Interview
Politicoloog Tim ’S Jongers: ‘Een kind in armoede is een vogel voor de kat’
In Gezichten van een onzeker bestaan bundelt Tim ’S Jongers (39) verhalen van mensen voor wie elke dag een strijd is om te overleven. De politicoloog weet waarover hij schrijft: ‘Ik ben voortdurend bang om weer arm te worden.’
Tim ’S Jongers werkt voor de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, een invloedrijk adviesorgaan van de Nederlandse regering, en daar schrijft hij over de gevolgen van de kloof tussen arm en rijk. Zo gaan armen zes jaar eerder dood en leven ze vijftien jaar korter in goede gezondheid dan rijken. Belangrijk werk, maar het kan ook wringen.
“Ik ergerde me gek aan de analyses, de abstracte discussies, de cijfertjes, de focusnotities en de vragen over welke richting we zouden uitgaan. De mensen over wie het gaat, kwamen amper ter sprake.”
BIO • groeide op in een probleemgezin in de buurt van Antwerpen • studeerde politieke wetenschappen in Antwerpen en publiek management in Leiden • werkt sinds eind 2019 als senior adviseur voor de Nederlandse Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) • is vooral actief op thema’s als verschillen in de samenleving en bestaansonzekerheid
Armoede is een verhullende term, vindt ’S Jongers. Het lijden dat ermee gepaard gaat, het noodgedwongen leven in de overlevingsstand, de stress die de keuze tussen brood of nieuwe schoenen met zich meebrengt, daar zijn nauwelijks woorden voor. Om daar verandering in te brengen, deed ’S Jongers tijdens een avond bier drinken met een collega een wild voorstel.
“Ik vond dat wij als Raad, gewoon bam, met een foto en een verhaal, moesten laten inzien wat een onzeker bestaan inhoudt. Geen advies, geen conclusies, maar gewoon luisteren naar de mensen om wie het gaat.”
In het onlangs verschenen boek Gezichten van een onzeker bestaan laat ’S Jongers daarom vijftien mensen aan het woord voor wie elke dag een strijd om te overleven is. Vaak worden ze vermalen door een overheid die zich niet bekommert om pure pech of een verkeerde beslissing.
De grootste winst van het boek, zegt ’S Jongers, is dat een overheidsproduct mensen stil heeft gekregen. “Ik heb reacties gehad van mensen die zeiden dat het boek hen had gedwongen tot reflectie, tot een pas op de plaats.”
Wat ’S Jongers zijn collega’s toen nog niet had verteld: hij had ook zijn eigen levensverhaal kunnen optekenen. Hij vertelt het hier alsnog, onder het systeemplafond van het ministerie van Volksgezondheid, waar de adviesraad is gehuisvest. Soms met trillende stem, maar bovenal vastberaden doet hij één keer zijn verhaal, ondersteund door talloze documenten. Om woorden te geven aan het lijden van de mensen over wie hij adviezen schrijft.
“Ik ben opgegroeid ten zuidoosten van Antwerpen. Nog voor mijn eerste verjaardag scheidden mijn ouders. Het werd een vechtscheiding, een oorlog die mijn hele jeugd zou duren. Ik groeide op bij mijn moeder, een vrouw met weinig sociaal en cultureel kapitaal.
“Het betekende bestaansonzekerheid to the fullest. Niets, helemaal niets, verliep zoals het normaal gesproken zou moeten verlopen. Pas als de bijstand was gestort, was er geld om nieuwe schoenen te kopen en dus naar school te kunnen. Zonder schoenen bleef ik thuis. Frikandellen waren lang het standaard-avondeten. Of vissticks.
“Vanaf mijn 8ste – mijn moeder was inmiddels hertrouwd met een aan alcohol verslaafde man – heb ik voor mijn jongere zusje moeten zorgen. Eten geven, luiers verschonen. Ik heb als kind altijd gevoeld, en daar denk ik nu nog zo over, dat zij waarschijnlijk niet meer zou hebben geleefd als ik dat niet had gedaan. Dat klinkt dramatisch, maar vanuit het kindperspectief weet je niet beter, dat is gewoon je wereld.
“Inmiddels waren er vier kinderen in het gezin en volgde er een nieuwe scheiding. Vanaf dat moment werd de armoede extreem. Huisjes van 40 vierkante meter. Een douche was er niet, de wc was een gat in de tuin. Het is amper in te beelden in de jaren negentig. Het ging goed met de wereld, maar niet met ons.
“Aan het eind van de basisschool heb ik mijn eerste baantje genomen: hondenhokken schoonmaken bij fokkers. Ik was de kleinste van de klas, dus ik kon handig rechtop staan in die hokken van Deense doggen. Ik verdiende er 2,5 tot 3 euro per avond mee.”
U werd uitgebuit?
“Een kind in armoede is als een vogel voor de kat in een wereld vol tijgers. Voor ouders in armoede zijn er veel noden, en als je kind kan helpen, waarom zou je dat kind dan niet inzetten? Dat is wat de overlevingsstand betekent, je doet alles om te overleven.
“Ik ben altijd een slimme leerling geweest, hoewel er thuis nooit aandacht voor school was. Na de lagere school mocht ik naar het aso. Dat ging faliekant fout. De kinderen daar spraken een andere taal, kwamen uit een andere wereld. Het verschil tussen een opvoeding en de overlevingsstand, zo zie ik dat.
“Al na enkele weken werd het praktijkonderwijs en toen is het echt fout gelopen. Een combinatie van mijn verveling, de omgang met mensen die wel uit mijn milieu kwamen en het volledige ontbreken van stabiliteit thuis. Ik ging naast mijn krantenronde crimineel gedrag vertonen. Dingetjes doen die geld konden opleveren voor het gezin.
“Dat is twee jaar lang heel fout gegaan. In Gezichten van een onzeker bestaan zegt een jonge vrouw dat ze niet goed was in goed zijn, en daarom maar goed werd in slecht zijn. Ik denk dat dat de perfecte samenvatting is.
“Het hoort ook bij je stigma: je komt uit die familie, je hygiëne is niet op orde, vriendjes thuis uitnodigen is niet mogelijk, je schaamt je kapot. Je weet ook niet hoe je je moet gedragen in de samenleving. Ik ben meerdere keren van school gestuurd.
“Toen gebeurden er twee belangrijke dingen: mijn broer kwam na overmatig drugsgebruik in een afkickkliniek terecht en later in een jeugdgevangenis. En mijn moeder kreeg een nieuwe vriend. Hij heeft me bij mijn nekvel gepakt en gezegd: er zit bij jou veel in, maar dat gaat er op deze manier nooit uit komen. Door mijn trackrecord was ik niet meer welkom op scholen in de regio. Hij is toen gaan onderhandelen, of ik niet een jaar opnieuw kon doen op een hoger niveau.
“Soms zijn er van die kleine, simpele gebeurtenissen in het leven die allesbepalend zijn, zonder dat je het op het moment zelf doorhebt. Zoals mijn herexamen op mijn laatste school op een lager niveau. Ik had een voldoende nodig. Het was iets met techniek, dat me totaal niet interesseerde. De leraar heeft toen met mij het examen ingevuld. Had hij dat niet gedaan, dan had ik het echt niet gehaald en was ik nooit een niveau hoger gekomen.”
Hoe lukte het dan om uw schoolwerk daarna te maken?
“Thuis ging alle aandacht naar mijn broer, maar ik had voor het eerst een eigen plekje: een paar vierkante meter achter een kartonnen plaat. Daar sloot ik mezelf op, met mijn schoolboeken. Mijn scores schoten omhoog. Een leraar gebruikte het woord ‘metamorfose’. Ik wist niet of dat goed of slecht was. Zo kwam ik in contact met mensen uit een ander milieu. Nu snapte ik dat mijn situatie helemaal niet normaal was. Ik kwam bij vriendjes thuis met stabiele gezinssituaties en, wow, ze hadden een toilet binnen.
“Al die rare dingen gaven mij een gevoel van desoriëntatie. Als het over bestaansonzekerheid gaat, gaat het over desoriëntatie. Je voelt je nergens thuis, omdat je nergens thuis bent. Je voldoet niet aan de norm, maar je wordt wel behandeld volgens de norm.
“Ik was al voor de tweede keer een niveau hoger gaan studeren en werkte bijna alle avonden en weekends in de horeca. Op een zonnige dag heb ik besloten uit huis te gaan. Ik had ruzie met mijn moeder over haar gedrag. De nieuwe vriend van mijn moeder was in de tuin aan het werk en hoorde dat. Het geweld dat volgde toen hij binnenstapte, kon ik niet meer aan. Ik denk dat ik 18 jaar was.
“Ik ben naar Jeugdzorg gestapt met de vraag of ze me konden helpen aan een rustige plek voor mezelf. Ze boden me een plek aan in een huis met andere jongeren. Dat wilde ik niet, dan zou ik weer teruggaan naar het milieu waaruit ik kwam.
“Is het niet mogelijk dat jullie me gewoon met rust laten, vroeg ik. Dat ik het allemaal zelf doe? Dat mocht op één voorwaarde: ze wilden elke woensdag even langskomen om te kijken of alles goed met me ging. De mevrouw van Jeugdzorg hielp me met de belastingbrieven en het afsluiten van een verzekering. Mijn bestaan was zeker, omdat ik het zelf in handen had. Ik woonde alleen, betaalde huur, kookte ’s avonds mijn aardappeltjes. Ik had een gewoon, volwassen leven, maar moest nog wel mijn laatste schooljaar afmaken.
“Toen ik klaar was met school, kreeg ik – heel kenmerkend – mijn diploma niet. Twee jaar lang waren mijn schoolrekeningen niet betaald. Om toch mijn diploma te krijgen, moest ik al mijn spaargeld afstaan, waarvoor ik zo hard had gewerkt. Ik wilde graag naar de hogeschool in Antwerpen, maar dat kon ik nu niet meer betalen.
“Het leger was mijn enige uitweg. Ik ben er drie jaar gebleven. Het was helemaal mijn omgeving niet, ik had een veel te grote mond, maar ik heb er rust ervaren. Alles is er voor je geregeld. Waar je slaapt, wat je eet. Op dat moment begon ik heel hard te groeien. Alle stress in mijn jonge leven had mijn fysieke ontwikkeling gigantisch belemmerd. Als je psychische ontwikkeling een ramp is, is je fysieke ontwikkeling dat ook. Later zou ik ontdekken dat ik een deprivation dwarf was. Bij de landmacht had ik elke maand nieuwe broeken nodig. Dat leverde me dan weer problemen op bij mijn chef, die dat voor mij moest regelen. In het leger ben ik een beetje man geworden: ik werd groter en breder.
“Toen ik uit het leger kwam, heb ik mijn geboorteplaats voorgoed verlaten en ben naar een dorp verhuisd. Ik beleefde er mijn eerste kerst alleen en keek achterom. Dat terugkijken was de grootste fout van mijn leven. Wat ik zag, brak me volledig. Ik had het idee dat ik helemaal alleen stond op de wereld. Ik was 23, maar voelde me 75. Een uitgeknepen citroen.
“Ik heb me toen intensief laten helpen door therapeuten en instellingen. Ik heb mijn leven teruggekocht en daarvoor stak ik me in de schulden, ik had geen baan meer. Toen ik op een bepaald moment weer licht zag, zat ik met een gigantische schuldenberg.
“Ik verhuisde weer. Naar Antwerpen. Mijn leven daar bestond uit twee delen: superhard werken in de horeca om mijn schulden zo snel mogelijk af te betalen. En verdwaald rondlopen. Dat was het enige wat ik deed, volledig gedesoriënteerd in de samenleving. Ik voelde me een wegwerpkind. Alles wat mensen met een hoge sociaal-economische status ‘destructief gedrag’ noemen, deed ik. Maal tien of zo. Ik pleegde slow suicide.”
Hoe heeft u dat weten te stoppen?
“Er waren collega’s en vrienden die liefde toonden. Op een dag zag ik het verschil tussen hoe ik met mezelf omging en hoe anderen met mij omgingen, en ik besloot: dit klopt niet meer. Met een megakater ben ik op de fiets gestapt en naar de universiteit van Antwerpen gereden. Daar heb ik me ingeschreven voor de studie politieke wetenschappen. ’s Nachts ging ik werken in de daklozenopvang. Daar was ik goed in, omdat ik die gasten snapte. Als ik hun dossiers las, las ik over mezelf. Dat motiveerde me. Ik moest voorkomen dat ik aan de andere kant van het loket zou belanden.
“Na vier jaar verhuisde ik naar Nederland om mijn master te doen. Ik was helemaal klaar met België. Ook in Nederland werkte ik in een daklozenopvang. Een vrijwilliger bij de soepbus vroeg me over mijn studententijd en ik besloot voor het eerst eerlijk te antwoorden. Dat doe ik weinig. Ik voel me permanent veroordeeld tot liegen. Mijn verhaal roept altijd veel vragen op. Nu loog ik dus niet, en die vrijwilliger zei: ik ken iemand met wie je moet gaan praten. Zo ben ik bij mijn eerste werkgever terechtgekomen, een stichting waar ik onderzoek deed naar het sociale domein. Mijn eerste loon was 2.000 euro per maand. Voor koffie drinken en babbelen met mensen. Ik voelde me er megaschuldig over tegenover al die mensen die superhard werken en van veel minder moeten rondkomen.”
Zo bent u er toch het bewijs van dat je wel degelijk kunt opklimmen in de maatschappij?
“Als je met 10-0 achterstand begint, is hogerop komen in de maatschappij geen klim op een ladder, dat is bullshit. Het is een tunnel, waarin je gewoon moet blijven kruipen, zonder dat je weet waar je heen gaat.
(geëmotioneerd) “Ik móést iets doen, en op een bepaald moment zie je het licht voor je niet, en het licht achter je niet meer. Ik heb vijf jaar oogkleppen op gehad en ben gegaan voor het doel van een cijfer op de universiteit.”
“Ik begrijp ook niet waarom ik het wel heb gered, ook daar voel ik me schuldig over. De mensen om mij heen zeggen: je bent een superslimme jongen die de goede dingen voor de samenleving doet, jij hebt je leven op de rit, je gaat nooit meer arm worden. Maar ik heb de permanente vrees dat het wel zal gebeuren. Permanent.”
Wat had een overheid voor u kunnen doen?
“De eerste vraag van de overheid is: wat kun je zelf doen? Eigen verantwoordelijkheid. Terwijl we zo veel data hebben die laten zien: wanneer er dingen fout gaan in je jeugd, heb je daar later in het leven last van. Mensen die in hun jeugd zijn verneukt, zijn eenbenigen. Zo zie ik dat. En we verwachten dat ze meelopen in de race van de tweebenigen. Dat is gewoon niet correct.
“Zodra de overheid in beeld komt, moet je veranderen. Alsof je niet oké bent, terwijl je ook gewoon brute pech kunt hebben. Als je sociaal wilt mobiliseren, heb je een duwtje in de rug nodig van de overheid, niet de opdracht om je aan te passen aan haar wensen. En dan zijn we verbaasd dat mensen afhaken.”
Hogeropgeleiden snappen niet wat zij van lageropgeleiden vragen?
“We leven in een meritocratie. Ik heb een huis gekocht voor 100.000 euro, het is nu 200.000 euro waard. Wat heeft dat met eigen verdienste te maken? Hoe kunnen we nog zeggen dat hard werken loont, als je huis in waarde verdubbelt terwijl je ligt te slapen? En dan zijn er mensen die de huur niet kunnen betalen, omdat we het hebben laten gebeuren dat de huizenmarkt zo op slot zit. De mensen die daarvan de meeste problemen ervaren, zijn meestal niet de mensen die het beleid maken. Dat is volgens mij geen toeval.
“De bottomline van dit verhaal is dat sociale grondrechten zoals huisvesting en gezondheid niet afdwingbaar zijn. En we hebben ze de afgelopen dertig jaar behoorlijk verwaarloosd.”
Tim ’S Jongers voelt zich soms de verpersoonlijking van de kloof in de samenleving. Het beeld dat de hoge sociaal-economische klasse heeft van de lage sociaal-economische klasse, klopt vaak niet, en andersom evenmin. Als hij op congressen komt, spreken “hooggeleerden” over “die mensen”. “Alsof het een exotische diersoort is. En dan voel ik me aangesproken. Maar als het om wit privilege gaat óók.”
Nog een voorbeeld. ’S Jongers heeft veel last van nachtmerries, die zijn slaap hels maken. “Ik heb nu de luxe om te zeggen: voor 10 uur ’s ochtends plan ik geen vergaderingen meer. Een bouwvakker kan dat niet doen. Iemand die het huisvuil ophaalt, kan dat niet doen. In de horeca moet de keuken gewoon open. Ik heb me lang geschaamd, het gevoel gehad dat ik mijn eigen achtergrond in de steek liet.”
Terwijl anderen nog worstelen met hun leven, kan ’S Jongers zich op zijn werk inschrijven voor een cursus. “Iets over ‘persoonlijk leiderschap’ of zo. Drie dagen voor 3.000 euro. Dat is meer dan een jaar hogeschoolonderwijs.”
Wat zou er moeten veranderen?
“Het eerste advies waaraan ik meewerkte bij de Raad in Nederland, ging over dakloosheid. In zo’n geval organiseren we the whole system in a room, alle specialisten bij elkaar. Ik heb toen voorgesteld: laten we een keer naar de nachtopvang gaan. Het praktijkcentrum van dat ‘systeem’. Sommige mensen die over die problematiek nadenken, waren daar nog nooit geweest.
“Twee ervaringsdeskundigen – ik heb een hekel aan die term – deden hun verhaal, waarvan alle specialisten erg onder de indruk waren. Maar als wij in een wereld leven waarin luisteren naar ‘die mensen’ zo shockerend kan zijn voor beleidsmakers, zou dat tot principiële bescheidenheid moeten leiden. Dat denk ik echt.
“Nu gebeurt het nog te vaak dat ervaringsdeskundigen aan tafel worden uitgenodigd, hun verhaal mogen doen en een cadeaubon krijgen, waarna de ‘hooggeleerden’ samen gaan borrelen en beleid maken.
“Uiteindelijk is het mijn persoonlijke missie om de samenleving en de leefwereld meer in het systeem te krijgen. Om die brug toch ergens te bouwen. Want als je de verhalen van de mensen uit het boek leest en mijn eigen verhaal bekijkt, dan zie je telkens toch ook hoop en kracht. Daar moet de overheid meer respect voor tonen. En ik ben blij dat ik daarin het voortouw heb mogen nemen met deze verhalen.”
Tim ‘S Jongers, Gezichten van een onzeker bestaan, kosteloos te downloaden via raadrvs.nl