InterviewRéginald Moreels
Réginald Moreels brengt conflict in Oost-Congo onder aandacht: ‘Je moet ook met moordenaars spreken, ja’
Hij zat tegelijk met koning Filip in Congo maar tot een ontmoeting kwam het niet. Nu wil Réginald Moreels op audiëntie in het Koninklijk Paleis om aandacht te vragen voor de problematiek in Oost-Congo, de plek waar hij al jaren als chirurg actief is.
Ontbijtafspraak om 8.30 uur in een bomvolle koffiezaak in hartje Oostende. Humanitair chirurg Réginald Moreels (72) is hier een bekend gezicht; hij komt er dikwijls ontbijten. Zelf woont hij een paar kilometer verderop. “In een voormalige sociale woning”, klinkt het. “Niet in een grote villa of zo. Dat zou ook niet passen bij mijn werk als humanitair arts, ik houd soberheid graag in ere.”
Geboren in Gent, vestigde hij zich als jonge chirurg in de koningin der badsteden en richtte de Belgische afdeling mee op van Artsen Zonder Grenzen (AZG), waar hij van 1986 tot 1994 voorzitter was en in verschillende oorlogsgebieden werkte. Later maakte hij een overstap naar de politiek; halverwege de jaren negentig was hij actief als staatssecretaris en daarna als minister voor Ontwikkelingssamenwerking in de regering-Dehaene II. Intussen bleef hij naar oorlogsgebieden gaan, hij opereerde onder andere in Rwanda, Angola, Cambodja, Syrië en Irak: “Mosul was verschrikkelijk, we kregen meer dan negenhonderd gewonden in drie weken tijd binnen.”
De laatste jaren reist hij vooral naar de stad Beni in Oost-Congo, niet ver van het Virunga-park, bekend om zijn berggorilla’s. In 2020 werd hij gevolgd voor het programma Topdokters tijdens zijn werk in de Congolese kliniek. Hij komt er net weer vandaan, klinkt het. Maar dat betekent geenszins dat hij thuis in België op zijn lauweren rust.
Toen ik u een paar dagen geleden belde, was u in Italië. U zou nog vertellen waarom, zei u.
Reginald Moreels: “Omdat niemand geïnteresseerd is in de problematiek van Oost-Congo heb ik een ontmoeting met de paus aangevraagd. Er zijn meer dan honderd rebellengroepen actief in de regio en die veroorzaken veel geweld en onrust. Ze richten zich zowel op het leger als op de burgers. Dat geweld duurt al ruim achttien jaar en heeft miljoenen doden gekost, de genocides in Rwanda meegerekend.
“Ik wil het niet vergelijken met de oorlog in Oekraïne, maar het is geen klein conflict. Het is wel een vergeten conflict. Niemand wil er nog naartoe. De ADF, een rebellengroepering in Beni, waar ik al 45 jaar werk, heeft banden met Islamitische Staat. Vorige week doodde ADF nog minstens zestien mensen, een deel werd onthoofd. Het gaat om serieuze afslachtingen. En dan heb ik het nog niet over M23, een groepering die steun krijgt van Rwanda. Daarom schreef ik een brief naar het Vaticaan. Hun diplomatie is volgens mij een van de sterkste ter wereld. En ze zijn discreet. Ik denk dat ze kunnen helpen.”
En? Hebt u de paus ontmoet?
“Nee, ik werd ontvangen door monseigneur Gallagher (aartsbisschop Paul Gallagher fungeert als minister van Buitenlandse Zaken van het Vaticaan, JdR). We hadden een lang gesprek, hij nam mijn vraag serieus. De katholieke kerk heeft macht in Congo, maar ze zou meer kunnen doen om de problematiek van de rebellengroeperingen mee aan te pakken. Daar houden we vanaf nu contact over, heb ik met Paul Gallagher afgesproken. Toch heb ik opnieuw een audiëntie bij de paus aangevraagd, ik wil het graag met hem zelf bespreken. We zullen zien of het lukt.”
U laat het er niet bij, want u hebt ook audiëntie bij koning Filip aangevraagd.
“Om te vragen of België, na zijn bezoek in Congo, daadwerkelijk wil investeren in de oplossing voor het conflict in Oost-Congo. De jongeren in Lubumbashi hebben dat ook gevraagd toen de koning er een school bezocht. Ze vinden het tijd voor daden in plaats van woorden.”
De Congolese overheid vraagt of de koning kan helpen bij het opzetten van een regionale diplomatie om tot een vreedzame oplossing te komen. Gelooft u daarin?
“Ik hoop dat hij er iets aan kan doen, anders zou zijn bezoek weinig zin hebben. Makkelijk is het geenszins, het gaat om een complex conflict met verschillende actoren. Ik denk dat je sowieso moet spreken met alle betrokken partijen, ook de extreme.”
Met de rebellen bedoelt u.
“Soms moet je ook met de moordenaars spreken, ja. Nu, niet alleen de rebellen zijn moordenaars, ook andere partijen. Maar ik geloof dat het mogelijk is. Conflicten kúnnen worden opgelost, kijk naar de geschiedenis: Cuba versus de VS, de Centraal Afrikaanse Republiek. Ook de oorlog in Oekraïne zal worden opgelost, al kan dat nog lang duren. Maar op Oekraïne zijn alle ogen gericht. Wat Oost-Congo betreft lijk ik zowat de enige die zich erom bekommert. Voor mij is het mijn laatste levensdroom.”
Waar komt uw band met de regio vandaan?
“Mijn zoon heeft er drie bedrijven; in koffie, cacao en chocolade. Toen ik hem daar in 2014 de eerste keer bezocht, kreeg ik onmiddellijk een bericht van een Congolese arts die vroeg of ik kon helpen bij een operatie. Zo begon ik, in een oude slaapkamer. Sindsdien ben ik blijven helpen, ik ga verschillende keren per jaar. De laatste jaren werk ik in een publiek ziekenhuis.
“En ik heb mijn project Unichir, de oprichting van een chirurgische eenheid en een opleidings- en expertisecentrum voor lokale chirurgen in Beni. De bouw is bezig. Het gebouw zal eind oktober klaar zijn. Het blijft overigens bescheiden, we hebben een twintigtal bedden. Ik vind het heel belangrijk om in een streek als Oost-Congo te investeren. Met dit project bieden we de mensen werk. En tewerkstelling is de beste manier om de menselijke waardigheid te bewaren en het geweld tegen te gaan.”
Maakt u zich zorgen over de ontwikkelingen van de jihadistische ADF die in uw buurt opereert?
“Jawel, al is het natuurlijk niet constant onveilig, integendeel. Beni is een aangename stad. Ze bloeit ook weer op, heel wat nieuwe zaken openen hun deuren. Intussen vinden er heel wat incidenten plaats rond de stad. Als je in een hinderlaag terechtkomt, dan heb je het zitten. Bepaalde wegen kun je niet nemen, en dan nog. Vorige keer waren we onderweg van Kasindi naar Beni. Op diezelfde weg werden vijf uur later zes vrachtwagens in brand gestoken en dertig mensen afgemaakt.
“Of de band van de ADF met IS daadwerkelijk bestaat, weet ik niet. Ik weet alleen dat IS een maand of negen geleden bekendmaakte dat de regio Noord-Kivu hen aantrekt. En dat er op kerstavond een bom ontplofte in de bar waar wij soms een pint pakken. Er vielen twaalf doden. Nadien vertelden de ontmijners me dat het geen artisanale bom was, het explosief kwam niet uit de streek.
“Intussen weten we dat IS geen grondgebied meer heeft en dat de beweging op zoek is naar plaatsen waar wat te halen valt. Beni is een van de rijkste streken van Congo. Daarbij is het onrustig, ook een voorwaarde voor IS. De blauwhelmen zijn weliswaar in de regio aanwezig, maar die kunnen het geweld niet overal doen stoppen. Toch zie ik het niet heel somber in; als er gesprekken kunnen plaatsvinden met de ADF denk ik wel dat het conflict serieus zal verminderen.”
Bent u het niet moe, al dat geweld? Toen u in 2017 in Mosul werkte, had dat een zware impact, zei u destijds.
“Dat kwam vooral door de enorme toevloed van gewonden. Ze bleven komen, honderden en honderden. Ik was opgeroepen door Artsen Zonder Grenzen, inmiddels ben ik van die lijst af omdat er genoeg anderen zijn.”
Vorig jaar sprak ik een arts uit Aleppo die tijdens de oorlog een ziekenhuis in het centrum leidde. Zijn collega’s en hij waren dag en nacht in de weer om gewonden te verzorgen. Rebellen, burgers en Syrische soldaten. Hij vertelde dat enkele collega’s zo’n haat tegenover de Syrische militairen hadden dat ze hen bewust lieten sterven.
“Als arts hebben we allemaal de eed van Hippocrates afgelegd en voor mij betekent dat ook echt iets. Als ik een crimineel op de operatietafel krijg, zal ik hem behandelen zoals iedereen. Zelfs als ik een persoonlijke afkeer voel, al komt dat eigenlijk nooit voor. Nadien zou ik wel willen dat zo iemand berecht wordt. Ik zou hem of haar nooit verklikken, dat kan ook niet als arts, maar het gebeurt wel.
“Toch gaat het om meer dan alleen iemand verzorgen. In Syrië en Irak hebben we mensen behandeld die bij IS waren. Op zo’n moment moet je er in de eerste plaats voor zorgen dat ze in het ziekenhuis niet door de een of ander vermoord worden, anders heeft het weinig zin om ze te behandelen. Maar als ze de kliniek verlaten en ik zit met een gewetensprobleem, dan zal ik raad vragen aan iemand die ik vertrouw. Vervolgens kan ik al dan niet beslissen om de autoriteiten te verwittigen dat er iemand rondloopt die een potentieel gevaar kan zijn.
“Nu, als ik de keuze heb tussen de verzorging van een kind of van iemand van IS, dan kies ik voor het kind, laat dat duidelijk zijn. Maar daarna behandel ik de IS-strijder.”
U werkt niet meer voor AZG maar u blijft actief in Oost-Congo. Stoppen met werken staat blijkbaar niet in uw woordenboek.
“Als ik moet stoppen, is dat een ramp. Voor mezelf, niet voor de anderen. Iedereen is vervangbaar. Maar ik blijf opereren zolang mijn handen me dienen. Mentaal ben ik nog relatief alert denk ik. Aan de andere kant volg ik de hele technologische evolutie niet meer op de voet. Hoewel ik echt wel geïnteresseerd ben, ik lees veel over nieuwe ontwikkelingen en artificiële intelligentie en wil ook een aantal van die zaken gebruiken in ons toekomstige medisch centrum. Maar ik ben iemand met een stethoscoop in zijn rugzak, iemand die luistert. Na de uitzending in Topdokters zeiden veel mensen me dat ik ‘een dokter ben die nog iemand kan raken’. Dat is een mooi compliment.”
U wilt dan nog niet stoppen, maar hoe kijkt u terug op uw carrière?
“Ik ben niet zo’n optimist als de mensen denken. Ik heb een zware persoonlijke crisis doorgemaakt, mijn woestijntocht noem ik het. Ik heb zeven jaar lang anorexia gehad. (Aan het einde van zijn politieke carrière, JdR) Dat wil ik niet meer meemaken. Op familiaal vlak gaat het gelukkig redelijk goed. We zijn geen klassiek bourgeoisgezin, ik leef sober, dat past bij me. Eerst was dat een dwangmatige soberheid, met die anorexia. Nu is dat relatieve soberheid.
“Ik ben overigens geen dag gestopt met werken in de periode dat ik anorexia had. Maar het was een immens zware tijd. Het begon toen ik ervoor koos om vegetariër te worden. Dat was vanuit een oprecht respect naar de dieren. Toch werd eten steeds dwangmatiger. Toen de diagnose werd gesteld, bleek die bijzonder zeldzaam voor volwassen mannen. Een Nederlandse docente vertelde me dat ze in Nederland en Vlaanderen slechts zeven volwassen mannen kende met anorexia. En ze had heel goed gezocht. Terwijl er duizenden meisjes aan lijden.
“Of het ermee te maken heeft, weet ik niet, maar al degenen die bij AZG de leiding hadden, gingen door een zware crisis. Als we terugkwamen van een conflict, kregen we nooit psychologische steun, zelfs niet één gesprek. Je komt terug in de vestiaire van de operatiezaal of je wordt al bespot door collega’s die vinden dat je een soort toerist bent die weer eens komt aanzetten.
“Ook thuis is het niet eenvoudig om erover te praten. Dat stapelt zich in de loop der jaren op. De een wordt depressief, de ander drinkt te veel. Ik ken vier leiders van AZG die een poging tot zelfmoord deden. Bij mij kwam het dus tot een eetstoornis.”
Hoe bent u ervan afgekomen?
“Ten eerste zijn mijn echtgenote en familie altijd heel begripvol geweest. Ten tweede door twee mensen; een diëtiste en tevens een goeie vriendin, en een healer, een vrouw die energie geeft.”
Een healer? Dat had ik niet verwacht van een man van de wetenschap.
“Ik geloof in de wetenschap. Maar ik geloof ook in energie. Dat is niet esoterisch, zo bedoel ik het niet. De een doet goed, de ander kwaad en de positieve of negatieve energie wordt opgepikt door anderen. De healer die me hielp gaf enorm veel positieve energie. Ik voelde me altijd bijzonder goed als ik bij haar was geweest. Ik ben haar en de diëtiste eeuwig dankbaar.”
U bent ook een gelovig man. Speelt religie nog een grote rol in uw leven?
“God is de laatste tijd een beetje afwezig. Ik ben sowieso een eeuwige twijfelaar wat religie betreft. De jezuïeten door wie ik ben opgevoed zijn de grootste vrijdenkers en dat heb ik meegekregen. Voor mij is het geloof een motivatie om het paradijs zo veel mogelijk in deze wereld waar te maken. Ik weet niet wat er na de dood zal gebeuren, zelf ben ik twee keer bijna doodgeschoten. In mijn boek Is de mens slecht? schrijf ik erover; ja, de mens is slecht. De enige zin van ons bestaan is om die slechtheid te bestrijden en beter te worden. Waren we geboren als engeltjes, dan had ons leven geen zin gehad.”