Ooit wielerfan, nu dopingjager op afstand
Een los verbond van fans, wetenschappers en analisten hebben de Tour met rekenmachines in de aanslag gevolgd. Omdat het wielrennen onder de schaduw van dopinggebruik gebukt gaat, pogen deze 'waakhonden' om met de regels van de natuurkunde en vergelijkingen tussen renners van nu en vroeger 'verdachte' prestaties op te sporen.
Terwijl de renners in de Tour ploeterden en zwoegden, keek Ross Tucker zeer nauwgezet toe vanuit Zuid-Afrika, op ongeveer 9.000 kilometer van Frankrijk. Laptop en stopwatch in de aanslag. Speurend naar aanwijzingen voor dé hamvraag van de Tour: wie zit aan de doping? Tucker, een 32-jarige fysioloog, kan dat natuurlijk niet zomaar te weten komen. Maar door basiswetten uit de fysica te gebruiken om de krachtinspanning van de renners in te schatten tijdens onder andere de 13,8 kilometer lange beklimming van Alpe d'Huez, kan Tucker naar eigen zeggen de prestaties van de huidige renners vergelijken met hun collega's van vroeger. Meer bepaald met die renners die in de hoogdagen van het dopinggebruik de Tour reden.
Tucker keek vooral naar één man: Chris Froome, de eindwinnaar van de voorbije jubileumeditie. In rit acht stoof de Brit in de Pyreneeën weg van de meute met een kracht en snelheid die niet meer gezien is sinds Lance Armstrong deelnam. Zoals bekend verloor de Amerikaan zijn zeven Tourzeges vanwege dopinggebruik. Tucker beschuldigt Froome er niet van aan het verboden spul te zitten en Froome is ook nog nooit officieel in verband gebracht met doping. Toch hebben Tuckers pogingen om misbruik te ontdekken ertoe geleid dat Sky, het team van Froome, zijn methodes als 'pseudowetenschap' heeft bestempeld. Ook enkele wetenschappers stellen vragen bij de accuraatheid van zijn methodologie. "Men wil bepaalde resultaten duidelijk opkloppen", zegt Edward Coyle, professor kinesiologie aan de Universiteit van Texas.
Besmeurd blazoen
Maar Tucker zegt dat ongemakkelijke vragen net datgene zijn wat het wielrennen momenteel nodig heeft om zijn besmeurd blazoen op te blinken. "De nauwgezette aandacht hiervoor doet de transparantie toenemen en helpt de geloofwaardigheid", zegt hij. Als een luis in de pels maakt Tucker deel uit van een kleine groep fysiologen, sportdokters en wielerfans in de hele wereld die via internet een los verbond hebben gevormd met als doel doping uit het wielrennen te knijpen. Een beetje zoals onderzoeksjournalisten, maar dan met rekenmachines in plaats van notitieboekjes in de aanslag, oefenen ze druk uit op de professionele teams om onafhankelijke analyses toe te laten van de fysiologische gegevens van de renners en van de dopingtests die ze ondergaan.
Die alerte blik van buitenaf is cruciaal, zo vinden ze zelf, omdat veel atleten die de laatste jaren ontmaskerd zijn als gebruikers niet aan dopingtests werden onderworpen. Hoewel hun werk vragen oproept en kritiek krijgt, zou het toch een impact kunnen hebben. Zo weigerde Sky halfweg de Tour nog resoluut om fysiologische informatie over Froome en zijn ploegmaats vrij te geven, maar overwoog het team dat enkele dagen later toch te doen. "Dan kunnen Tucker en co. de wereld vertellen of dit allemaal geloofwaardig is of niet", zei teamhoofd Sir David Brailsford. En de Brit voegde de daad bij het woord. Donderdag, drie dagen voor het einde van de Tour, speelde Team Sky cijfers over Froomes klimprestaties van de voorbije twee jaar door aan sportkrant L'Equipe, in een poging om de geruchtenstroom te stoppen.
Een berg records
Tucker en zijn kameraden nemen de toon aan van wetenschappers, maar in feite zijn ze extreme fans die zich bedrogen voelen. Voor Tucker was het Armstrong die hem tot zijn onderzoek aanzette. Voor een van zijn bondgenoten, Michael Puchowicz, een sportarts aan de Arizona State University, was het Floyd Landis, die in 2006 zijn Tourzege verloor nadat hij positief testte op testosteron. Puchowicz ging zich pas echt verdiepen in data van wielrennersprestaties nadat vorig jaar data over Armstrong vrijgegeven werden.
Hij concludeerde dat de informatie aantoont dat Armstrong zijn dopinggebruik maskeerde tijdens zijn comeback in 2009. Voor Puchowicz was dit het bewijs dat het nog altijd mogelijk was het controlesysteem te bedotten. Hij postte zijn bevindingen anoniem op een blog. Dat trok zoveel aandacht dat de sportarts performantiegegevens bleef analyseren. Ondertussen publiceert hij zijn analyses onder eigen naam.
Anderen in het clubje blijven anoniem, zoals een Fin die een enorme berg historische gegevens over wielerrecords heeft. Ook wetenschappers en onder andere dokters behoren tot de groep. De 'waakhonden' zijn het niet altijd met elkaar eens, maar ze delen enthousiast hun data en doen soms samen het onderzoek en de analyses.
Bloedonderzoek
In essentie komt hun methode erop neer dat ze met basisfysica de kracht berekenen die nodig is om een col met een bepaalde snelheid te beklimmen. Beklimmingen staan centraal omdat de windresistentie, een belangrijke factor in de vergelijking, dan het minst belangrijk is. Op basis van elementen zoals de lengte en de hellingsgraad van een etappe en de tijd die voor de beklimming nodig is, het gewicht van de renner en zijn fiets en schattingen over windresistentie en rolweerstand, berekenen ze een waarde in watt per kilogram die de kracht weergeeft die een renner per segment van een rit produceert. De basisregel is dat alles boven de 6 watt per kilogram nadere controle vereist en dat alles boven 6,5 watt uitzonderlijk en menselijk in feite onmogelijk is. In sommige van de berekeningen zit Froome boven de grens van 6 watt per kilo.
Om een vergelijking mogelijk te maken zijn ook de resultaten berekend van toppers in de Tour sinds 2002, onderverdeeld in twee groepen: de 'dopingperiode' van 2002 tot 2007 en de 'post-dopingperiode' van 2007 tot nu. In die laatste periode zijn de snelheden en kracht inderdaad afgenomen. Maar Tucker en co. zijn ervan overtuigd dat net daarom de individuele prestaties die in de buurt van de gemiddelden van de dopingperiode komen nadere inspectie vereisen.
Critici stellen de precisie van de berekeningen in vraag en zeggen dat niet alle factoren die de prestaties van een renner bepalen zijn meegerekend, zoals de technologische vooruitgang in fietsen en kledij, in fietsefficiëntie en teamdynamiek. Een veel groter aantal biologische elementen is volgens de critici ook nodig om een juist beeld te krijgen van de fysiologische staat van de renner. Metingen van de aerobische energieproductie en bloedonderzoek zijn daar maar enkele voorbeelden van. "Zonder meer gegevens riskeren de waakhonden iemand valselijk te beschuldigen terwijl de topprestatie evengoed het resultaat kan zijn van genetica en hard trainen", zegt Coyle.
Tucker geeft toe dat er een foutenmarge in zijn werk zit. Maar hij voegt eraan toe dat wanneer de krachtgegevens van de renners alsnog worden vrijgegeven, ze doorgaans zijn berekeningen bevestigen. Hij zegt dat de waakhonden inderdaad geen volledig beeld van de renners geven. Maar zonder de biologische gegevens van bloed- en dopingtests, materiaal dat de teams niet willen vrijgeven, werken de waakhonden naar eigen zeggen met de tweede beste soort data. "Geen enkele formule zal ooit sluitend aantonen dat X gelijk is aan doping en Y gelijk is aan geen doping", zegt Tucker. "Er blijft een grijze zone bestaan."
De oproep van de analisten aan het adres van renners om hun krachtgegevens en bloedtestresultaten bekend te maken roept evenwel scepsis op, zelfs bij renners van wie unaniem wordt aangenomen dat ze niet gebruiken. Ze vinden dat persoonlijke gegevens vrijgeven is alsof een bedrijf zakelijke geheimen aan rivalen zou doorspelen, omdat het de anderen de mogelijkheid zou geven in te zien hoe ze het beter kunnen doen.
Volgens sommige renners zijn het ook enkel hun persoonlijke coaches en trainers die de gegevens over hun lichaam en prestatie werkelijk kunnen analyseren en interpreteren. "De fysiologie van iedere mens is anders", zegt Andrew Talansky, een Amerikaanse renner die voor het eerst deelnam aan de Tour en net binnen de top tien eindigde. "Je zou een individu moeten bestuderen en volledig begrijpen wat die persoon al dan niet kan. Dat gaat veel verder dan om het even welke test gebaseerd op algemene drempels."
Maskeertechnieken
Hoe dan ook denken Tucker en Puchowicz op basis van hun analyses dat dopinggebruik vandaag minder voorkomt dan voordien. Het invoeren van een biologisch paspoort in 2009, gebaseerd op bloedmetingen die middelengebruik kunnen aanwijzen, heeft een grote verandering betekend, vinden de waakhonden. Bovendien testen steeds minder renners positief en zijn de snelheden in de ritten gedaald.
Anderzijds hebben renners altijd manieren gevonden om dopingtests te omzeilen. Sommige wetenschappers zijn er zeker van dat dat vandaag nog gebeurt met nieuwe maskeertechnieken en middelen die maar moeilijk op te sporen zijn. Puchowicz: "Het doel van onze analyses op basis van de prestatiegegevens is om onregelmatigheden te kunnen seinen. 'Hé, misschien hebben de epo-tests bij deze renner niet gewerkt', zo kun je dan concluderen. Het is zeker geen veroordeling van een renner. Maar in plaats van opnieuw verrast te worden door nog een Armstrongtijdperk, moeten we nu waakzaam blijven en overwegen de inzet te verhogen."