Onze selectie mooiste foto- & kunstboeken: strelingen voor het oog én voor de geest
Schoonheid en troost in donkere dagen
Het kan een bel grappa zijn of een uurtje rondhangen op facebook, sterke koffie of oud papier, een portie Man bijt hond of de nabijheid van een geliefd lichaam: een mens moet érgens troost vinden. In tijden van beurscrisis en winterse buien zijn ook foto- en andere kunstboeken een optie. Eric Min
Trotse lichamen
De krasse Fransman Willy Ronis (°1910) is de laatste levende legende van de humanistische fotografie. Sinds het overlijden van Doisneau en Cartier-Bresson treedt de bescheiden, genereuze meester stilaan uit de schaduw. Voorbij is de droeve tijd van Belleville-Ménilmontant, het baanbrekende album uit 1954 dat de uitgever niet aan de Parijse straatstenen kwijtraakte - wie vandaag een exemplaar op de kop kan tikken, is door het dolle heen. Exposities van Ronis' werk volgen elkaar op, terwijl de vakman zijn keukengeheimen onthult in aardige boekjes als Ce jour-là of Derrière l'objectif, want ook schrijven doet hij als de beste. Intellectuelen als Régis Debray, Régine Deforges of Michel Onfray leiden zijn werk in. Voor het gloednieuwe Nues werd Philippe Sollers gecharterd.
De schrijver memoreert het genadige licht en de magnifieke traagheid in deze beelden, die de fotograaf meer dan een halve eeuw lang, tussen 1946 en 2002, in slaapkamers en ateliers heeft gemaakt: een pavane van trotse lichamen, une merveilleuse lenteur, naturel en pudeur in grijzige tonen. Ronis' icoon Le nu provençal (1949) was zowat zijn enige naakt dat we eerder te zien kregen, want net als Cartier-Bresson ging Ronis omzichtig en discreet met zijn modellen om. Deze Nues zijn vormstudies die evengoed aan klassieke sculpturen herinneren als aan de foto's die Willy Kessels, Sasha Stone of René Guiette in de jaren dertig hebben gemaakt. Om heel traag te bekijken.
Rebelse surrealiste
Minstens even imposant is de monografie Lee Miller bij de gelijknamige expositie in het Parijse Jeu de Paume. Het boek is geen klassieke catalogus maar een overzicht van Millers drukke carrière van model, rebelse surrealiste, portretfotografe, reizigster, oorlogscorrespondente en huisvrouw. Haar werk is vaak onwezenlijk mooi en soms al even gruwelijk.
De beelden die Bert Danckaert meebracht uit Beijing zijn van een andere orde. De schijnbaar onbewogen en objectief geregistreerde muren en straten in Simple Present blinken uit door hun banaliteit. Elke foto stelt de vraag naar het 'eigene', het typische van een plek aan de andere kant van de aardbol die ons innig vertrouwd voorkomt: door de kieren in de schutting waait de dorre wind van de globalisering naar binnen. Niet het vreemde of het bezienswaardige is hier het motief. Als alles identiek blijkt te zijn, is niets nog ongezien. Slechts een toevallig (letter-)teken herinnert ons eraan dat dit China is.
Verwant en toch anders zijn de Urban Sidewalks van Leo Van Broeck, een verzameling frontale detailopnamen van stoepen, stenen en straten, doorgaans loodrecht uit de hoogte gezien. We maken kennis met de (somtijds ongenadig scherpe) relicten van onze samenleving, die letterlijk in de goot zijn beland. Zo krijgt het gewone een onvermoed esthetische lading. Het werd al eerder gedaan, maar het mag er zijn.
Stukje Vlaanderen
In opdracht van de provincie Vlaams-Brabant en het studiecentrum Kadoc ging de Brusselse fotograaf Jan Locus op pad om de laatste processies in beeld te brengen. De gedreven vakman, die al eerder uitpakte met stevig geconstrueerde en vierkante foto's in een genuanceerd zwart-wit, kwam terug met een overvloedige buit. Samen met een historische studie van het uitstervende roomse gebruik kregen de mooiste opnamen een plaats in Voetsporen van devotie. Elke foto is een stukje Vlaanderen zoals het zich aan een kritische toeschouwer voordoet: wat we niet zien of wat er zich in een hoekje afspeelt - een kermiskoers, een reclamebord, een blinde muur - is even belangrijk als het obsolete ritueel op de voorgrond. Helaas valt de druk vrij zwak uit; Locus' diepe zwart en grijs verdient beter.
twijfelende lijnen
De schilderijen, tekeningen en beelden van Karel Dierickx (°1940) krijgen nog altijd niet de aandacht die ze verdienen. Ze spelen zich af in de luwte van een leven dat zelden de spotlights opzoekt. Gelukkig is er nu een voortreffelijke monografie waarin Heiner Hachmeister en Bernard Dewulf het werk inleiden. Een essay van deze laatste sluit het boek af, als een coda voor een kunstenaar: "Hoe te tonen wat amper te tonen is? Hoeveel tonen en tinten zijn daartoe nodig? En welke? Hoe saamhorig en hoe tegensprekelijk moeten die zijn? Wanneer is het genoeg? Wanneer spreekt het schilderij zo volkomen als haalbaar is?" Hoe essentieel kan iemand over kunst schrijven? Dierickx heeft geluk.
In een goed boek over een artiest wordt (veel) plaats ingeruimd voor zijn collega's. Dat is hier het geval. Fautrier, Morandi, Bosch en anderen duiken op tussen schemerende landschappen en de "doelmatig twijfelende lijnen" van koppen en stillevens, maar ze zijn ook in de teksten aanwezig.
Ontroerend menselijk
Met Eugeen Van Mieghem/Antwerpen zet Erwin Joos zijn noodzakelijke bergings- en restauratiewerk van de Antwerpse tekenaar en schilder uit het begin van vorige eeuw voort. Korte teksten en honderden illustraties schetsen een breed beeld van de man en zijn biotoop, stad en haven. Dat veel van wat hier getoond en verteld wordt, al eerder is ontsloten kan geen probleem zijn: Eugeen Van Mieghems ontroerend menselijke oeuvre verdient een ruim toegankelijk standaardwerk.
In de buurt van kerstbomen en glühwein speelt een opulent kijkboek over art nouveau kunstenaars in België op zeker. Het jongste product van Benoît Schoonbroodt maakt dit adagium meer dan waar, al is het als kennismaking met de stijl en de vertegenwoordigers ervan zeker geslaagd. Toch is het vooral een bladerboek geworden. De teksten, hier en daar stram uit het Frans vertaald, zijn geen stilistische hoogstandjes of doortimmerde essays maar efficiënte introducties. Waarom artiesten als Lambeaux of Van de Velde geen eigen hoofdstuk kregen en de vrouwelijke kunstenaars apart worden belicht, is niet duidelijk. Maar ook enkele minder bekende artiesten komen in beeld, en dat is goed.
Olympische beeldenmaker
Aspecten van de Belgische kunst na '45 (deel II) van Willem Elias is geen kunstboek in strikte zin. Als handzaam encyclopedisch overzicht hoort het echter in dit lijstje thuis. De keuze van stromingen en kunstenaars is verdedigbaar, de analyse doorgaans pertinent. Jammer genoeg lijkt de tekst al te snel (en weinig creatief) geschreven, en ontbreekt een register.
De titel Bruegel. Ziener voor alle tijden van Harold Van de Perre geeft aan dat we te maken hebben met het klassieke Vlaamse kunstboek: uitbundig geïllustreerd, voluit hagiografisch en gemarineerd in een jus van al te enthousiaste woorden. Dat voorgevoel klopt, maar toch levert Van der Perres blik inspirerende inzichten. De auteur schuwt ook het anachronisme niet, wat altijd wel interessante parallellen oplevert. Tussen foto's in de krant en fragmenten uit Bruegels schilderijen, bijvoorbeeld.
Ook Olivier Strebelle. Een leven in beelden is een voorbeeldig koffietafelkijkboek. De beeldenmaker kwam afgelopen jaar in het nieuws met Athletes' Alley, het reusachtige onding in roestvrij staal dat de Olympische Spelen in Beijing moest opluisteren. Deze faux pas, meteen de aanleiding voor het boek, mag niet doen vergeten dat Strebelle in zijn beste momenten (en wanneer de omgeving een beetje mee wil) knappe dingen maakte. Voor wie van zijn werk houdt, is het album een godsgeschenk.
Iconen van data
In 2008 werden opvallend veel verjaardagen gevierd en forse lappen geschiedenis herdacht: de Grote Oorlog, Simone de Beauvoir en Françoise Dolto, expo '58, mei '68... Uit de weelde van beeldboeken die deze twee laatste iconen van de Europese cultuur vieren, kiezen we er twee die weinig aandacht kregen. De herdenking van de Wereldtentoonstelling op de Heizel was voor het Antwerpse Zilvermuseum Sterckshof een goed excuus om Fifties Zilver uit de kast te halen. De monografie bij de expositie is uitstekend gedocumenteerd, breed van opzet en niet alleen interessant voor specialisten.
In het kleurige bladerboekje Lu, vu et entendu en mai 68 werden zowat alle leuzen verzameld die de muren van de Parijse Sorbonne en andere oorden van revolte sierden, vaak in de originele lay-out. Voor nostalgische zielen, maar evengoed voor wie wil nalezen hoe de geest van een tijdperk veertig jaar later nog altijd springlevend is, en zelfs deel zou uitmaken van onze cultuur. Gerecupereerd door reclame, vertimmerd tot marketing of opgeraapt door lui die het vuur van de opstand opnieuw in de pan willen laten slaan, zijn de slogans actueler dan ooit.
Zoals Dirk Lauwaert het ooit opschreef in een heerlijk essay over Roland Barthes: cultuur is een schitterend en onontbeerlijk middel om je tegen mode te wapenen. Wie af en toe een schoon boek tot zich neemt, houdt de waan van de dag buiten de deur. Je betaalt er je elektriciteitsrekeningen niet mee, maar een knetterend haarvuur in de hersenpan is altijd meegenomen.
Willy Ronis & Philippe Sollers
NuesTerre Bleue, 39 euro.
Mark Haworth-Booth
Lee MillerHazan, 47 euro.
Bert Danckaert
Simple Present. Beijing
Veenman, 30 euro.
Leo Van Broeck
Les trottoirs de la ville. Urban Sidewalks
Racine, 34,95 euro.
Jan Locus & Nienke Roelants
Voetsporen van devotie
Kadoc/Vlaams-Brabant, 20 euro.
Heiner Hachmeister & Bernard Dewulf
Karel Dierickx
Ludion, 39,90 euro.
Erwin Joos
Eugeen Van Mieghem. Antwerpen 1875-1930
BAI, 30 euro.
Benoît Schoonbroodt
Art nouveau kunstenaars in België
Lannoo, 59,95 euro.
Willem Elias
Aspecten van de Belgische kunst na '45
Snoeck, 32 euro.
Harold Van de Perre
Bruegel. Ziener voor alle tijden
Davidsfonds, 49,95 euro.
Philippe Dasnoy
Olivier Strebelle. Een leven in beelden
Mercatorfonds, 49,95 euro.
Fifties Zilver. Belgisch zilver rond 1958
Zilvermuseum Sterckshof, 25 euro.
Janine Casevecchie
Lu, vu et entendu en mai 68
Chêne, 18 euro.