Zondag 02/04/2023

InterviewMichel Vandenbroeck (UGent)

Professor gezinspedagogiek Michel Vandenbroeck: ‘Liesbeth Homans toonde met haar uitspraken een enorm dedain’

Michel Vandenbroeck: 'Het kinderopvangsysteem vertoont al langer barsten. Die barsten zijn nu scheuren geworden.’
 Beeld Tim Dirven
Michel Vandenbroeck: 'Het kinderopvangsysteem vertoont al langer barsten. Die barsten zijn nu scheuren geworden.’Beeld Tim Dirven

Met een gerust hart je kind bij de crèche afzetten, dat is de droom van elke ouder. De crisis in de kinderopvang legt helaas een heel andere realiteit bloot, weet professor gezinspedagogiek Michel Vandenbroeck (UGent). ‘Liesbeth Homans toonde met haar uitspraken een groot gebrek aan kennis en een enorm dedain.’

Michiel Martin

“Het is een pertinente vraag, maar toch ga ik ze niet beantwoorden”, zegt Michel Vandenbroeck (63) meteen stellig. De vraag die voorligt, achtervolgt hem nochtans al maanden in zijn mailbox: ‘Hoe kies ik een goede crèche voor mijn kind?’ “Die vraag legt de verantwoordelijkheid bij de ouders. Terwijl het eigenlijk de verantwoordelijkheid van de samenleving is om ervoor te zorgen dat elke plek goed is.”

Het is het hele punt van zijn boek #negenisteveel, dat ouders een soort ‘recht op een gerust hart’ probeert aan te praten. De realiteit is vandaag anders. De dood van een baby in kinderdagverblijf ’t Sloeberhuisje in Gent bracht begin dit jaar een bal aan het rollen die Vlaamse beleidsmakers niet aan het stoppen krijgen, ook niet na het ontslag van bevoegd minister Wouter Beke (cd&v) en een jaarlijkse injectie van 115 miljoen euro. De crisis in de crèche jaagt begeleiders en ouders hand in hand de straat op met wanhopige hashtags zoals #redonzeopvang.

“Dit is de kroniek van een lang aangekondigd probleem”, zegt Vandenbroeck over het structurele plaats- en personeelstekort. Hij overschouwt de sector al zo’n 35 jaar – eerst als pedagoog op het terrein en nadien als academicus – en heeft vele woelige wateren doorzwommen. “Maar zo erg als vandaag heb ik het nooit geweten.”

Hoe is de situatie zo ontspoord?

“Dat is best een lang verhaal. Tot in de jaren zeventig hebben we crèches als een noodzakelijk kwaad beschouwd, want we wilden niet dat vrouwen gingen werken. Met dank aan de vrouwenbewegingen is er dan eindelijk een beleid op gang gekomen dat investeerde in het uitbreiden van de kinderopvang, maar net toen brak de oliecrisis uit. Zo’n tien jaar lang kwamen er geen nieuwe plaatsen bij, terwijl de vraag bleef toenemen. Dat heeft tot gigantische wachtlijsten geleid, die tot op vandaag doorwegen.

“In de nasleep van die crisis was het devies: ‘Hoe meer plaatsen je met dezelfde euro kan maken, hoe beter.’ In kwaliteit is al te vaak niet geïnvesteerd, met als gevolg te veel kinderen per begeleider en precaire arbeidsomstandigheden. Dat systeem vertoont al langer barsten. Die barsten zijn nu scheuren geworden.”

‘Ook in kindvrije uren moet geïnvesteerd worden, zodat mensen binnen de werk­uren kunnen samenzitten en 
reflecteren: wat kan beter?’ Beeld Tim Dirven
‘Ook in kindvrije uren moet geïnvesteerd worden, zodat mensen binnen de werk­uren kunnen samenzitten en reflecteren: wat kan beter?’Beeld Tim Dirven

Bij het brede publiek werd dat duidelijk toen een kind in ’t Sloeberhuisje stierf. Was dat ook bij u het geval?

“Ook ik heb met verbazing naar de hele keten van evenementen gekeken, maar die start naar mijn gevoel vroeger. Eerst was er die artikelenreeks in Het Laatste Nieuws (eind 2020, over mishandeling die onbestraft bleef, MIM), in het midden van de pandemie. In tegenstelling tot de scholen sloten de crèches niet, maar toch stonden begeleiders niet vooraan bij de vaccinatie. Dat heeft er echt wel ingehakt bij mensen die tot dan altijd braaf zijn blijven doorwerken.

“De tragische dood van een kind in ’t Sloeberhuisje heeft natuurlijk een aantal zaken in beweging gekregen bij het beleid, om de veiligheid van kinderen te garanderen. Maar het is niet omdat de rotte appels eruit zijn, dat de boom gezond is. Waar ouders zich zorgen om maken, gaat veel breder dan de vraag: ‘Komt mijn kind wel levend thuis?’ Het gaat over vertrouwen, over plekken waar kinderen zich goed voelen en waar ze zich kunnen ontplooien.”

En dan is negen kinderen per begeleider te veel?

“Dat is te veel om te kunnen werken op de manier waarvan we dromen. We weten wat we moeten doen: het aantal kinderen per volwassene verlagen. Maar dat personeel is er vandaag niet, en de situatie gaat er de komende jaren niet op verbeteren. Een kwart van de onthaalouders is boven de vijftig. En de mensen die afstuderen willen het ook niet doen, dat horen we bij studenten. De sector krijgt een slechte reputatie aangemeten.”

Hoe verander je dat?

“Door niet alleen naar minder kinderen per volwassene te streven, maar ook perspectief te bieden. Nu willen veel meisjes in het zevende jaar beroepsonderwijs verder studeren, en het hoger onderwijs als springplank gebruiken. Dat kan je ook doen door hen een voltijds contract te geven terwijl ze één dag per week bijstuderen, en hen nadien een betere verloning te verschaffen.

“Daarnaast moet er geïnvesteerd worden in kindvrije uren, zodanig dat mensen binnen de werkuren kunnen samenzitten om te reflecteren: wat doen we hier, en wat kan beter? Uit onderzoek weten we dat zulke momenten de krachtigste mechanismen zijn om de kwaliteit op te krikken, omdat je mensen zélf de actor van verandering laat zijn.”

De 115 miljoen euro die de Vlaamse regering nu extra uittrekt, vloeien echter vooral naar inspectie. ‘Een verrottingsstrategie’, kopte deze krant.

“Dat intentieproces volg ik niet. Wat we zien is vooral een gevolg van jarenlange verwaarlozing, dat is in mijn ogen niet hetzelfde als slechte intenties. Bovendien vind ik het niet zo vreemd dat je nu het aantal ingrepen sterk ziet stijgen (tot begin september werden al dertig vergunningen tijdelijk of definitief ingetrokken, MIM). Dat is echt wel een noodzakelijke opkuis.

“Alleen hoop ik samen met de sector dat het hier niet bij blijft. Met de huidige middelen til je de bodem op, door te investeren in inspectie en in een deel van de sector die tot nu toe amper gesubsidieerd was. Maar we moeten niet denken dat er op de eerste of tweede verdieping geen problemen zijn. Het is net daar dat mensen nu uitvallen, waar je beurtelingse sluitingen ziet en ouders op donderdag een brief krijgen dat ze hun kind op vrijdag niet kunnen brengen. We zijn er nog lang niet.”

Wat vond u van de ‘papa-uitspraak’ van parlementsvoorzitter Liesbeth Homans (N-VA) tijdens de septemberverklaring van de Vlaamse regering?

“Men heeft daar achteraf een emancipatorische draai aan proberen te geven, maar het was natuurlijk een flagrante miskenning. Voor sommige ouders wordt het bijzonder schrijnend wanneer ze bijvoorbeeld al voor de vijfde keer verstek moeten geven bij hun werkgever omdat er geen opvangplek is. En het is meestal niet zo dat de man dan thuis zit. Er sprak een groot gebrek aan kennis uit, een enorm dedain ook voor een problematiek waar mensen elke dag mee worstelen.

“Gelukkig merk ik ook, over alle partijen heen, een groeiend besef dat er fundamenteel ingegrepen moet worden. En dat daar maatschappelijk een groot draagvlak voor is. Dat vervult me toch een beetje met hoop.”

Michel Vandenbroeck • 63 jaar, woont in Gent • Hoogleraar gezinspedagogiek • Begon in 1986 te werken als pedagoog op het terrein • Sinds 2006 verbonden aan de Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek aan de UGent, vandaag als vakgroepvoorzitter • Beschrijft in zijn boek #negenisteveel wat ouders mogen verwachten van kinderopvang, kleuterschool en buitenschoolse opvang

Hoop vindt Vandenbroeck ook in de kinderopvang, zeker wanneer hij weer eens overladen wordt met mails en sms’jes van ouders en personeel die de crisis schetsen. “Dan zakt de moed mij in de schoenen, en ga ik nog eens op bezoek in een kinderdagverblijf waar de zaken draaien. Van alle veerkracht en engagement die ik daar zie, word ik bijzonder goedgezind.”

Maar wat is de impact op kinderen? We leggen Vandenbroeck een citaat voor van kinderpsychiater Binu Singh, die eerder in De Morgen stelde: “Op drie maanden al elke dag acht uur per dag naar de opvang gaan bij overwerkt personeel druist in tegen alles wat een baby nodig heeft.”

Hij glimlacht. “Natuurlijk is het niet goed als mensen alleen nog bezig zijn met pampers en snottebellen, en niet met de emotionele noden van een kind. Maar er zijn nogal wat crèches die, ondanks moeilijke omstandigheden, bijzonder goed werk leveren. Ik wil vooral niet de volgende zijn in het rijtje van experts die ouders vertellen: je zou beter thuis blijven tot je kind zes maanden oud is. Want de realiteit is nu eenmaal dat veel mensen dat niet kunnen.”

U toont zich in het boek ook een koele minnaar van opvoedingsmantra’s zoals ‘het belang van de eerste duizend dagen’. Waarom?

“Het legt ouders een torenhoge druk op, vanuit een idee dat alles wat we met kinderen in die eerste duizend dagen doen, een beslissende impact heeft. Maar de wetenschap ondersteunt die harde grens van duizend dagen helemaal niet. Ja, het is een gevoelige periode, maar je kind is echt niet om zeep als er in die eerste jaren eens iets misloopt.

“Er is een overdaad aan boeken, folders, podcasts en WhatsApp-groepen die ouders vertellen wat ze wel en vooral niet mogen doen. Maar niemand in de geschiedenis heeft ooit zijn kinderen alleen opgevoed. Dat gebeurt binnen een netwerk van vrienden en familie, en op publieke plekken waar je die opvoeding kan delen, zoals de kinderopvang. Over die plekken moeten we nadenken, want waar gaan kinderen zich anders sociaal ontwikkelen? Leren delen, ruziemaken en het weer bijleggen? Kinderen hebben vandaag gemiddeld 0,8 broertjes en zusjes.”

Is het gevaar van al die verschillende opvoedingsbijbels ook niet dat ze een kinderopvang met onmogelijke eisen opzadelen?

“Ouders mogen alles vragen, maar dat wil niet zeggen dat crèches alles moeten doen. Dit is geen ‘u vraagt, wij draaien’-model. Maar mijn ervaring is wel: als je de ruimte opent voor een dialoog, dan kom je er samen altijd wel uit. Praat met elkaar, lijst je bezorgdheden op, stel zoveel mogelijk vragen, neem voldoende tijd voor de wenperiode, zo bouw je vertrouwen op.

“Hoe graag ouders het ook zouden willen, een vlieg op de muur kan je niet zijn terwijl je kind bij de onthaalmoeder of in een kinderdagverblijf zit. Dat is trouwens ook een reden waarom ik vind dat ouders geen ‘juiste’ crèche kunnen kiezen. De essentie van kwaliteit is hoe volwassenen met de kinderen omgaan, en die speelt zich af als je er zelf niet bent.”

Zijn er dan geen duidelijke rode of groene vlaggen?

“Toch wel. De mate waarin er rust is wanneer je een opvang binnenstapt, kan zeker boekdelen spreken. Zijn kinderen geconcentreerd en met de glimlach aan het spelen, of is er veel stress aanwezig? Is er ergens een kind aan het huilen naar wie niemand omkijkt? Ook de manier waarop de ruimte is ingericht, kan iets vertellen. Hoe meer speelhoekjes om te ontdekken, hoe meer keuze de kinderen zelf hebben. Het omgekeerde, een te beperkt aanbod, leidt vaak tot onrust.

“Maar neem nu een paar jongere kinderen die in een wippertje zitten, dat is al veel minder evident. Op zich is daar namelijk niks mis mee, tenzij ze daar na een uur nog altijd in zitten. Dat kan je als ouder niet zien, en dus ook niet meenemen in je beslissing. Als het al een beslissing is. Op sommige plekken mag je al blij zijn als je überhaupt een plek vindt.”

U haalt in uw boek ook ons gesplitste systeem tussen kinderopvang en kleuteronderwijs aan. Wat is daar problematisch aan?

“Net als meer dan de helft van de Europese landen hebben wij van meet af aan gedaan alsof kinderopvang en kleuterschool twee verschillende dingen zijn. Het ene is zorg, het andere is leren. Het typische voorbeeld om die problematiek te schetsen, is zindelijkheid. Kinderen van 2,5 jaar oud die naar de kleuterschool gaan, zijn dat vaak nog niet, en dat is normaal. Maar plots heb je geen negen kinderen per volwassene meer, maar twintig. Dat zorgt voor conflicten tussen ouder en kleuterleraar, terwijl het probleem ligt bij ons idee dat de school geen zorg meer moet verlenen.

“Ook omgekeerd zijn er bij de oudste peuters al kindjes die meer uitdaging nodig hebben, maar die krijgen ze niet omdat we zo gespleten denken. Zo zien we in onderzoek dat de educatieve ondersteuning het laagst is tijdens zorgmomenten. Alsof je tijdens het eten niet met taalontwikkeling bezig kan zijn? Daar wordt gelukkig wel aan gewerkt. De Vlaamse regering start nu met twaalf pilootprojecten om te kijken hoe we die overgang vloeiender kunnen maken.”

Mag die Vlaamse regering ook op de verantwoordelijkheden van de ‘papa’ – of eerder: de vader – wijzen?

“Je kan de bestaande genderkloof op de arbeidsmarkt niet ontkennen. In de praktijk zijn het vooral vrouwen die vandaag onbetaalde zorgarbeid opnemen. In dat verband moeten we dus niet enkel over kinderopvang, maar ook over ouderschapsverlof een breder debat voeren. Alleen moet je dan niet enkel naar de toegang kijken, vind ik, maar ook zorgen dat ouderschapsverlof en kinderopvang goed op elkaar aansluiten.”

Dat is nu niet het geval?

“Kinderopvang zou een recht moeten zijn vanaf de eerste dag ná het recht op ouderschapsverlof, maar vandaag reken je daar best niet op omdat kinderdagverblijven vaak in drie groepjes werken: baby’s, kruipers, peuters. Later instappen gaat dan niet, want de plekken bij de kruipers zijn al allemaal ingenomen door de baby’s die doorschuiven. Als je vandaag dus langer ouderschapsverlof opneemt, zoals werknemers van AB InBev en Volvo nu kunnen doen, ben je eraan voor de moeite.”

Michel Vandenbroeck, #negenisteveel, Borgerhoff & Lamberigts, 176 p., 22,99 euro.

null Beeld Borgerhoff & Lamberigts
Beeld Borgerhoff & Lamberigts

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234