InterviewPedro Elias & Wesley Sonck
Pedro Elias & Wesley Sonck: ‘Het enige moment dat ik hem even niet hoor, is wanneer Barcelona verloren heeft’
Wanneer Wesley Sonck (43) groen zegt, zegt Pedro Elias (47) rood. Wanneer Pedro Barça zegt, zegt Wesley Real Madrid. Wanneer Wesley roept: ‘Wat een atleet!’, vraagt Pedro: ‘Zou je met hem trouwen?’ Het is net díé alchemische combinatie, díé chaotische alliantie, díé pure, jongensachtige vriendschap die van De container cup alweer een te koesteren hap televisie maakte.
Voor we beginnen, moet er Pedro Elias wat van het hart. Hij zit dezer dagen niet met De container cup in het gulzig malende hoofd, maar wel met een nieuw project. Hou u vast: gedurende twee performances zal hij zich aansluiten bij het gevierde theatergezelschap FC Bergman (!) in de plaats van ene Matteo Simoni (!!) en in de rol van een pop met een erectie (!!!). Probleem één: Pedro heeft, in tegenstelling tot die Simoni, geen acteerervaring. Probleem twee: Pedro is Pedro.
Pedro Elias: “Help! Ik snap zelf ook niet waarom ze mij gevraagd hebben. Ik zat gewoon met Marie Vinck en Stef Aerts van FC Bergman op café toen ze zeiden: ‘Matteo kan er tijdens twee performances niet bij zijn omdat hij filmopnames heeft. Kun jij niet invallen?’ En ja, ik wil daar dan van proeven, hè.
“De afgelopen twee dagen zat ik in mijn eentje op een hotelkamer in Oostende om mijn tekst te oefenen. Tot ik om twee uur ’s nachts ijlend wakker werd. Ik had gedroomd dat ik tijdens mijn eerste performance, in Milaan nota bene, zou crashen en burnen. Ik slaap niet meer, ik heb constant buikpijn... Het enige waar ik aan denk, is die rol.”
Wesley Sonck: “Waar maak jij toch altijd weer een spel van? Jij hebt die tekst al minstens honderdtachtig keer gelezen. Dan wéét je toch dat je ’m kent?”
Elias: “Dat is mijn hoop: dat ik hem straks zó vaak heb gelezen dat ik hem, zelfs als ik het verder totaal verbrod, wel op automatische piloot zal kunnen opdreunen.
“Maar dat is nog niet alles: ik moet voor de rol ook een pop bedienen. Een pop die af en toe met een erectie rondloopt. Maar de piemel is er gisteren afgevallen. Om te bekomen ging ik even wandelen op de dijk, waar ik compliment na compliment kreeg over De container cup. Prachtig dat het programma zo leeft, maar ik kon alleen maar denken: maar mijn piemel is eraf gevallen!”
Sonck (lacht): “Manneke, toch! Ik weet één ding zeker: jij zou nooit van je leven in een bekerfinale een penalty kunnen trappen. Wat is dat trouwens? FC hoe heet het? Bergman?”
Elias: “Dat is zonder twijfel het beste theatergezelschap dat er bestaat, Wes. Voor mij is dat zoals gevraagd worden als de vervanger voor Xavi bij FC Barcelona. En je ként mijn clubliefde.
“Het gaat over het stuk The Sheep Song, over een schaap dat mens wil worden. Ik was het een tijd geleden nietsvermoedend gaan bekijken in de Bourla en ik was omvérgeblazen: het mooiste toneel dat ik ooit heb gezien. In die mate zelfs dat ik mijn vrouw heb meegenomen naar Avignon om het daar nóg eens te kunnen zien. Maar wat raar is – en ik ben echt geen esoterische tiep die kristallen op zijn nachtkastje legt – is dat ik tot twee keer toe last kreeg van knetterende buikpijn op het exacte moment dat het personage met de pop ten tonele verscheen. Dat was toch een teken?
“Maar goed: De container cup! Sorry, Wesley, ik herpak me. Jij bent minstens even belangrijk voor mij.”
Sonck: “Hij meent dat, hoor. Hij belt en sms’t aan de lopende band, hij kan eigenlijk niet zonder mij. Het enige moment dat ik hem even niet hoor, is wanneer Barcelona verloren heeft. Nadat ze door Frankfurt uit de Europa League waren gekegeld, zei hij: ‘Die prijs wilden we toch niet winnen.’”
Elias: “Die mág niet in onze kast: de Europa League-trofee zou voor Barça alleen maar een tinnen symbool van verval zijn. Champions League-trofeeën, díé moeten wij hebben.”
Sonck: “Dat zei trainer José Mourinho ook over de Europa League, tot hij ’m zelf won met Manchester United.”
Elias: “Ach, hoeveel Wes ook kent van het spelletje, de romantiek van voetbal gaat totaal aan hem voorbij. Ik zal u eens iets laten zien dat Wesley nooit zal begrijpen: als rasechte socio (supporter van Barcelona, red.) is mijn belangrijkste materiële bezit dit boekje, van één centimeter op één centimeter, dat ik al twintig jaar heb. Ik heb het van mijn yaya gekregen, mijn oma. Daarin staat de legende van Sant Jordi, die de draak verslaat die Barcelona in brand heeft gezet.”
Sonck (rolt met zijn ogen)
Elias: “Ik heb ’t altijd bij me. Ik moet het kussen als ik op een vliegtuig stap, en ik had het meegenomen naar Oostende om te helpen met mijn tekst.”
Sonck: “Jij bent zo’n fantast! Ik heb nooit iets van dat soort bijgeloof gesnapt: sjotters die op één been het veld opkomen, de grasmat raken...”
Elias: “Dat is toch romantiek, Wes!”
Sonck: “Ik heb dat vroeger vaak gevraagd aan spelers. ‘Waarom doe je dat toch?’ ‘Om te winnen en om niet geblesseerd te raken.’ ‘Ah, heb je al verloren dit seizoen?’ ‘Ja.’ ‘Ben je al geblesseerd geweest?’ ‘Ja ja.’ ‘Waarom dan?!’”
Elias: “Omdat het anders nog veel erger zou zijn geweest!”
Sonck: “Kijk, dat is dus het verschil tussen ons. Ik denk positief, ga uit van eigen kracht, verwacht het beste. Terwijl Pedro een doemdenker is.”
Lees ook
‘De Container Cup’ loopt over van de glansprestaties, maar de grootste triomf is die van het format
En daarom zou hij geen penalty’s kunnen nemen?
Sonck: “Nee, daar heeft hij het karakter niet voor. Je moet niet kunnen omgaan met het scoren, want dan draagt iedereen je op handen. Je moet kunnen omgaan met het falen. Door het falen besef je pas hoe sterk je mentaal kunt zijn.”
Dat je niet bijgelovig bent, snap ik, maar voel je nooit weemoed?
Sonck: “Weemoed? Dat heeft toch geen zin? Je beseft toch dat die oude dagen nooit meer gaan terugkomen?”
Elias: “Maar daar kun je toch iets bij vóélen? Je moet niet doen alsof je een robot bent, Wesley, ik ken je intussen goed genoeg. Wat gebeurt er elke keer als we voorbij je truitje wandelen in het Koning Boudewijnstadion? Traantjes.”
Sonck: “Wacht, wacht. Ik ben maar een simpele jongen uit Ninove. Ik heb niet de carrière gehad van Enzo Scifo of Jan Ceulemans.”
Elias: “Jij hebt met Zlatan Ibrahimovic onder de douche gestaan!”
Sonck: “Stop nu toch eens met die Zlatan. Ik bedoel: als je uit de kleedkamer van de Rode Duivels stapt, hang ik daar als eerste. Eigenlijk vind ik dat niet kunnen. Maar toch hang ik er. Ik viel in een generatie, tussen 2000 en 2010, waar het minder goed liep. Blijkbaar was ik toen één van de mensen die toch goed presteerde. Maar níét ten opzichte van de andere spelers die daar hangen.”
Elias: “En daarom komen er traantjes.”
Sonck: “Niks traantjes, jongen! Ik vind het gewoon straf. En op zo’n moment daagt het mij heel even: ik zal dan toch wel iets betekend hebben. Maar melancholie? Nee.”
Elias: “Misschien heb je geen nood aan melancholie omdat je ook na het voetbal, als de verstandige kerel die je bent, een mooie carrière hebt weten uit te bouwen.”
Sonck (denkt na): “Ook dankzij het voetbal. Het is in De container cup weleens ter sprake gekomen dat je hersenschade krijgt van te veel tegen een bal te koppen. Welnu, koppen was net het enige dat ik écht goed kon. Het moet zijn dat ik zoveel ballen tegen mijn knikker heb gekregen dat ik na mijn carrière perfect was voor het niveau van De container cup – en voor hemmekes hier (lacht).”
Een pets verkopen
Juist, laten we het daar maar eens over hebben: voor de finale stelden jullie elk een team samen, Team Wesley vs. Team Pedro. Pedro, ik weet dat jij al Michael Schumacher had gestrikt voor het roeisegment en Andrea Bocelli voor het schieten. Nog meer primeurs?
Sonck: “Is dit eigenlijk wel een duel die naam waardig? Ik ben een bondscoach (van de Rode Duivels U19, red.), ik weet hoe ik een team moet leiden. Maar jij denkt al dat alle hoop verloren is als je drie regeltjes tekst vanbuiten moet leren.”
Elias: “Jij bent misschien bondscoach, maar ik ben chef bij de Staatsveiligheid. Alleen stoef ik daar niet over.”
Sonck (lacht): “Dat vind ik dus het genie van Pedro, hè: de manier waarop hij anders denkt. Soms krijg ik berichten van kijkers: ‘Wanneer ga je hem eens een pets verkopen?’ Maar dat is húmor hè, mensen.”
Elias: “Ik heb deze week een bericht gekregen: ‘Onnozelaar! Je hebt geen respect voor Wesley en je kent niks van sport.’ Dat is natuurlijk maar half waar, want ik ken wel een beetje van voetbal.
”Ik zeg eerst ‘Goeienavond, beste kijkers’, en vanaf dan begin ik te zoeken naar manieren om Wesley steken te geven. Vooral dat ik bleef volhouden dat hij een haartransplantatie had ondergaan, bleek dit seizoen een geniale zet: mensen sturen hem nu voortdurend filmpjes van mannen die na hun ingreep op een Turks vliegtuig zitten (lacht).”
Sonck: “Mensen die écht vinden dat hij een pets verdient, vertel ik altijd – dat is echt waar – dat ik naast een creatief genie zit.”
Elias (rolt met zijn ogen)
Sonck: “Wij zijn twee andere beestjes: ik denk volledig aan sport, hij denkt volledig out of the box.”
Elias: “De container, dat is ons heiligdom. Alleen dáár zul je Wesley en mij aantreffen, terwijl wij nochtans voortdurend worden gevraagd voor alles van schoolfeesten tot pensenkermissen. Dat doen wij niet, het moet puur blijven.
“Ik vraag me weleens af: melken we dit concept niet uit? Want één van de mooiste dingen van het programma is de verbazing in de ogen van Wesley bij een schitterende sportprestatie. Ik denk: gaat hij die fonkeling niet verliezen?”
Sonck: “Natuurlijk niet! Florian Vermeersch die het record van Wout van Aert breekt op de fiets: waanzin!”
Elias: “Ik snap niet wat voor een inspanning dat is. Wesley wel.”
Snap jij de uitspraak van triatleet Jelle Geens: ‘Afzien is genieten’?
Elias: “Nee.”
Sonck: “Ik kan dat mijn kinderen ook niet wijsmaken. Terwijl je je na de sport toch altijd beter voelt? Of nog: als je aan ’t afzien bent, en je bent kapot, maar je kijkt achter je en je ziet dat je allereerste loopt... Dát is fantastisch. Het gevoel dat je door dat afzien de beste kunt worden.”
Hier spreekt een topsporter.
Sonck: “Maar iedereen wil toch de beste zijn? Pedro, kan jij tegen je verlies?”
Elias: “Spijtig genoeg wel. Ik vecht maar tegen één iemand en dat ben ikzelf.”
Sonck (hoofdschuddend): “Ik denk dat jij ook niet tegen je verlies kunt, je gaat er gewoon anders mee om dan ik.”
Geloof je echt dat niemand tegen z’n verlies kan?
Sonck: “Bijna niemand. Zéker mensen in de sport niet. Ik denk niet dat ik één iemand ken met wie ik samen heb gespeeld die zei: ‘Ik vind het oké om te verliezen.’”
Elias: “Ik vind dat niet boeiend om mij te meten met anderen. Ik wil gewoon de beste ík zijn, snap je?”
Sonck: “Als je goed presteert, raak je hogerop. Als je minder goed presteert, zullen ze je op den duur wegschuiven. (Tot interviewer) Zo zal het in de journalistiek toch ook wel zijn? Je wilt toch áltijd het maximum eruit halen?”
Elias: “Zelfs een spelletje pingpong is voor Wes van staatsbelang. Als ik win, is zijn dag eraan.”
Sonck: “Gelukkig ben ik nog nooit verloren. Een topsporter denkt zo: het maakt niet uit hoeveel atleten er passeren in De container cup, ze komen daar allemaal binnen met het idee dat ze het record gaan breken.”
Elias: “Jij krijgt veel spontane sollicitaties, hè?”
Sonck: “Ja, deze week wéér een paar.”
Hoelang kan het programma volgens jullie nog mee? Het scheelt niet veel of jullie moeten volgend seizoen sjoelbakkers en fierljeppers beginnen uit te nodigen.
Sonck: “Tijdens corona was het makkelijker om mensen te strikken: ze zaten allemaal thuis met hun vingers te draaien. Nu moet de ploeg achter het programma hemel en aarde bewegen om atleten tot bij ons te krijgen.”
Elias: “En sommige sporttakken hebben schrik, hè?”
Sonck: “Schrik? Wat bedoel je?”
Elias: “De voetballers! Waar blijven ze?”
Ik vraag het mij ook af.
Sonck: “Maar het is toch net leuk om ook andere atleten te leren kennen? Olympiërs die nooit de aandacht hebben gekregen die ze verdienen en dankzij De container cup in de spotlight staan. Een figuur als Jean-Marc Mwema vorig seizoen, dat is toch een ontdekking? Godverdomme, wat een knappe gast.”
Elias: “En groot: als jij op mijn schouders gaat staan, kun je net Jean-Marc zijn kin kietelen.”
Sonck: “Maar goed, het is wel waar: het wordt tijd dat er wat meer sjotters gaan meedoen.”
Elias: “De Rode Duivels! Daar heb je toch zín in? Als zij nu één training zouden opofferen om aan De container cup deel te nemen? Er zitten overigens fans tussen de toppers: van gasten als Dries Mertens weten we dat ze gráág zouden meedoen. Maar ja, ik snap ook wel dat hij niet in het midden van een seizoen naar hier kan vliegen omdat wij dat eens lief vragen.
“(Tot de microfoon) Ik doe hierbij een warme oproep: hallo, Rode Duivels! Ik weet niet of er nog een vierde seizoen van De container cup komt, maar als jullie meedoen, maken we het so-wie-so.”
Op de kamer bij Amy
Eén van de grote troeven van jullie samenspel zijn de kleine botsinkjes. Ergeren jullie je weleens écht aan elkaar?
Sonck: “Weinig of nooit. In het begin wist ik niet dat Pedro hypochonder was. Ik dacht: is die nu altijd ziek? Maar ik dacht ook: als die mens zich gelukkig voelt door elke dag te zeggen dat hij pijn heeft, dan moet hij dat maar doen (lacht).”
Pedro maakte er een podcast over, Topdokters: Patiënt Pedro. Daarin vertelt hij op pijnlijk eerlijke wijze over zijn angsten.
Sonck: “Ik heb elke aflevering beluisterd. Ik volg álles van hem. Ik zeg het vaak tegen zijn vrouw Evelien: zelfs buiten de container raak ik maar niet van hem verlost.”
Elias (tot interviewer): “Wesley komt heel goed overeen met mijn vrouw. Als je het mij vraagt zelfs iets té goed: ze vindt hem, geheel terecht, een mooie man. Mag ik overigens zeggen dat jij weleens een ondeugend voorstel krijgt via bepaalde kanalen?”
Sonck: “Ja, dat gebeurt.”
Elias: “Awel, mij overkomt dat nóóit. Hij is de knappe van ons twee, hè? Hij is de Terence Hill voor mijn Bud Spencer.”
Sonck: “Ik vind je meer iets hebben van Demis Roussos.”
Elias: “Je ziet: ik krijg ook mijn kletsen. Maar dat is niet erg: als je ze uitdeelt, moet je ze ook kunnen ontvangen.”
Sonck: “Pedro is een mens op wie je nooit kwaad kunt zijn. Terwijl ik denk dat hij heel vaak kwaad kan zijn op mij.”
Elias: “Als ik hem zo hoor praten, voel ik een zekere liefde voor Wes. Ik erger mij alleen aan hem in discussies. Dan is hij zó moeilijk op een ander gedachtespoor te brengen. Ik sta anders in het leven. Ik vind het – en ik val je niet persoonlijk aan – nogal arrogant om te denken dat je de waarheid in pacht hebt.”
Sonck: “Ik denk logisch na en ik hou vast aan die logica. Als ik een idee heb over iets, zal je met serieuze argumenten moeten afkomen om mij van het tegendeel te overtuigen.”
Elias: “Maar je luistert zelfs niet! En daarom vermijd ik het om over bepaalde dingen met Wes te discussiëren.”
Sonck: “Zoals?”
Elias: “Politiek.”
Sonck (lacht): “Wat interesseert politiek mij nu?”
Elias: “Maar dat is nu net het mooie aan ons: wij zijn échte vrienden geworden, en dan mág het wat schuren.”
Sonck: “Wij zijn nooit slechtgezind op elkaar. Als er toch per ongeluk iets kwetsends zou worden gezegd tijdens de uitzending, dan hebben we van in het begin gezegd dat we dat aankaarten.”
Elias: “Dat is zoals in de sm-club: daar heb je een codewoord – in mijn geval: ‘flamingo’ – als je wilt dat het stopt. Zo doen wij dat ook. Wes heeft niet graag dat ik naar zijn dochter Amy (beroemd op Instagram, red.) verwijs, dus doe ik dat niet. Bovendien vind ik Amy-moppen een soort van comedy-doping: zo makkelijk dat het op valsspelen begint te lijken.”
Sonck (schouderophalend): “Als hij zegt dat zijn stem schor is omdat hij de avond ervoor bij Amy op de kamer zat, dan zeg ik gewoon dat ik met zijn vrouw op stap was.”
Elias: “Ik ga echt haar gsm eens checken, hè.”
Even terug naar de podcast: je bent daar nu een documentaire over aan het maken.
Elias: “Ja, een soort sequel die ik maak samen met professor Damiaan Denys, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. De podcast eindigde ermee dat ik in therapie zou gaan om van mijn angsten af te raken. Daarvoor ga ik nu twee keer per week, maandag en dinsdag, naar Amsterdam. Wat tot gevolg had dat De container cup héél zwaar was dit seizoen. Soms kon ik wel huilen van vermoeidheid. En tegelijkertijd werd die container voor mij een soort van rustplek – het pure plezier.”
Als er in jullie leven kleine aardbevinkjes gebeuren, nemen jullie die zorgen dan mee in de container?
Elias: “Nee. Maar ik weet wel dat Wes mij steunt in alles. Ik wéét dat ik de minst evenwichtige van ons twee ben. Wesley bekijkt de dingen à la minute. Het leven is nu zo, punt. (Tot Wesley) Jij geeft mij soms simpele, waardevolle levenslessen. Dan kijk ik naar jou op, en ben ik soms een beetje jaloers. ‘Welk nut heeft het om te denken dat alles kapotgaat? Want nu is het niet kapot.’ Dat is Wesley. Ik kan alles tegen hem zeggen.”
Als Pedro aan jou uitlegt hoe zijn denken functioneert, kun jij dat dan op de één of andere manier begrijpen?
Sonck (lachje): “Ik zeg altijd dat ik samenwerk met een creatief genie, maar óók met één van de meest complexe breinen die ik ooit ben tegengekomen.”
Heb je het geduld om daarin mee te gaan?
Sonck: “Nee.”
Elias (lacht): “Dat is zo typisch. Ik hoopte op een ja, maar dit is Wesley Sonck en Wesley Sonck zegt niet zomaar wat je wilt horen. Dat is schoon, jongen.”
Sonck: “Dat is niet schoon. Ik denk gewoon realistisch, praktisch, logisch.”
Zijn er momenten dat jij ook je hart lucht bij Pedro?
Elias: “Dat is één keer gebeurd. Jij hebt al intieme familiale dingen aan mij verteld en ik voelde dat jou dat goed deed.”
Sonck: “Zeker.”
Elias (lachje): “Toen ik die dag naar huis reed, dacht ik lichtjes fier: amai, hij heeft mij in vertrouwen genomen! En ook: oef, die mooie beer is óók kwetsbaar.
”Ik heb de neiging om te vermoeden dat iedereen gelukkig is, en dat ik de enige ben met zorgen. Dat is natuurlijk naïef. Weet je wat ons verschil is? Jij gaat om met de shit in het leven, terwijl ik de shit in het leven zelf creëer.”
Sonck: “Als ik een probleem tegenkom, ga ik daarmee om. Oplossen en gedaan.”
Mag ik zeggen dat ik jouw ultrarationele houding bijna even zeldzaam vind als de angstige chaos van Pedro?
Sonck (ongelovig): “Echt?”
Elias: “Jij bent extreem hoor.”
Sonck: “Wacht, dat klopt niet! Als je wc straks kapot is, wat ga jij dan doen? Ga jij die zo laten staan of ga je die repareren? Repareren, toch? Oplossen!”
Elias: “Die vergelijking gaat niet op, Wesley, want ik denk al dat mijn wc kapot zal gaan wanneer hij pas in de badkamer staat: dát is het probleem.
“Jij bent een loodgieter: jij lost het probleem op als het zich voordoet. Maar de meeste mensen zijn ook bezig met verdere problemen, zoals de eindigheid van alle dingen.”
Sonck (tot interviewer): “Ben jij bezig met de dood?”
Toch wel, ja.
Sonck: “Wablieft, ik zit hier met twéé van die weirdo’s! Dan lééf je toch niet? Wat valt er nu na te denken over de dood? Het enige wat je daarover kunt zeggen, is dat het dan gedaan is.”
Elias: “Waarom is God uitgevonden? Om de zwaarte van de eindigheid te verlichten.”
Sonck: “God? Nog nooit gezien, die kerel. Maar Pedro, zo laat je je toch voortdurend kwellen door je eigen brein?”
Elias: “En daarom zit ik in therapie (lachje). Ik heb daar geleerd dat ik niet omkan met de onvoorspelbaarheid van het leven. De ironie ontsnapt mij niet: ik weet ook wel dat ik de meest onvoorspelbare mens op de planeet ben.”
Sonck: “Stel je eens in mijn plaats: ik weet in die container nóóit wat er gaat gebeuren. Gelukkig heb ik er een oplossing voor: gewoon negeren.”
Elias: “Eerlijk, Wes: hoor jij altijd wat ik zeg?”
Sonck: “Nee, soms blok ik het af (lacht). Dan zit ik in het moment van de sport: ik noteer de tijden, zie de mooie loophouding... En ondertussen zoemt er een bij in mijn oor.”
Onontdekte talenten
Pedro, over het overlijden van je vader zei je: ‘Ik ga pas in die pijn duiken als ik Rover op het droge heb gekregen.’ Je zoontje is intussen een jaar geleden genezen van leukemie.
Elias: “Maar ik heb nog altijd niet gedoken. Daarvoor zit ik nog te veel in mijn hoofd.”
Corona is even voorbij: was het afgelopen jaar een soort van bevrijding voor jou?
Elias: “Zeker. Het was een extreem geluksgevoel, dat jammer genoeg al snel is ingehaald door de orde van de dag. Elke keer dat ik Rover naar de jiujitsu of de scouts breng, ben ik de gelukkigste mens ter wereld. Ik geniet daarvan. Maar niet genóég. Ik had gehoopt dat zijn genezing een basis zou zijn voor innerlijke rust, maar zo werkt het niet.”
Hoe ziet je therapie eruit?
Elias: “Ik volg een variant op EMDR, Eye Movement Desensitization and Reprocessing, een therapie voor mensen die nog steeds last hebben van een traumatische ervaring uit hun kindertijd. Dan duik je terug die kindertijd in, en kun je als volwassene je jonge ik troosten.”
Zou jou dat iets zeggen, Wesley?
Sonck: “Absoluut niet.”
Je groeide op in een café in Ninove, waar weleens iets gebeurde dat niet geschikt was voor kinderogen. Maar ik heb je daar in een interview nooit iets over horen zeggen.
Sonck (heft de armen op): “Dat is toch verleden tijd? Mijn beide ouders rookten. Moet ik dat daarom ook doen?”
Elias: “Maar Wes, jouw leven is onder controle. Jij bent blij met wie je bent. Anderen, zoals ik, blijken steeds in hetzelfde kwalijke gedrag te vervallen.”
Sonck: “Als je iets doet, dan is dat toch omdat je dat wílt?”
Elias: “Nee, dat zijn patronen: je hersenbanen zijn als groeven van een plaat, en je interne naald zal die altijd volgen. Je verdringt dingen hè, dat weet je toch?”
Sonck: “Natuurlijk. En als die therapie voor jou nut heeft, dan moet je dat doen. Maar ik zie niet in waarom het voor mij nuttig zou zijn. Ik heb ooit eens een psychologisch rapport moeten maken. 23 mensen vulden die test in en er waren er maar twee die zichzelf juist konden inschatten. Onder wie ik.”
Elias: “Dat is zelfkennis, en daaraan ontbreekt het mij.”
Sonck: “Daarnet haalde je arrogantie aan, Pedro.”
Elias (verbouwereerd): “Maar ik vind jou helemaal niet arrogant.”
Sonck: “Dat weet ik, maar ik bedoel maar: dat is een woord dat wij in België niet mogen gebruiken. Terwijl: als je iets goed kunt, dan mag je dat toch zeggen? (Tot interviewer) Jij kunt toch zonder verpinken zeggen: ‘Ik kan zonder fouten schrijven’?”
Zonder tweiffel.
Sonck: “Ik heb geen probleem om te zeggen: ‘Ik kán dat.’ Terwijl: denk jij dat ik als voetballer vroeger nooit een fout heb gemaakt? Jawel, en véél. Maar ik zeg dat niet. Want ook dat maakt je mentaal sterk.”
Jij zou niet zenuwachtig zijn voor FC Bergman, hè?
Sonck : “Nee, maar Pedro’s faalangst is óók onterecht. Zie het zo: misschien ontdek je op deze manier wel een verborgen talent.”
Elias: “Ik ben te oud, hoor, maar ik droom soms van...”
Sonck (neuriënd): “‘Soms droom ik dat jij...’ Dat is van Bart Van den Bossche.”
Elias: “Ik droom soms van onontdekte talenten. Hebben jullie dat ook niet? Er moet iets zijn waar wij kéígoed in zijn, maar dat wij gewoonweg niet weten. Dat vind ik spannend. Stel u voor, Wes: misschien zou jij de beste landmeter of diamantslijper ter wereld zijn!”
Sonck: “Ik denk dat jij kunt acteren. Straks word jij gewoon vast lid van FC Bergman, en dan laat je mij vallen.”
Michel Wuyts en José De Cauwer spreken blijkbaar ook niet meer met elkaar.
Elias: “Dat snap ik niet. Dat waren dus geen vrienden?”
Kan jullie dat overkomen op het moment dat jij steracteur bent en Wesley pakweg opnieuw opgeroepen wordt voor de Rode Duivels?
Sonck: “Dat is niet realistisch, dus dat moet je niet zeggen.”
Elias: “Jawel! Ik heb daar al over nagedacht: in de box ben jij góéd, en in de laatste meters ben jij een jong veulen.”
Sonck (rolt nog eens met de ogen): “Dat soort idiote opmerkingen...”
Elias: “Wesley, kijk...”
Sonck: “Zie, nu luister ik dus niet meer: er zit een bij in mijn oor.”
Als jij loodgieter wordt, Wesley: zijn jullie dan nog vrienden?
Sonck: “Honderd procent. Daar moet ik zelfs niet over nadenken.”
Elias: “Dat is Wesley, hè: een onnozelaar, maar ook mijn bonkige houvast.”
© Humo