Vrijdag 24/03/2023

AchtergrondNoodwoningen

Noodwoningen zijn niets nieuws voor België

Noodwoningen waren er in verschillende grootte en materialen, maar de openbare voorzieningen ontbraken vaak. Beeld In Flanders Fields Museum
Noodwoningen waren er in verschillende grootte en materialen, maar de openbare voorzieningen ontbraken vaak.Beeld In Flanders Fields Museum

Nooddorpen voor oorlogsslachtoffers zijn ook in ons land niet nieuw. Voor zo’n 150.000 Belgische oorlogsvluchtelingen waren er na de Eerste Wereldoorlog noodwoningen nodig. Maar de overheid kon maar een deel van die daklozen aan een – doorgaans houten – barak helpen.

Barbara Debusschere

Het lijkt een hele vondst: het nooddorp. Stromen er plots tot mogelijk 120.000 oorlogsvluchtelingen toe, dan maak je nieuwe dorpen. Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Sammy Mahdi (CD&V) kwam er vorige week mee, nu besluit Vlaanderen dat er vijftien nooddorpen komen met telkens ongeveer 250 wooneenheden.

Maar uniek is het niet.

Van Tanzania tot Griekenland leven oorlogsvluchtelingen in tijdelijke voor hen opgerichte ‘dorpen’, die soms permanent worden. In het Japanse Fukushima wonen nog altijd zo’n 16.000 van de 160.000 mensen die bij de kernramp in 2011 geëvacueerd zijn in ‘tijdelijke’ wooncontainers. Rotterdam heeft een wijk die Nooddorp heet, een verwijzing naar zes nooddorpen die in de stad zijn gebouwd na vernieling in de Tweede Wereldoorlog.

Bovendien heeft ook ons land eerdere ervaring met noodwoningen voor oorlogsslachtoffers. In de Eerste Wereldoorlog zijn zo’n 1,7 miljoen Belgen gevlucht naar Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Velen wilden terugkeren nadat het wapengekletter was gaan liggen.

Als terugkerende vluchteling kreeg je vluchtelingensteun, maar moest je kunnen aantonen dat je een dak boven je hoofd zou hebben. “Maar er werden naar schatting 78.000 Belgische woningen vernietigd. Nog eens 22.000 huizen waren erg beschadigd”, zegt historica Nel de Mûelenaere (VUB). “Een groot deel lag in de zo goed als compleet verwoeste Westhoek.”

Omdat zeker niet iedereen bij familie terechtkon, trok de overheid toen ook de kaart van de noodwoningen. “Het probleem werd al snel bijzonder acuut. In het jaar 1919 alleen al keerden zo’n 45.000 gezinnen terug naar het maanlandschap van de Westhoek”, zegt de Mûelenaere.

In 1916, nog tijdens de oorlog, had de Belgische overheid het Koning Albert Fonds opgericht, dat de financiering en bouw van noodwoningen moest voorzien. “Voor zo’n 150.000 mensen waren er volgens schattingen van de overheid 25.000 woningen nodig in de frontstreek”, zegt Piet Chielens, voormalig directeur van het In Flanders Fields Museum.

null Beeld In Flanders Fields Museum
Beeld In Flanders Fields Museum

De noodwoningen kwamen hier en daar in gemeenten terecht. Maar omdat er zeker in de Westhoek zoveel weggevaagd werd, ontstonden als vanzelf hele noodwijken.

“Het Minneplein in Ieper stond er bijvoorbeeld vol mee”, zegt Chielens. “Dat gold ook voor de Ligywijk, waar de semi-permanente noodwoningen later sociale woningen werden.” Velen zijn jaren permanente woningen van lage kwaliteit geweest. In Wallonië zijn er nog enkele van bewaard en bewoond.

In de chaos van net na WO I zijn ook in onder andere Zemst, Lier en Dendermonde noodwoningen opgericht. De huisjes werden vaak neergeplant op terreinen waar geen gebouwen heropgebouwd moesten worden. “In de praktijk zijn dus barakkenwijken buiten de dorps- of stedelijke kernen gebouwd. Vaak was er jaren een gebrek aan openbare voorzieningen zoals straatverlichting, watervoorzieningen en verharde wegen”, zegt De Mûelenaere.

Een groot deel van de noodwoningen was compleet uit hout opgetrokken. Ze werden in een bouwpakket geleverd. Het Koning Albert Fonds bood ook een houten skeletpakket dat je moesten opvullen met leem.

Grootte en comfort konden erg verschillen, zo leert een inventaris van Onroerend Erfgoed. Het ging van barakken uit hout en golfplaat die van het Britse leger waren gekocht met afmetingen van 8,5 op 5 meter tot semi-permanente woningen met meerdere slaapkamers uit platen van gewapend beton en een dak van cementplaten of pannen.

De barakken werden voor een lage prijs verhuurd aan de bewoners, afhankelijk van de grootte en het comfort en het Koning Albertfonds voorzag ook meubelen, keukenkachels en dekens.

Te weinig

Maar sowieso was het te weinig, onder andere omdat het fonds kampte met gebrek aan middelen en met logistieke problemen zoals houttekort en transportproblemen. “Van de geschatte 25.000 woningen die nodig waren voor zo’n 150.000 mensen in de Westhoek, zijn er in de Westhoek maar 6.000 gerealiseerd”, zegt Chielens.

Volgens een publicatie van de Dienst der Verwoeste Gewesten uit 1923 realiseerde het Koning Albertfonds in het hele land 11.000 noodwoningen. De Dienst der Verwoeste Gewesten, die Binnenlandse zaken in 1919 had opgericht, bouwde zelf 3.293 semi-permanente woningen.

Gelukkig sprongen buitenlandse humanitaire organisaties zoals het Amerikaanse Rode Kruis wel bij, net zoals het Britse leger, dat tegen betaling metalen woningen met daken uit afgebogen golfplaten leverde.

Wie via die wegen niet aan een noodwoning raakte, zorgde daar zelf voor. Gevluchte landgenoten stuurden een gezinslid op prospectie naar België. In het beste geval vond die een bunker of een manier om met puin van op het slagveld en oud legermateriaal zelf een noodwoning te maken.

Een les uit dit verleden is volgens Chielens dat je voor zo’n grote nood niet volledig op de overheid kan rekenen. “Ook nu ziet het ernaar uit dat zowel regeringssteun als privé-initiatieven zullen nodig zijn”, zegt Chielens. “Tegelijkertijd mogen we niet vergeten dat er wel degelijk financiële overheidssteun per gezinslid voor deze vluchtelingen was. Sommigen stellen dat vandaag in vraag, maar het is niet alsof onze oorlogsvluchtelingen alles zonder overheidssteun hebben kunnen heropbouwen.”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234