie. Maar wat je moet importeren, dus zowat de helft van het modale winkelkarretje, wordt duurder. Dat is slecht voor de consument.”
Dat ons land begin jaren 1980 er zo slecht aan toe was, wijt u aan een slechte reactie op de oliecrisis van 1973.
“België was begin jaren 80 de zieke man van Europa. De kiem daarvan ligt bij die oliecrisis. Alle landen hadden daarmee te maken gehad, maar wij hadden gedaan alsof onze neus bloedde. België had geen enkele maatregel genomen. Een van de problemen was dat de olieprijs de index deed stijgen, en dat de lonen daaraan gekoppeld waren. Dat moest anders, dat beseften zelfs de socialisten. Later is de olieprijs uit de index gehaald. Sindsdien hebben wij een gezondheidsindex.”
U schrijft ook dat de Belgische politiek te veel bezig was met communautaire kwesties en zo te weinig tijd en aandacht had voor die oliecrisis.
“Men heeft daar toen veel tijd mee verloren. Er was een eerste staatshervorming geweest onder Gaston Eyskens (toen CVP), maar die was erg rudimentair. Dat probleem bleef broeien. Het land is jaren verlamd geweest door interne tegenstellingen. Dat ergerde Verplaetse enorm. Voor hem waren communautaire kwesties details om geen tijd aan te verliezen. Hij was geen sectaire denker.”
De tweede cruciale ingreep die we aan Verplaetse te danken hebben, is volgens u zijn idee om de Belgische frank aan de Duitse mark te koppelen, in 1990.
“Dat was zijn koninginnenstuk. Die devaluatie hadden anderen ook bedacht. Hij heeft er vooral voor gezorgd dat de laagste inkomens gespaard bleven, door er een aantal sociale maatregelen aan te verbinden. Maar de koppeling van de frank aan de mark: dat heeft hij helemaal in zijn eentje geforceerd. Daar heeft hij de regering voor een voldongen feit gezet. Zowel Jean-Luc Dehaene als Philippe Moureaux van de Franstalige socialisten begreep meteen dat die koppeling ons pijn zou doen.”
Waarom zou dat pijn doen?
“Omdat België door die koppeling zijn begrotingspolitiek op Duitsland moest afstemmen. Dat waren bindende objectieven voor alle regeringen die daarna werden gevormd. Het dwong hen om zeer zuinig te zijn.”
Het beeld dat uit uw boek opstijgt, is dat van een supertechnocraat, die achter de schermen beslissingen neemt waar de kiezer geen greep op heeft.
“Je moet natuurlijk politici hebben die bereid zijn om daarin mee te gaan. En dat waren voor hem Martens en Dehaene. In mijn boek staat een cartoon van de Waalse tekenaar Royer, waarop Verplaetse wordt voorgesteld als een collegeprefect, die moest toezien op de discipline van zijn leerlingen – en die leerlingen, dat waren de politici.”
Dat knaagt toch een beetje. Martens had tot vlak voor de verkiezingen van 1982 beloofd om niet te devalueren. Terwijl hij wist dat het wel zou gebeuren.
“Een devaluatie kun je van tevoren niet aankondigen. Als je dat wel doet, krijg je een gigantische aanval op je munt op de valutamarkt.”
Dat vloekt toch met de idee dat een politicus het vertrouwen moet vragen voor het beleid dat hij zal voeren.
“Je moet als politicus het vertrouwen vragen, maar voor een devaluatie kún je dat niet. Onmogelijk. Dat kun je een vorm van technocratie noemen. Dehaene zei ooit, jaren later, zelfs tegen Verplaetse, dat ze toch een beetje de indruk moesten wekken dat de regering onafhankelijk is van de Nationale Bank. (lacht) Het is altijd de politiek die beslist, maar je hebt kleppers zoals Verplaetse nodig die weten wat er moet gebeuren.”
Hoewel die devaluatie pijn deed, werd Martens bij de verkiezingen in 1985 beloond.
“Hij haalde geen spectaculaire cijfers, maar ging wel vooruit. Dat toont voor mij aan dat mensen goed begrijpen wanneer het ernst is. En dat ze, zelfs als het pijn doet, toch het beleid moeten belonen. Omdat het moed vergde en omdat het nodig was. Denk ook aan de verkiezingen van 1995, toen de socialisten niet verpletterd werden, hoewel de partij nog in de crisis van het Agusta-schandaal zat (de partij had zich door helikopterbouwer Agusta laten omkopen, JDC). Louis Tobback was erin geslaagd om de kiezers ervan te overtuigen dat er iets belangrijkers op het spel stond: de sociale zekerheid.”
Na Zwarte Zondag, in 1991, wilde Jean-Luc Dehaene stoppen met politiek, schrijft u. En het was Verplaetse die hem overtuigde om toch premier te worden.
“Ja, Dehaene was echt geschokt door die verkiezingsuitslag, met de doorbraak van het Vlaams Blok. Hij wist niet wat hij daarmee moest aanvangen. Niet alleen Verplaetse, ook Herman Van Rompuy heeft toen op Dehaene ingepraat om toch te blijven. Verplaetse heeft toen gezegd: ‘Als ge het niet doet, zijt ge mijne vriend niet meer.’ (lacht) Dehaene moest ervoor zorgen dat België bij de muntunie kon aansluiten. Dat was opnieuw een serieuze operatie, bekend als het Globaal Plan, die Verplaetse heeft begeleid.”
Rik Van Cauwelaert
• geboren op 31 januari 1950 in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek
• begon zijn carrière als fotograaf en sportjournalist
• werd in de jaren 80 politiek journalist voor Knack, waar hij onder meer de Agusta-affaire uitspitte. Werd er later hoofdredacteur en directeur
• schrijft sinds 2012 een wekelijkse column in De Tijd
Hij was nog net gouverneur toen de euro werd ingevoerd.
“Toen de eerste euro’s werden gedrukt, nam hij afscheid als gouverneur. Dat is zijn grote prestatie, die ik met dit boek wil belichten: hij heeft ons land in de eurozone geloodst.”
Dat was in 1999, toen Dehaene de verkiezingen verloor na de dioxinecrisis. Ook toen vond Verplaetse dat Dehaene moest doorgaan.
“Fons vond dat Dehaene extra steun moest zoeken bij de groenen, om verder te kunnen regeren. Die dioxinecrisis, laten we wel wezen, was een nepincident. Op geen enkel moment is de volksgezondheid toen in gevaar geweest. En spijtig genoeg hebben de twee regeringen van Guy Verhofstadt (Open Vld) daarna de inspanningen van Dehaene en Verplaetse tenietgedaan. Mocht het beleid van de jaren 1990 zijn voortgezet, dan hadden wij de bankencrisis beter kunnen beheren, zoals Nederland dat heeft gekund.”
Wat hebben de regeringen-Verhofstadt precies verkeerd gedaan?
“Ze hebben de teugels gevierd, waardoor de schuld opliep en de begroting ontspoorde.”
Maar Frank Vandenbroucke maakte toen toch deel uit van die regering? Dus hij was daar toch mee verantwoordelijk voor?
“De socialisten hebben meegewerkt aan de plannen van Verhofstadt, zeker. Ze wilden een beetje welstand kopen door niet langer een zuinig beleid te voeren. Dat heette toen het socialisme van la retour du coeur. Maar Vandenbroucke was wel de eerste die toen gewaarschuwd heeft met een opiniestuk in de krant, samen met Johan Vande Lanotte. Zij zagen dat het de verkeerde kant opging. Toenmalig SP-voorzitter Steve Stevaert was daar heel boos over. Finaal heeft men Vandenbroucke daarom later uitgerangeerd.”
U noemt het eerste Burgermanifest van Verhofstadt ook ‘antipolitiek’.
“En het verscheen vlak voor Zwarte Zondag, toen de sfeer al behoorlijk antipolitiek was. De socialistische leider André Cools was pas vermoord en er ontstond een beeld van een corrupte politieke klasse. Dan moet je het hoofd koel houden. Verhofstadt stak met dat Burgermanifest (het eerste van een reeks manifesten waarmee hij de politiek radicaal wilde vernieuwen, red.) de lucifer nog aan de hooiberg.”
Houden onze politici vandaag het hoofd koel genoeg, in deze coronacrisis?
“Zoals ik al zei, vind ik dat Alexander De Croo en Frank Vandenbroucke dat behoorlijk doen, zeker als je dat vergelijkt met andere Europese landen. Het grote probleem is op dit moment de bevoorrading van vaccins. Dat had sneller gemoeten. Ik begrijp ook niet waarom men niet eerst de actieve bevolking heeft gevaccineerd. Ik zou als 70-plusser zeker bereid zijn om te wachten tot die hun prik hebben gekregen. Zeker in het onderwijs zou men het personeel veel sneller moeten vaccineren.”
Er is spanning tussen de federale regering en de deelstaten. Zowel minister-president Jan Jambon als minister van Onderwijs Ben Weyts (allebei N-VA) duwde lang op de rem voor een lockdown waarbij ook scholen zouden sluiten. Tot vlak voor het laatste Overlegcomité bleef Weyts met de spierballen rollen.
“Weyts heeft dat altijd wel in zich gehad. Dat gelijkhebberige. Ik begrijp niet waarom hij er niet van meet af aan op heeft aangedrongen om al het onderwijzend personeel zo snel mogelijk te vaccineren. En vergis u niet: het verzet tegen de federale strengheid zit ook aan Franstalige kant, waar men vindt dat politici de baas moeten zijn, en niet de virologen.”
Toch gaan de scholen een week voor de paasvakantie dicht. Wat is daar gebeurd, denkt u? Heeft Frank Vandenbroucke uiteindelijk Ben Weyts omvergeduwd?
“Nee, ik denk dat de feiten Weyts hebben omvergeduwd. Hij zal zich tijdens het overleg hebben moeten neerleggen bij de meerderheid en verstuurde daarna een signaal naar zijn achterban dat het tegen zijn zin was. Ook minister-president Jambon zei het op de persconferentie woensdag: ‘We hebben geen keuze.’ Wat Vandenbroucke betreft: het valt mij wel op dat hij altijd met veel respect en begrip over zijn Vlaamse collega’s praat. In dat opzicht is hij toch niet meer de Vandenbroucke van vroeger, die cassanter en feller was. Hij heeft de samenwerking met de deelstaten handig aangepakt, vind ik.”
Toch is er spanning tussen de N-VA en de federale regering.
“Dat is maar een deel van het verhaal. Niet alleen Jan Jambon, ook Elio Di Rupo (PS), de minister-president van Wallonië, zegt dat hij zich niet bij alles wat de federale ministers zeggen hoeft neer te leggen.
“Ik snap deze nieuwe lockdown, maar ik begrijp ook dat sommigen de economie zuurstof willen geven. Het begrotingstekort zit al op 40 miljard, en de schuldgraad op 120 procent van het bruto binnenlands product.”
Maar de economie kan toch pas opnieuw echt bloeien als het virus platgeslagen is? Daarover bestaat een economische consensus, die onder meer wordt vertolkt door Mathias Dewatripont, hoogleraar aan de ULB en lid van het directiecomité van de Nationale Bank van België, voor wie u in uw boek veel achting toont.
“Dewatripont is een briljant man, absoluut. En met zijn stelling ben ik het helemaal eens. Maar toch denk ik dat je dit niet nóg eens een jaar kunt volhouden. Vroeg of laat moet de machine opnieuw kunnen starten. Er moet brood op de plank. Het lijdt geen twijfel dat de vorige regering vorig jaar hardere maatregelen had kunnen nemen. Maar nu moet tijdens en na deze lockdown alle aandacht naar vaccinatie. In het Verenigd Koninkrijk krijgen 800.000 mensen per dag een prik. Wij komen nog niet aan een tiende daarvan.”
De Europese Unie heeft steken laten vallen.
“Absoluut. Europa heeft niet hard genoeg op tafel geklopt. Er is zoveel onderzoeksgeld in die vaccins gestopt. Men had moeten zeggen tegen de farmabedrijven: payback time. Ik vind het ook onbegrijpelijk dat Europees Commissaris Didier Reynders nu landen op de vingers tikt omdat ze het grensverkeer willen beperken. Er zijn Duitsers die nu feestjes gaan bouwen in Spanje, en dan het virus mee terugnemen naar Duitsland. Daarover is bondskanselier Angela Merkel ook bezorgd. Zij sprak trouwens niet over een lockdown, zij sprak over Ruhetage, rustdagen. Maar ze heeft die niet kunnen doorduwen.”
De Europese Unie laat steken vallen, en toch hebben wij enorm veel soevereiniteit naar dat niveau overgedragen. Te veel?
“In de Belgische grondwet staat een artikel waar niemand het ooit over heeft: artikel 34. Volgens dat artikel kan de Belgische staat zijn macht overdragen aan transnationale organisaties zoals de Europese Unie. Met een gewone meerderheid in het parlement. Het artikel werd in 1970 aan de grondwet toegevoegd om het Verdrag van Rome uit 1957 alsnog een wettelijke basis te geven. Wij zitten 541 dagen te onderhandelen over macht die we overhevelen van het federale naar het regionale niveau, terwijl we tussen de soep en de patatten al veel meer macht hebben overgeheveld naar Europa.”
Geef eens een voorbeeld?
“Het federale parlement mag nog duizend keer een begroting goedkeuren, als de Europese Commissie zegt dat ze niet klopt, dan klopt ze niet en moet het huiswerk opnieuw worden gemaakt. Daarop zijn in 2019 de onderhandelingen tussen de PS en de PTB/PVDA misgelopen in Wallonië. Op zowat alles wat de PTB voorstelde, reageerde de PS met de opmerking: ‘Dat mag niet van Europa.’ Het is eigenlijk logisch dat je dan als onderhandelende partij opstapt, natuurlijk. Dan heeft je programma geen zin.”
Waar moet die Europese Unie finaal landen, volgens u? Met Europese partijen die een Europees Parlement vormen en dan een regering met een meerderheid, zoals politiek filosofe Cristina Lafont onlangs nog in deze krant zei?
“Ik ben het eens met Lafont. Anders is het geen echt parlement. Je moet inderdaad naar een Europese regering die verantwoording aflegt aan het Europees parlement. Uiteraard is het daarnaast belangrijk dat er een link blijft bestaan tussen dat Europese Parlement en de nationale parlementen. Die uitholling van de nationale macht zie je ook bij de Nationale Banken. Daarom noem ik Fons Verplaetse de laatste gouverneur. Vandaag is elke nationale bank een onderafdeling van de Europese Centrale Bank in Frankfurt.”
Nog even naar de artistieke actualiteit. Op de cover van uw boek staat het portret dat Fons Verplaetse liet maken door zijn streekgenoot Roger Raveel, die met een tentoonstelling in Bozar momenteel volop in de belangstelling staat.
“Elke gouverneur van de Nationale Bank van België mag zijn portret laten maken. Fons wist meteen dat Raveel dat van hem moest schilderen. Die twee konden het goed met elkaar vinden. Ik hoorde onlangs nog een geweldige anekdote over Raveel. Een bezoeker ziet hem aan het werk in zijn atelier. Ineens houdt Raveel op met schilderen en zegt hij tegen de bezoeker: ‘Als Matisse dat zou zien, zou hij zeggen: dat kan ik niet.’ (lacht) Nee, aan zelfvertrouwen hadden Raveel en Verplaetse geen gebrek.”
Het valt in uw boek op hoe Verplaetse door grote namen uit de internationale bankierswereld, van wie u er een aantal hebt geïnterviewd, werd hooggeacht. Toch had hij een wat boertig imago, als ik dat zo mag zeggen. Ook zijn taalgebruik blonk niet meteen uit in zorgvuldigheid. Hij sprak Zults, geen Nederlands.
“Toen Wilfried Martens hem vroeg om kabinetschef te worden, zei hij dat Verplaetse in die functie voortaan toch vaak Nederlands zou moeten spreken. ‘Dat zal dan niet gaan’, antwoordde Fons. Nu, ik denk dat hij af en toe wel keurig sprak. Volgens mij cultiveerde hij dat imago ook een beetje op den duur. Maar iemand zoals Leo Tindemans (toen CVP) kon daar niet tegen. Tussen Tindemans en Verplaetse heeft het nooit echt geboterd.”
U beschrijft een bezoek van Martens en Tindemans aan het Witte Huis, toen Ronald Reagan president was: Martens als premier en Tindemans als minister van Buitenlandse Zaken. Ook toen maakte Verplaetse zich niet sympathiek.
(lacht) “Nee, inderdaad. Martens wordt op een bepaald moment in The Oval Office uitgenodigd en Fons Verplaetse glipt snel mee naar binnen, terwijl hij Tindemans gewoon buiten liet staan. Enfin, dat is dan snel rechtgezet, maar toch: veel liefde was er tussen die twee niet verloren.”
Ik neem aan dat u zich tijdens het schrijven soms hebt vermaakt.
“Zeker. Al was het niet eenvoudig om alles te reconstrueren, want Fons had niets bewaard, geen verslag, geen agenda. Hij vertelde alles uit zijn geheugen, dat enorm sterk was. Al denk ik dat hij ook soms een verhaal bijkleurde, zoals Houthuys op zijn sterfbed. Zo vertelde hij graag dat hij in Poupehan door een oud vrouwtje werd aangesproken die hem smeekte om goed voor de mensen te zorgen, omdat ze zo arm waren. (lacht) Ik durf te denken dat ook die anekdote misschien niet helemaal echt gebeurd is.”
Rik Van Cauwelaert, ‘De laatste gouverneur’, Standaard Uitgeverij, 240 p., 29,99 euro.