AchtergrondTentoonstelling
Nuance is moeilijk als het om nazi's gaat, zo ondervond het Verzetsmuseum in Amsterdam
De tentoonstelling in het Verzetsmuseum in Amsterdam was bedoeld als een meer genuanceerde kijk op de Nederlandse oorlogservaringen. Ze werd echter bestempeld als een bagatellisering van de heldenmoed van sommigen en de zonden van anderen.
Sinds 1985 geeft het Verzetsmuseum een beeld van het leven in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, met tentoonstellingen die gericht zijn op het doorzettingsvermogen van de verzetsbeweging tegenover de nazi-terreur en de dagelijkse strijd om voedsel en veiligheid. De afgelopen weken heeft het museum echter een nieuwe expo onthuld die meer gericht is op integratie en die de nuance en complexiteit van de geschiedenis illustreert. De tentoonstelling toont het leven van slachtoffers en daders, omstanders en verzetsstrijders, “en alles daartussenin”, aldus Liesbeth van der Horst, directeur van het museum. “We wilden het verhaal van alle Nederlanders vertellen.”
En dus is er naast de beschrijving van het leven van Janny Brilleslijper, een Joodse vrouw die het bevel van de nazi’s om haar “ras” te registreren weigerde op te volgen, ook aandacht voor Gerard Mooyman, een Nederlandse tiener die “zo onder de indruk” was van de Duitse militaire propaganda dat hij zich aanmeldde om in het leger aan het front te dienen. Dit zijn twee van de ongeveer 100 nieuwe korte vignetten in het museum, waaronder één dat zich richt op Wim Henneicke, die een “Jodenjacht” leidde: burgers werden betaald voor elke persoon die zij aan de nazi’s uitleverden.
Tot verrassing van de ambtenaren van het Verzetsmuseum heeft hun poging om de perspectieven te herzien bij veel Nederlanders een gevoelige snaar geraakt. Sommigen vinden dat de tentoonstelling het heldendom van het verzet niet voldoende uitdraagt. Anderen beweren dat er onvoldoende onderscheid wordt gemaakt tussen goed en slecht gedrag en dat beide worden voorgesteld als de mogelijke uitkomst van de verschrikkelijke druk van de oorlog.
‘Verzetsstrijders’
De onvrede heeft zich geuit in protestbrieven aan het museum en in debatten op nieuwsfora en sociale media die al voor de opening van de tentoonstelling op 1 december begonnen. In november zei Van der Horst tegen een Nederlandse krant dat de term “verzetsheld” weliswaar een heropleving kende, maar dat dat “haar niet lekker zat”. Een paar dagen later zei conservator Karlien Metz in een landelijk uitgezonden radiointerview dat zij liever niet de term “verzetshelden” gebruikte, maar de neutralere term “verzetsstrijders”.
Sommigen vonden dat het museum de offers die de Nederlandse verzetsstrijders gebracht hebben minimaliseerde. Het feitelijk onjuiste idee dat de term “held” uit het museum zou zijn verbannen, verspreidde zich al snel als een lopend vuurtje via sociale media. “De wokies hebben iets nieuws bedacht dat geschrapt moet worden: de term verzetshelden”, meldde een nieuwswebsite.
Sommige bezoekers, onder wie overlevenden van de Holocaust en nazaten van verzetsstrijders, waren ontstemd dat de ervaringen van Nederlandse nazi’s werden verkend naast die van Nederlandse Joden die waren gedeporteerd en vermoord in vernietigingskampen. Een van de vergelijkingen toont een kort profiel van Hannie Schaft, een verzetsstrijder, naast een profiel van Emil Rühl, een nazi-agent. Schaft, een rechtenstudent met rood haar, sloot zich aan bij een gewapende verzetsgroep die Duitse militaire operaties saboteerde en nazi’s neerschoot. Rühl, een agent van de inlichtingen- en bewakingsafdeling van het Reich, maakte maandenlang jacht op het “meisje met het rode haar” en ving Schaft uiteindelijk: ze werd ter dood werd veroordeeld en doodgeschoten.
Jalda Rebling, wier tante Janny Brilleslijper was en wier moeder, Rebekka, ook lid was van het verzet - de twee vrouwen behoorden tot de laatsten die Anne Frank in leven zagen - noemde de tentoonstelling een “schandaal”. In een brief aan het museum zei Rebling dat de “nivellering” van de verhalen de bezoekers de indruk gaf dat “de Joodse en niet-Joodse verzetsstrijders gewone mensen waren, net als de Jodenjagers en moordenaars”. Door elk individu als een feilbaar mens te behandelen, schreef ze, “verdwijnt de hele oorlogstijd in een grauwe toestand.” Een opiniestuk in de NRC noemde de juxtaposities “ronduit bedenkelijk.”
Museumfunctionarissen stellen dat eigenlijk maar heel weinig van de vignetten over nazi’s gaan. Hun bedoeling was naar eigen zeggen om af te rekenen met starre, zwart-witdenkbeelden over de manier waarop individuen reageerden op het leven onder bezetting. “We hebben niet alleen maar monsters en helden”, aldus directeur Van der Horst in een nationaal radioprogramma. “Helemaal niet. Mensen zijn mensen en je hebt vele schakeringen tussen goed en slecht, mogelijkheden en onmogelijkheden.” In een later interview zei ze: “We laten foto’s zien van sommige nazi’s, vooral Nederlandse nazi’s omdat die ook deel uitmaken van onze geschiedenis. De slechte kanten van de geschiedenis moeten ook aan bod komen.”
Lees ook:
Tachtig jaar geleden vond een van de spectaculairste raids uit de Tweede Wereldoorlog bij ons plaats
Mee op de vlucht met Joods kunstenaar Marc Chagall. ‘Zijn leven werd getekend door verhuizingen. Hij had vaak geen keuze’
Langlopend debat
De ophef rond de museumvertoning weerspiegelt een groter, langlopend debat over de Nederlandse reactie op de bezetting door de nazi’s die vijf jaar duurde. In de onmiddellijke nasleep van het conflict concentreerden de Nederlandse verhalen zich vaak op de vastberadenheid van het land in oorlogstijd tegen de nazi-indringers. Maar sommige historici hebben de reputatie van het land als “natie van verzet” herzien in het licht van de feiten van de Nederlandse Holocaust. Nederland verloor een hoger percentage van zijn Joodse bevolking dan enig ander land in West-Europa. Bijna 75% van de Nederlandse Joden - in totaal 102.200 mensen - werd tijdens de oorlog gedeporteerd en vermoord, terwijl dat in België dichter bij de 40% lag en in Frankrijk rond de 25%.
“Als je kijkt naar onze houding ten opzichte van onze eigen geschiedenis is er altijd dit geschil geweest tussen twee kanten”, zegt Roxane van Iperen, auteur van “De zusters van Auschwitz,” het verhaal van Janny en Rebekka (Lien) Brilleslijper die hielpen om tientallen Joden te verbergen in een gehuurd huis. “De ene kant zegt dat we achteraf geen moreel oordeel kunnen vellen en dat je echt genuanceerd naar het verleden moet kijken”, legt Van Iperen uit. “Aan de andere kant staan mensen die zeggen: je moet het publiek gewoon feiten voorleggen. In dit geval gaat het om de vernietiging van een hele gemeenschap.” Door slachtoffers en daders niet als zodanig aan te wijzen, voegt ze eraan toe, “maak je de geschiedenis grijs, zodat niemand een slachtoffer en niemand een dader is.”
Lees ook:
Illustrator Nora Krug: ‘Pleeg verzet. Kijk elkaar in de ogen. Maak een praatje met mensen die door iedereen worden uitgesloten’
Historische foto toont enige zwarte man in kamp Dachau, de Congolese Belg Johny Vosté. Of toch niet?
Historicus Ben Braber, een onderzoeker aan de Universiteit van Glasgow, zegt dat hij achter de benadering van het museum staat om informatie te verstrekken die “mensen in staat stelt zelf te oordelen”. Hij merkte op dat het voor elk museum een uitdaging is om een eenduidig verhaal van het Nederlandse verzet te presenteren, deels omdat er niet zoiets was als “het” verzet. “Er was niet één verenigde beweging, één ledenorganisatie of één gemeenschappelijke strategie. In plaats daarvan waren er veel verschillende individuen, groepen en netwerken die veel verschillende vormen van verzet pleegden, en dat kan niet allemaal in één tentoonstelling worden gepresenteerd.”
Van der Horst is het ermee eens dat het Nederlandse verzet diffuus was, “maar sommige mensen zijn misschien verbaasd dat er meer verzet was dan ze zich realiseerden.” Het museum wilde laten zien dat verzet tegen de nazi’s moeilijk was, zo zegt ze. Van der Horst: “In het aangezicht van een dreigend dictatoriaal regime is het niet gemakkelijk om gewoon te handelen. Soms oordelen mensen te gemakkelijk, achteraf gezien. Ze zeggen: ‘Er hadden meer mensen bij het verzet betrokken moeten zijn’ en ‘Ze hebben niet genoeg gedaan’. Natuurlijk is het waar, ze deden niet genoeg, maar het was niet zo gemakkelijk om genoeg te doen. Je moest bereid zijn te sterven als je in het verzet wilde.”
Mari Varsányi, lid van een Joodse activistische groep voor sociale rechtvaardigheid Oy Vey Acts stelt dat het museum misschien te veel rechtvaardigingen heeft gegeven voor het falen van het verzet tegen vervolging, deportaties en moord. “Ik zie wel de poging tot complexiteit, maar het komt ten koste van een prijs”, aldus Varsányi, die een op een app gebaseerde historische wandeltocht heeft gemaakt over het thema van het Joodse verzet in Amsterdam. “Uiteindelijk is het moeilijk om te weten wat ze trachten te vertellen en óf ze eigenlijk wel iets zeggen.”
Kees Ribbens, onderzoeker bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam die zich richt op de populaire herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog, zegt dat hij niet het gevoel heeft dat het museum te veel nadruk had gelegd op de nazi-perspectieven. “Ik betwijfel of iemand er buitenwandelt met de woorden ‘Ik zie echt het standpunt van de nazi’s’”, zei hij in een interview. “Ondanks de overvloed aan perspectieven is het vrij duidelijk dat de oorlog een zeer slechte ervaring was, een aanslag op de democratie en de pluraliteit.”
Autonoom denken aanmoedigen
Jaïr Stranders, artistiek directeur van een performanceprogramma dat de Tweede Wereldoorlog herdenkt, zegt dat hij de methode van het museum waardeert om informatie te presenteren die mensen uitdaagt om na te denken over hoe zij zelf zouden hebben gereageerd op de angst die de nazi’s inboezemden. Stranders, die elk jaar met jongeren in het theaterproject werkt, vindt dat de aanpak van het museum autonoom denken aanmoedigt. “Het helpt jongeren om zelf over deze beslissingen na te denken. Ik werk al tien jaar met kinderen en ik weet dat je ze op die manier bereikt. Het is beter dan te zeggen: dit is goed, en dit is fout.”
Van der Horst zegt verrast te zijn door de heftigheid van de kritiek die zij en het museum hebben ontvangen. Zo heeft iemand volgens haar gesuggerreerd dat ze in de onmiddellijke nasleep van de oorlog als collaborateur zou zijn bestempeld en geëxecuteerd. Van der Horst: “Het is schokkend en ik was er niet op voorbereid.”
Aan de andere kant, zo zegt ze, heeft de negatieve publiciteit veel mensen aangezet tot een bezoek en het vormen van een eigen oordeel. “Over het algemeen is de positieve feedback veel groter dan de kritiek.” Ze stelt dat het niet de taak van het museum is om een simpel verhaal over goed en fout te presenteren, maar om het publiek het volledige scala aan informatie te geven, en hen hun eigen conclusies te laten trekken. De onderliggende boodschap van de tentoonstelling wordt misschien niet expliciet vermeld, aldus Van der Horst, maar mensen kunnen die vinden als ze kijken.
“Je kunt niet van iedereen weerstand verwachten. Dat is wat we laten zien. Daarom moeten we voorkomen dat er überhaupt totalitarisme ontstaat. We moeten onze democratie en onze rechtsstaat verdedigen”, besluit Van der Horst.
© The New York Times