GetuigenissenAfghaanse vrouwen
Razia en Hanifa, gered uit de klauwen van de taliban: ‘‘We moeten weg!’, roep ik nu nog in mijn droom’
Bijna 300 Afghaanse burgers zijn tijdens operatie Red Kite door ons land overgevlogen naar België. Voor elk van hen wacht nu een asielprocedure. Hanifa Aliyar (24) en Razia Arefi (36), gered uit de klauwen van de taliban, vertellen hun verhaal.
Met tranen in de ogen kijkt Hanifa Aliyar uit het raam van de wagon. Het is de eerste keer in haar leven dat ze op een trein zit, zelfs de roltrap naar het perron gebruiken was een hele onderneming. Nog maar een dikke week is ze in België, maar haar familie met wie ze samenwoonde in Kaboel – haar moeder en vader, haar twee broers en vijf zussen – en die ze door werk en studies probeerde te onderhouden, gaan niet uit haar gedachten. Hanifa gaf Engelse les aan meisjes in een district buiten Kaboel en werkt samen met de Ieperse ngo Moeders voor Vrede. Ongehoord voor de taliban, die Kaboel op 15 augustus binnenvielen. Die zondag ging ze nog gewoon naar haar werk.
“Maar zodra we hoorden over de taliban, verlieten we in allerijl onze klassen”, vertelt ze. “Ik herinner me de chaos in Kaboel, waar kantoren en winkels leegliepen. Taxichauffeurs verdubbelden hun prijzen, maar dat interesseerde niemand. Iedereen was bang en wilde naar huis. Ik ook. Uren lag ik ’s nachts wakker: wat moest ik doen?” Ook Razia Arefi, algemeen directeur van Moeders voor Vrede Afghanistan, sloot zich thuis op. “Met de gordijnen dicht. Op maandag begonnen de taliban al van deur tot deur te gaan. Niet veel later ben ik naar familie gevlucht. Vrouwen, muziek en entertainment hadden geen plaats meer in de maatschappij, enkel sharia en islam telde nog, wat de taliban ook verkondigden. De man van collega Nasima is een zanger, maar zijn muziekinstrumenten zijn ze komen vernietigen, en hij moest onderduiken.”
In een kader in Hanifa’s woonkamer hing een officieel document dat ze tewerkgesteld is bij een ngo. Het verbranden zou haar nergens meer brengen, dus verstopte ze het bewijs in een rugzak.
Belgische vlag
Een paar dagen later bleek dat Moeders voor Vrede hen, samen met een aantal andere Afghaanse medewerkers, op een lijst had gekregen die hen in België zou brengen. Vier dagen probeerden ze de checkpoints van de taliban, Amerikaanse militairen en de drommen mensen voor de poorten van de luchthaven te trotseren.
Hanifa: “In twee groepen en volledig bedekt lieten de taliban ons gelukkig door. Maar in de mensenmassa werd geduwd, getrokken en geschreeuwd. Veel mensen verloren er het bewustzijn. Vrouwen die hun hoofd niet goed bedekten, werden geslagen door de taliban. Sommigen hielden er littekens aan over. Het enige wat ik kon denken was: ‘Sterk blijven, Hanifa.’”
Met een Belgische vlag die ze ooit kregen van de (inmiddels gesloten) ambassade in Kaboel konden ze de aandacht trekken van een Belgische militair. “Intussen stonden we tot boven ons middel in een rivier buiten de luchthaven, vol vuil water en bloed. We bleven maar roepen: ‘Belgium! Belgium! Belgium!’ Honger of dorst voelde ik niet, alleen maar stress. Wegraken was het voornaamste, en uiteindelijk hebben militairen ons opgemerkt.” Nog één keer raakten ze Afghaanse grond, en weg waren ze, met amper kledij op zak en gescheurde rugzakken op de rug.
Op het vliegtuig voelt Hanifa opluchting. “Maar ook teleurstelling”, vertelt ze. “Voor al die jaren waarin we een normaal en hoopvol leven leidden. We waren het gewend om buiten te leven. Thuis zijn voelt als een schok, en daarvoor heb ik té hard gewerkt. Ik droomde ervan mijn familie verder te kunnen steunen, maar die droom is weg.” Razia: “We konden praten, lachen, op restaurant gaan, zelf met de auto rijden. Nu hebben vrouwen geen idéé van hun toekomst. We hopen van hieruit verder te blijven strijden voor de vrouwenrechten.”
Nog tot eind september verblijven ze in een hostel in Ieper, om tot rust te komen. “Alles is hier nieuw en het is moeilijk om mijn land en familie achter te laten – door een slechte internetverbinding hoor ik hen niet vaak – maar we zijn veilig, nu. In tegenstelling tot Kaboel is het rustig in Ieper, en is er frisse lucht.” (glimlacht) Al herbeleeft Razia haar trauma nog vaak opnieuw. “Voorbije nacht nog droomde ik hoe alles in puin lag en ik maar bleef herhalen: ‘We móéten weg, we móéten weg!’”
Grote kans op bescherming
In totaal vloog België bijna 300 Afghanen over, waarvan 111 tolken en fixers, en 185 werknemers van vrouwen- en mensenrechtenorganisaties – enkel wie een aanvraag deed via een internationale organisatie met een band met ons land kon op de lijst belanden. Voor hen volgt nu een normale asielprocedure. Alvast de vrouwen die samen uit Afghanistan vluchtten, onder wie Razia en Hanifa, spoorden vrijdag naar Brussel voor een asielaanvraag.
“Gezien het land waar ze vandaan komen en de activiteiten die ze daar uitvoerden, is de kans zeer groot dat ze hier bescherming kunnen krijgen”, zegt staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi (CD&V), die hen vrijdag ook op hun vraag ontving. “Niet veel Afghanen vandaag kunnen zeggen dat ze een staatssecretaris hebben ontmoet”, klinkt Razia fier. “Zelfs de militairen die ons hebben gered willen ons opnieuw ontmoeten.”
Of ze al wat Nederlands kent, vroeg de staatssecretaris zich af? “Yes. Blijf positief”, zegt Razia in haar mooiste Vlaams. “En geloof in de toekomst.”