ReportageOnderwijs
Op bezoek in de Spectrumschool in Deurne: ‘Mijn zus heeft een kapsalon waar ik zo kan starten. School is tijdverlies’
Tussen alle politieke ballonnetjes om de crisis in het onderwijs tegen te gaan, trachten scholen het hoofd boven water te houden. ‘Al dat gehannes over de thuistaal... Belangrijker is dat mijn leerlingen weten dat een schroevendraaier ook een toernavies is.’
Silvana (17) kleurt met een borsteltje de bovenste haarlokken van haar oefenpop roodbruin, terwijl ze heupwiegt op een nummer van reggaetonster Bad Bunny, dat ze op haar iPhone streamt. Twee andere meisjes leunen tegen het raam. Ze tokkelen op hun gsm. Een derde mort dat ze vandaag geen korte coupe wil brushen.
In de containerklas van de Spectrumschool in Deurne, waar de opleiding haartooi wordt ingericht, kijkt hun leraar geduldig toe. “Maak eerst de haren nat”, zegt Peter Van Styvoort (41). “Daarna zullen we er samen model inbrengen.” Van Styvoort was vijftien jaar kapper maar stapte acht jaar geleden over naar het onderwijs. “Ik heb er nog geen seconde spijt van gehad”, zegt hij. “Het is de mooiste job die er bestaat.”
Het onderwijs verkeert vandaag in een diepe crisis: de kwaliteit ervan neemt af, er is een stilaan dramatisch leerkrachtentekort en de gebouwen zijn sterk verouderd. Ook in de Antwerpse Go!-Spectrumschool, die meer dan vijftig beroeps- en technische opleidingen aanbiedt aan 1.450 leerlingen, is er aan uitdagingen geen gebrek.
De school kwam vorig jaar in het nieuws toen het gedicht ‘Losgeld’ van stadsdichter Ruth Lasters door het stadsbestuur werd geweigerd. Lasters, die jarenlang lesgaf op de Spectrumschool, had het samen met een aantal leerlingen geschreven. Toch vond de stad het niet ‘verbindend’ genoeg. Ruth Lasters trok zich daarop terug als stadsdichter en kreeg heel wat steun.
“Er moet dringend meer respect komen voor het beroepsonderwijs”, vindt Christine Hannes, directrice van de Spectrumschool die het op én naast Twitter tot haar missie heeft gemaakt om te ijveren voor beter onderwijsbeleid voor het beroepsonderwijs en een herwaardering ervan.
Als vervolg op de commotie over het stadsdichterschap startte ze een ‘losgeldcampagne’. Volgende week trekt de directrice samen met Ruth Lasters naar Brussel om er koffertjes met gedichten als losgeldbriefjes af te geven aan onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) en enkele van zijn collega’s uit de Vlaamse regering.
“De onderwijsminister heeft de sleutel van het beleid in handen. Toch werken er waarschijnlijk alleen mensen in kostuum op zijn kabinet. Wij vragen dat hij zich laat bijstaan door een technisch adviseur voor het beroepsonderwijs.”
Te veel is te veel
Als juriste is Christine Hannes een vreemde eend in het onderwijsveld. Op de speelplaats in Deurne doet ze − op haar roze laarzen, en met een fuchsia sjaal die rond de schouders wappert − een frisse wind waaien. Tussen het vele werk door maakt ze met haar leerlingen graag een babbeltje op de koer.
“Het is mijn elfde jaar als directeur”, zegt Christine Hannes. “Maar dit jaar was veruit de zwaarste opstart.”
Cijfers van arbeidsbemiddelaar VDAB treden Hannes daarin bij. Sinds de zomer van 2021 schommelt het aantal openstaande vacatures voor leerkrachten tussen 2.500 en 3.000. Andere jaren lag dat cijfer altijd onder de 2.000. Het lerarentekort was in Vlaanderen nog nooit zo groot.
Op dit moment heeft de Spectrumschool drie vacatures openstaan. Vooral de functie van leerkracht houtbewerking raakt maar niet ingevuld nadat de vaste leraar vorig jaar ziek uitviel. Voorlopig springen collega’s bij om de uren op te vullen, maar dat weegt.
Naast het lerarentekort worstelen ze met de opgelegde modernisering. Om het Vlaamse secundair onderwijs te verbeteren, begon de Vlaamse overheid enkele jaren geleden met een rationalisering van het studieaanbod. “We hebben dit jaar in tweede graad een opleiding technische wetenschappen opgestart”, zegt Hannes. “Maar ik heb nog altijd geen bevestiging of we die in de derde graad zullen mogen voortzetten.
“We moeten in een recordtempo de nieuwe eindtermen in de tweede graad invoeren en tegen september voor de derde graad, wat voor de leerkrachten een enorme aanpassing betekent. Maar moet ik aan mijn leerkrachten hout die al extra uren kloppen, vragen om na 17 uur op school te blijven om over die nieuwe eindtermen te vergaderen? Er is heel veel goede wil op school, maar op een bepaald moment wordt het ook gewoon te veel.”
Planlast is een van de grote frustraties van leerkrachten. De onderwijsinspectie lanceerde onlangs zelfs een heuse online-planlastcalculator die scholen moet helpen inschatten hoe groot die is.
“Toch blijkt uit zowel Talis- als tijdsbestedingsonderzoek (Talis is een internationaal vergelijkend onderzoek van de OESO, red.) dat leerkrachten geen abnormale hoeveelheid tijd besteden aan administratief werk”, zegt professor onderwijssociologie Bram Spruyt (VUB). “Vaak is niet de hoeveelheid van het werk de doorn in het oog, wel dat met die input niets wordt gedaan. Zo ontstaat de perceptie bij leerkrachten dat ze zinloos werk leveren, met als enige doel extra controle op hen.”
De planlast maakt het beroep hoe dan ook niet aantrekkelijker. In een krappe arbeidsmarkt waar zowat elke sector op zoek is naar personeel, is dat nochtans nodig. Zeker beginnende leerkrachten haken snel af voor een beter betaald alternatief in de privésector.
In de Spectrumschool stapte vorig jaar zo een vastbenoemde wiskundeleerkracht op om in de haven te gaan werken. “Twee weken opzeg en we waren haar kwijt”, zegt de schooldirectrice.
Vlakke loopbaan
Als tegenoffensief voerde Weyts aan het begin van dit schooljaar de lerarenbonus in. Die geeft mensen die vanuit een andere sector de overstap naar het onderwijs maken − de zogenoemde zij-instromers − drie uur per week vrij van hun lesopdracht om een pedagogisch diploma te halen.
“Een goede maatregel”, vindt Christine Hannes. “Maar op het verkeerde moment ingevoerd. Ik heb 25 zij-instromers. Als ik die nu allemaal drie uur minder kan inschakelen, heb ik weer enkele vacatures. Waarom laat Weyts die maatregel niet ingaan vanaf volgend schooljaar? Dat zou veel werkbaarder zijn geweest. Weyts probeert de tanker die het onderwijs is, in een wip en een gauw te keren. Dat gaat niet.”
Onderwijskundige Charlotte Struyve (KU Leuven/Vives) is het daarmee eens: “Campagnes om meer leerkrachten aan te trekken zijn nodig, maar het is ook een beetje dweilen met de kraan open. De kern van het probleem is vooral dat zoveel mensen uitvallen.” Startende leerkrachten krijgen vaak de moeilijkste klassen voor zich, terwijl ze ook nog eens van opdracht naar opdracht moeten hoppen.
De vlakke loopbaan laat bovendien maar weinig ruimte voor variatie en ambitie. De sector is al lang vragende partij voor een omvattend lerarenloopbaanpact, dat onder meer moet toelaten om leerkrachten met verschillende expertises gerichter in te zetten. Maar tot nog toe schuift elke Vlaamse regering dat voor zich uit.
Als een leraar wegvalt, heeft dat nochtans enorme gevolgen. “Het is fout om te zeggen dat alle problemen in het secundair onderwijs veroorzaakt worden door het lerarentekort”, zegt pedagoog Pedro De Bruyckere (Arteveldehogeschool Gent). “Maar bijna alle oplossingen worden er wel door gehypothekeerd. Neem nu begrijpend lezen. Als een leerling de opdracht niet goed begrijpt, heeft dat ook invloed op niet-taalvakken. Leerkrachten zouden tijd moeten krijgen om met elkaar af te stemmen hoe ze die vaardigheid kunnen verhogen. Maar als je constant uitvallende collega’s moet vervangen, kan dat niet.”
Onderzoek van de KU Leuven en het Katholiek Onderwijs Vlaanderen wees bovendien uit dat een ontbrekende leerkracht in het lager onderwijs tot een leerverlies van 2,1 lesweken voor Nederlands en 2,6 lesweken voor wiskunde leidt. Op die manier zet het de dalende prestaties van Vlaamse leerlingen, waar internationaal onderzoek en peilingstesten al langer op wijzen, nog meer onder druk.
In de Spectrumschool in Deurne wordt een systeem van permanente evaluatie gehanteerd, waarbij een aantal doelen moet worden gehaald. Toen Christine Hannes directrice werd, schafte ze de examens af. “Daarbij zijn we niet over één nacht ijs gegaan. Maar we merkten dat sommige leerlingen zich alleen in de examenperiode inzetten. Tijdens het schooljaar lieten ze het allemaal wat hangen. Voor hen was een korte spurt in de examens voldoende om te slagen, maar hun gedrag had een negatieve impact op de rest van de klas. Bovendien stelden we vast dat de grote hoeveelheid leerstof andere leerlingen te veel stress bezorgde.”
Hoe je elke leerling het beste uit zichzelf laat halen, is een discussie die ook buiten de Spectrumschool woedt. PISA-onderzoek wijst erop dat Vlaamse leerlingen een opvallend lage motivatie hebben om te excelleren. Zopas richtte minister Weyts een excellentiefonds op, dat via olympiades de competitie tussen Vlaamse en Nederlandse leerlingen moet aanwakkeren. Ook de Vlaamse centrale toetsen moeten de prestaties van leerlingen beter in kaart brengen en scholen toelaten hen gerichter te stimuleren.
Alleen blijft het de vraag of je daar echt alle leerlingen mee bereikt. Het Loopbanen in het Secundair Onderwijs (LiSO)-project onderzocht de schoolcarrières van meer dan 10.000 leerlingen in het secundair onderwijs van 2013 tot en met 2019. De onderzoekers vroegen ook aan de leerlingen zelf wat ze als hindernissen voor hun schoolcarrière zagen. Meer dan de helft van de leerlingen klaagde over verveling en vermoeidheid, maar ook faalangst, gebrek aan een rustige studeerplek en een te lage leskwaliteit werden vaker genoemd.
“Het is zeker zo dat het onderwijssysteem zelf het potentieel van leerlingen nog onvoldoende benut”, beaamt onderwijssocioloog Bram Spruyt. “Mensen met een migratieachtergrond, bijvoorbeeld, zien ons onderwijs in het begin als een middel voor sociale mobiliteit. Ze zijn echt gemotiveerd. Maar als ze dan toch slecht presteren, raken ze die motivatie kwijt.”
Er zijn ook leerlingen die echt niet meewillen. In Vlaanderen waren we erin geslaagd het aantal leerlingen dat met school stopt zonder een diploma te halen, stevig terug te dringen. Toch neemt het aantal ‘drop-outs’ sinds kort weer toe, zeker in regio’s waar veel werkgelegenheid is, zoals Antwerpen.
“De lockdowns hebben voor verstoorde schoolloopbanen gezorgd. Zeker in beroepsopleidingen, omdat daar veel praktijklessen zijn weggevallen”, zegt Spruyt. “Krapte op de arbeidsmarkt zorgt er bovendien altijd voor dat meer leerlingen ervoor kiezen om te gaan werken zodra ze niet meer leerplichtig zijn.”
Silvana is zo iemand. Zij zou liever elders naar Bad Bunny luisteren, en niet meer in de Spectrumschool. “Zodra ik achttien jaar ben, ben ik hier weg”, vertelt ze. “Ik hoef geen diploma. Mijn zus heeft een kapsalon waar ik zo kan starten, en ik overweeg ook een job op de luchthaven. School is tijdverlies.”
Voor leerkrachten is het vaak zoeken naar een manier om die leerlingen op school te houden. “Ik probeer al weken met haar te praten in de hoop haar nog op andere gedachten te brengen”, zegt leraar Peter Van Styvoort. “Maar het zijn moeilijke gesprekken. Te streng zijn heeft ook geen zin.”
Dat is ook de reden waarom hij niet ingrijpt als leerlingen muziek opzetten in de klas. “Tijdens algemene vakken of als ik iets uitleg, laat ik geen muziek toe”, zegt Van Styvoort. “Maar tijdens de praktijkvakken aanvaard ik het wel. In een kapsalon speelt tenslotte ook muziek.”
Christine Hannes vreest dat er nog meer drop-outs zullen komen door de radicale hervorming van het deeltijds beroepsonderwijs naar het duaal leren: terwijl jongeren nu nog op het praktijkgedeelte van de opleiding vooruitgang kunnen boeken als hun algemene vakken wat minder vlotten, zullen praktijk en algemene vorming in de toekomst weer meer aan elkaar worden gekoppeld. “Over tien jaar zullen we daardoor nog minder kinderverzorgers afleveren”, zegt de directrice.
Gelukkig zijn er ook veel succesverhalen. Twee nieuwe leerkrachten automechanica die we ontmoeten in de leraarskamer, zijn oud-leerlingen van de Spectrumschool. “Laatst kwam ik een oud-leerling tegen die buschauffeur was geworden. Hij hing uit het raam van zijn bus om naar mij te zwaaien. De appreciatie die je van oud-leerlingen krijgt, is heel bijzonder”, zegt Hannes.
Twintig jaar geleden startte ze als lerares Nederlands en Engels op de Spectrumschool. “Ik begon in oktober, en ik was toen al de derde leerkracht”, vertelt ze. “Het was een heel zwaar jaar. Zoals alle startende leerkrachten heb ik het dikwijls moeilijk gehad. Lesgeven in bso is hard − de leerlingen zijn heel direct − maar tegelijk ook hartverwarmend. Je krijgt voldoening die je nergens anders krijgt.”
Geduld
Taal is in de Spectrumschool, net als in alle grootstedelijke scholen, een extra moeilijkheid. Ongeveer de helft van de 1.450 leerlingen spreekt thuis geen Nederlands. De website van de school is ook te raadplegen in het Arabisch en zelfs in het Zulu.
“Soms moet je iets één keer uitleggen, maar soms ook vijf keer”, zegt Gert Janssens (45), leerkracht houtbewerking die duidelijk gezegend is met een grote dosis geduld. Om de communicatie te vergemakkelijken, heeft hij samen met zijn collega’s een beeldwoordenboek gemaakt voor de leerlingen. Daarin wordt het vakjargon ook in het dialect benoemd. “Al dat gehannes over de thuistaal brengt ons geen stap verder”, vindt Janssens. “Belangrijker is dat mijn leerlingen weten dat een schroevendraaier ook een toernavies is.”
Vorige maand bleek uit een taalscreening van de Vlaamse overheid dat kinderen uit grootsteden die in de derde kleuterklas zitten, het Nederlands minder goed onder de knie hebben dan kleuters in de rest van Vlaanderen. Onderwijsminister Weyts stelde daarop voor om de ouders strenger aan te pakken en desnoods financieel te straffen, een voorstel waar veel kritiek opkwam.
“Geen goed idee”, reageert Christine Hannes, directrice van de Spectrumschool. “Ook jongeren die thuis wél Nederlands spreken, beheersen de taal minder goed dan vroeger. Dat merk ik ook bij mijn eigen kinderen. Begrijpend lezen is geen prioriteit meer. De invulboeken hebben een drama veroorzaakt. En als we dan toch kijken naar de thuissituatie, is het juister om de volledige familiale context mee te nemen. Het milieu waarin een kind opgroeit, is doorslaggevender dan de taal die er wordt gesproken.”
Daarover kunnen ze in de Spectrumschool meespreken: de overgrote meerderheid van de 1.450 leerlingen komt uit een kansarm milieu. “Ik denk dat hier veertig leerlingen zijn die niet aan de criteria van de kansarmoede-indicator beantwoorden − dat wil zeggen dat ze in het voorgaand schooljaar een schooltoelage ontvingen, of dat de moeder laagopgeleid is. Op onze school zijn dat hoofdzakelijk de kinderen van collega’s.”
Sinds corona is armoede op school zichtbaarder en nijpender dan ooit. “We merken dat aan alles. Brooddozen zijn leeg, jassen stuk”, vertelt de directrice. Sinds vorig jaar voorziet de school iedere middag gratis soep. “De horecaopleiding maakt die met groenten die ze krijgen van supermarkten, en de afdeling verkoop verdeelt de soep in de refter. Twee collega’s van het secretariaat gaan bij de bakkers brood van de dag voordien ophalen. Zo kunnen we voor iedereen een gratis maaltijd voorzien.”
Aanvankelijk was er wat schaamte, maar intussen gaat iedereen aanschuiven voor de lekkere soep. De leerkrachten die we spreken, hebben in hun kast ook allemaal een doos koeken staan voor als er nog honger is.
“Het is soms schrijnend”, zegt Peter Van Styvoort. “De school voorziet alle kappersproducten, maar de persoonlijke hygiëne blijkt ook een grote kost. Werkgevers klagen daar al eens over. Het is delicaat, maar ik probeer leerlingen daarover aan te spreken en tips te geven. Eventueel voorzie ik ook busjes deodorant.”
Waterval
Een van de persoonlijke frustraties van directrice Christine Hannes is dat leerlingen in de B-stroom − een apart traject voor leerlingen die hun getuigschrift basisonderwijs niet hebben gehaald − vlot tot het derde middelbaar kunnen overgaan, zonder dat ze voor het eerste en tweede jaar slagen. “Ik begrijp de leerlingen die niets doen voor school ergens wel. Als ik als puber geweten zou hebben dat ik sowieso zou mogen overgaan, zou ik ook niet in mijn boeken zijn gedoken. Het is enorm stigmatiserend én frustrerend voor het beroepsonderwijs: we krijgen hierdoor de indruk dat we alleen bezigheidstherapie voorzien.”
In het LiSO-onderzoek maakte maar liefst 57 procent van de leerlingen met een C-attest in het eerste jaar secundair gebruik van de mogelijkheid om toch over te gaan naar een hoger jaar. In het tweede jaar maakte 38 procent die keuze. “Een deel van deze leerlingen blijft zitten in het derde, hooguit het vierde jaar secundair tot ze oud genoeg zijn om er helemaal de brui aan te geven”, vertelt Katrijn Denies (KU Leuven), een van de betrokken onderzoekers.
Bovendien kunnen leerlingen die oud genoeg zijn van een lager leerjaar de sprong naar 1B maken, zonder getuigschrift van het lager onderwijs. “Het gaat vaak om kwetsbare leerlingen die tijd willen inhalen. Maar voor scholen is het een enorme uitdaging dat leerlingen in principe van het derde leerjaar naar het derde jaar secundair kunnen zonder ooit te slagen”, zegt Denies.
Ook later in hun schoolcarrière maken leerlingen veel vaker de beweging van aso naar tso en uiteindelijk bso dan omgekeerd − het zogenaamde watervalsysteem. Leerlingen die een B-attest krijgen, hebben namelijk de optie om toch naar het volgende jaar te gaan als ze van studierichting veranderen.
“Op die manier raakt de hiërarchie tussen onderwijsvormen gebetonneerd in ons onderwijs”, zegt onderwijssocioloog Bram Spruyt. “Dat de meeste leerlingen kiezen voor het beroepsonderwijs op basis van mislukkingen in plaats van interesse, is een van de grootste drama’s van het onderwijs.”
Door de modernisering zal het in de toekomst veel moeilijker worden om vanuit het beroeps door te stoten naar het hoger onderwijs, terwijl dat vandaag wel soms gebeurt. Haruna (18), die in het zesde jaar houtbewerking zit, droomt ervan om voort te studeren. “Ik ben begonnen in het aso, maar studeren lukte toen niet goed”, vertelt het meisje. “Ik kan goed met mijn handen werken en koos voor hout. Ik doe het wel graag, maar ik wil uitzoeken of ik toch niet kan voortstuderen. Psychologie lijkt me erg interessant. Als het na mijn zevende jaar nog kriebelt, start ik aan de hogeschool.”