InterviewFamilieklap
Rik en Stephane Verheye: ‘Dichter bij een vader kan ik met mijn peter niet komen’
De jongste is 35, won Vlaanderen voor zich als Callboy met de blonde staart, en vertolkt in Nonkels de rol van kunstgraskoning Willy Persyn. De oudste is 64, fotograaf en nonkel van de jongste. Toen de papa van de jongste stierf, nam hij de vaderrol op. Rik en Stephane Verheye, neef en nonkel.
RIK
“Het klinkt als een filmscène: ik was zeven jaar en reed met de buurjongens op bmx’jes door de straat toen mijn moeder me riep. Ze zei dat papa op reis was vertrokken en nooit meer zou terugkeren. Ergens had ik wel door wat er aan de hand was. Ik zei ‘oké’ en vroeg of ik verder mocht spelen. Die avond was de eerste en laatste keer dat mijn moeder me na het donker niet meteen naar binnen riep. Ik ben niet naar de begrafenis geweest. In mijn hoofd spelen geen beelden van een kist of van mama die huilt. Ik weet wel nog dat het een warme dag in augustus was en ik met een vriendje monorail speelde. Toen we in de verte de klokken hoorden luiden, hebben we de tram een minuut stopgezet.
“Mijn nonkel is mijn peter, maar vooral mijn vadertje. We hebben een vader-zoonband, maar dan zonder de kleine frustraties die gepaard gaan met onder hetzelfde dak te wonen. Ik heb een aantal surrogaatvaders, zoals mijn vroegere leraar Nederlands, of regisseur Jan Eelen. Maar alleen in mijn peter zie ik een volwaardige vaderfiguur. Dichter bij een vader kan ik niet meer komen.
“Vadertje heeft altijd heel open gepraat over papa. Elke vraag waar ik mee zat, beantwoordde hij. Hij heeft de fraaie verhalen verteld, maar ook de minder mooie dingen geschetst. Maar in alles wat hij zei, voelde ik altijd de liefde voor zijn grote broer.
“Ik heb mijn hele jeugd gespeeld, alsof het leven een toneelstuk was. Dat heeft er altijd ingezeten. Soms kwam ik ’s morgens naar beneden, verkleed als clown. Maar na de dood van papa werd spelen een manier om met de pijn van het zijn om te gaan. Ik creëerde een fantasiewereld met personages die de aandacht van mezelf afleidden. Elke zondag moest ik met mijn grootouders naar de mis, maar ik was enkel geïnteresseerd in de breedsprakerige uitleg van de pastoor. Wanneer de familie in de namiddag op bezoek kwam, evoceerde ik de viering.
“Die spreidstand tussen clown en pastoor kon ik maar op één manier oplossen: acteur worden. Mijn fantastische moeder heeft me daar altijd in gesteund, en vadertje evenzeer. Ik kreeg de vrijgeleide om mezelf te exploreren, met als lichtend voorbeeld vadertje, die destijds de norm naast zich neerlegde en fotografie ging studeren.
“We doen wel dingen samen, maar te weinig. Ik beloof hem al vier jaar om er met z’n tweeën een weekendje op uit te trekken, maar ik ben geweldig slecht in plannen. Ik heb de laatste jaren veel gewerkt, en ik ga dat blijven doen, maar ik wil een betere balans vinden zodat ik makkelijker tijd kan maken voor de mensen die ik graag zie.
“Sinds vorig jaar komen we wel regelmatig samen in een strandcabine in Knokke. Voor vadertje is dat een nostalgietrip. Hij is er net als ik opgegroeid en zijn ouders hadden destijds ook zo’n cabine. Er hangt een bepaalde connotatie rond Knokke – van zalmroze polo’s tot golfkarretjes – maar dat is ons Knokke niet. Mijn peter en ik hebben eenzelfde onverwoestbare band met de zee. Als alle toeristen het strand verlaten, blijven wij zitten, trekken we een fles wijn open en laten we pizza leveren. Mooier wordt het niet.”
STEPHANE
“Rikkies papa, mijn oudere broer, stierf toen hij 39 was. We hebben alles geprobeerd om Philippe te helpen, maar op het einde was er geen enkel afkickcentrum dat hem nog wou opnemen. Alcohol was zijn middel om aan zelfdestructie te doen. Hij wist dat hij eraan ging sterven. De zelfmoord van onze moeder heeft hij altijd met zich meegesleurd en in tegenstelling tot mezelf heeft hij dat verlies nooit kunnen plaatsen.
“Dat onverwerkte trauma kon hij bovendien maar moeilijk ventileren via creatieve uitspattingen. Eigenlijk wou hij schrijver worden, maar onder lichte druk van de familie, die vond dat hij een ‘gewone’ job moest uitoefenen, werd hij verzekeringsmakelaar. Daar lag zijn grootste frustratie. Hij heeft nooit echt goed in zijn vel gezeten. Hij heeft een of twee keer opgetreden met het amateurtheater van Knokke. Veel te weinig. Als ik die beelden herbekijk, zie ik Rik. Zijn fysiek, maar ook de manier waarop hij het podium bespeelde. Hij was een showman.
“Na de dood van Philippe zou ik me over Rik ontfermen, dat was een evidentie. Als hij op zaterdagochtend voetbalde, stond ik aan de zijlijn. Als we met het gezin een uitstap deden, belde ik zijn moeder: ‘Mag Rikkie mee?’ Ons huis was zijn tweede thuis. Onze band is alleen maar beter geworden. Hij belt me voor van alles: als hij raad nodig heeft over de aankoop van een auto of mijn mening wil horen over een bepaalde pitch of een nieuw idee. Op creatief vlak vullen we elkaar goed aan. Hij vertrekt vanuit het narratief, ik vanuit een cinematografische insteek. Dat werkt.
“Toen Rik besloot om naar de toneelschool te gaan, kreeg hij mijn onvoorwaardelijke steun. Het lag bijna voor de hand dat hij die richting zou uitgaan én dat hij zou slagen. In alles wat hij onderneemt, toont hij gedrevenheid, dat is altijd zo geweest. Ik weet nog hoe hij op z’n achttiende vaak meereed naar mijn studio in Brussel. Met zijn laptopje onder de arm, kwam hij er terecht in een bruisende omgeving van stylisten en decorbouwers. Die creatieve sfeer vond hij geweldig inspirerend. Hij schreef er zijn eerste monoloog.
“Ik heb hem altijd van dichtbij gevolgd. Elke opvoering in Studio Herman Teirlinck heb ik gezien. Toen hij Vlaanderen platspeelde met Callboys, was ik uiteraard meer dan blij voor hem, maar hij moest het niet wagen om naast zijn schoenen te gaan lopen. (lacht) Gelukkig heeft hij niet alleen de manier van spelen van zijn pa geërfd, maar ook zijn humoristisch en relativerend karakter. We greiten graag: elkaar bespotten, ergens tussen plagen en liefde vragen.”
Gekke gewoontes
Rik over Stephane: “Op familiefeestjes zit vadertje vaak met tranen in zijn ogen te genieten van het moment.”
Stephane over Rik: “Ik eet traag, en niet veel. Rik zit altijd te azen op mijn bord.”