AnalyseOlieprijzen
Olieprijzen zijn alweer hoger dan voor corona. Hoe kan dat?
De olieprijzen zijn hoger dan voor de coronacrisis. Voor de grote oliemaatschappijen lijkt 2021 een goed jaar te worden. Hoe kan dat?
De grote westerse oliemaatschappijen beleefden een beroerd 2020. Alleen al de vijf grootste, Exxon, Shell, Total, BP en Chevron, waren samen goed voor een verlies van 75 miljard dollar, vooral omdat zij kapitalen afschreven op bezittingen die (veel) minder waard waren geworden. De coronacrisis is nog niet voorbij, maar voor de oliemaatschappijen zijn de vooruitzichten voor 2021 allesbehalve beroerd.
Want kijk eens naar de prijs van een vat Brent-olie. Dat kost bijna 70 dollar. Zoveel werd er sinds het begin van januari 2020 niet voor zo’n vat betaald. Zo’n prijs lijkt niet te passen in een tijd waarin economieën krimpen, veel mensen thuiswerken en er talloze vliegtuigen aan de grond staan. Toch staat die prijs op de borden.
Dat komt vooral doordat 23 landen die veel olie exporteren minder olie oppompen dan ze in principe zouden kunnen. Dat doen die 23 landen (de dertien leden van de Organisatie van olie exporterende landen – Opec – en tien andere, waaronder Rusland) al sinds april vorig jaar. Zij besloten toen hun productie met 9,7 miljoen vaten per dag in te krimpen, dat is een kleine 10 procent van de wereldproductie. Met die enorme reductie, nooit eerder vertoond, stutten zij de olieprijzen die scherp waren gedaald door de coronacrisis en door een onverwachte productieverhoging van Saudi-Arabië in maart.
Geen grote productieverhogingen
Sinds die afspraken zijn de olieprijzen langzaam maar zeker steeds verder gestegen. Na het dieptepunt van half april (minder dan 20 dollar voor een vat) ging het naar 30 dollar (begin mei), naar 40 dollar (juni) en naar 50 dollar in december. Toen leek het verbond even te scheuren. Rusland, de Verenigde Arabische Emiraten en nog een paar landen pleitten voor een productieverhoging, Saudi-Arabië was daartegen. Na lang steggelen trokken de Arabieren aan het langste eind.
Drie maanden na die nogal tumultueuze decembervergadering is er eigenlijk niet veel veranderd. Rusland heeft zijn productie een klein beetje mogen verhogen en Saudi-Arabië verraste in januari alles en iedereen door onverwacht zijn eigen productie met nog eens een miljoen vaten per dag in te krimpen. Maar voor de rest bleven de zaken grotendeels zoals ze waren. Ook vorige week, toen de 23 landen weer vergaderden, bleven grote productieverhogingen uit. Met als gevolg dat een vat Brent-olie inmiddels bijna 70 dollar kost.
Zegen voor grote oliemaatschappijen
Voor afnemers van olie (en voor de klanten van de tankstations) is dat natuurlijk vervelend, maar voor de grote oliemaatschappijen is het een zegen. Bij olieprijzen van 60 tot 70 dollar lopen ze flink binnen en beleggers weten dat ook. Zo noteerde het aandeel Shell dinsdag ruim 18 euro en dat is bijna 8 euro meer dan in maart vorig jaar. Daar komt nog bij dat de vraag naar olie sterk zal stijgen als vaccinatiecampagnes succesvol zijn en de lockdowns worden verlicht of afgeschaft. In China en delen van Azië is die vraag al gestegen.
Vraag is wel wat de Amerikaanse schalieoliemaatschappijen gaan doen. Vorig jaar liepen zij zware klappen op en verminderde de een na de andere haar productie. Maar bij prijzen van 60 dollar per vat wordt ook de schalieoliewinning weer aantrekkelijk. En als zij gaan bijpompen, kan dat de olieprijzen weer drukken.