Justitie
Ouders van Julie Van Espen voeren druk op met open brief. ‘Comité J zal er komen, mark my words’
Richt een Comité J op, verplicht therapie voor daders van seksueel geweld, zet in op digitalisering en sensibilisering. In een lange brief vragen de ouders van de vermoorde Julie Van Espen politici om concrete maatregelen. Hoe doeltreffend en haalbaar zijn die?
“Julie had nog geleefd indien iedereen binnen het gerecht zijn verantwoordelijkheid had opgenomen.” Dat schrijven de ouders van Julie Van Espen, de studente uit Schilde die vorig jaar vermoord werd door Steve Bakelmans. Bakelmans was op vrije voeten, ondanks een veroordeling voor een tweede verkrachting.
Hun acht pagina’s lange open brief is een reactie op het bijzondere onderzoek dat de Hoge Raad voor Justitie (HRJ) deed naar het dossier van de man. De HRJ droeg daarbij fluwelen handschoenen, vinden de briefschrijvers. Heeft de Raad het over disfuncties, dan spreken zij over grove fouten en nalatige magistraten. “Bovendien stoort het ons mateloos dat er nergens in het verslag ook maar met één woord gerept wordt over sanctioneringsmaatregelen.”
Volgens de ouders heeft de HRJ een gedegen verslag geschreven en kunnen ze zich vinden in heel wat van hun aanbevelingen. Maar omdat ze vrezen dat die niet tot het verhoopte resultaat zullen leiden, formuleren ze zelf negen prioriteiten.
Helemaal nieuw is die opsomming niet. De roep van de schrijvers om meer middelen voor justitie klinkt bijvoorbeeld al lang en ook de gebrekkige digitalisering in het departement is al aangekaart. Items als ‘de uitbreiding van de zorgcentra na seksueel geweld’ en ‘de verplichte opvolging en therapie voor daders van seksueel geweld’ stonden onder meer in het actieplan dat minister van Justitie Koen Geens (CD&V) vorige maand in de commissie Justitie voorstelde.
“Dat maakt het geen minder indrukwekkend statement. Wat deze mensen gedaan hebben, is erg eerbiedwaardig te noemen”, zegt professor seksueel strafrecht Liesbet Stevens (KU Leuven) over de brief. Stevens, die ook adjunct-directeur is van het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen, kan zich in al hun aanbevelingen vinden. Ze benadrukt dat er vooral politieke wil nodig zal zijn om al die zaken in de praktijk om te zetten.
“Je hebt natuurlijk financiën nodig. Tijd ook. Maar de grote moeilijkheid zit in het veranderen van klassieke structuren en mentaliteiten. Mensen uit justitie, maar ook bij politiediensten en zorginstellingen moeten op een heel andere manier leren samenwerken.” De huidige drie zorgcentra na seksueel geweld zijn daar een mooi voorbeeld van. “Daar zitten die drie groepen nu samen. Maar dat is toch een copernicaanse omwenteling geweest.”
Therapie voor daders
Over de haalbaarheid van de maatregelen zijn de meningen verdeeld. Myriam Claeys, referentiemagistraat zeden in Gent, is over de uitbreiding van de zorgcentra na seksueel geweld optimistisch. “Omdat er al veel vorderingen geboekt en concrete beloftes gemaakt zijn.” Ook aan de doorgedreven opleiding van politiediensten en magistraten die de ouders vragen, zal volgens haar tegemoet gekomen worden. “Ik geef zelf zulke opleidingen en zie hoe er in de praktijk gesleuteld wordt aan de inhoud. Al kan dat nog altijd beter. Ook vind ik dat de opleiding zedenmisdrijven verplicht moeten worden voor magistraten in de zetel en het parket.”
Als er scepsis is, dan is het vooral over de opvolging en therapie voor daders. Zowel Stevens als Claeys is overtuigd van de noodzaak hieraan. Die laatste zegt: “Dit is volgens mij een van de zwakste schakels in het systeem. Ik heb nog nergens gehoord van concrete en omvattende actieplannen.” Ze wijst naar de weinige aangepaste therapeutische programma’s voor daders binnen en buiten de gevangenis, het gebrek aan gespecialiseerde psychologen en psychiaters tout court. “Ook het uitvoeren van een goede risicotaxatie blijft een zeer moeilijke taak.”
De open brief bepleit voorts een Comité J, naar het voorbeeld van het Comité P bij de politie. Daarmee doelen de schrijvers op “een extern controleorgaan dat toezicht kan houden over de globale werking van magistraten en kan optreden bij duidelijke grove fouten en disfuncties”.
Christian Denoyelle, voorzitter van de HRJ, stelt zich daar vragen over. “Wat bedoelen ze precies? Willen ze dat er een parlementaire begeleidingscommissie aan gekoppeld wordt? Wat moet dat nieuwe orgaan doen?” Als het over sancties opleggen gaat, dan zegt Denoyelle dat de HRJ daar zelf al om vroeg. “Maar daarvoor moet de grondwet gewijzigd worden. Het was een politieke keuze om dat niet te doen.”
Er zijn wel politiek partijen die vragende partij zijn voor zo’n comité. Onder meer sp.a en CD&V pleitten er al voor. Erevrederechter Jan Nolf noemt het een onvermijdelijk scenario. “De HRJ kan deze taak niet op zich nemen omdat hij nu al in een onmogelijke spreidstand zit. Je kunt niet met de ene hand magistraten benoemen en dan met de andere hen gaan evalueren. Dat is als een slager die zijn eigen vlees keurt.” Nolf noemt dat fundamenteel onethisch en ondemocratisch. “Tegelijkertijd zie je dat we doorheen de jaren naar steeds hogere standaarden gaan in de rechtspraak. Daarom ben ik er zeker van: een Comité J zal er komen, mark my words.”
Minister Geens zal zelf nog een vertrouwelijk antwoord sturen naar de ouders van Julie van Espen. In een algemene reactie benadrukt hij vooral dat zijn kabinet al sinds mei al werkt aan een plan. “Maar een injectie is nodig, zonder gaat het niet.”