ColumnFrederik De Backer
Niets in deze woestijn van verdriet illustreert de ellende beter dan de penalty van Lewandowski
Frederik De Backer ziet wat u niet ziet tijdens het WK. Vandaag: over Frankrijk-Polen.
Zal ik u twee weken van touch maps, eindeloze slotfases en variaties op het door commentatoren inmiddels ook van het dorste kreupelhout afgezaagde riedeltje ‘Gianni moet in beeld’ besparen? Frankrijk wordt wereldkampioen. 2-0 tegen Engeland, Spanje en Brazilië, ziedaar het pad dat Mbappé bedribbelen zal, met 35 kilometer per uur, in één rechte lijn naar het podium in Lusail.
Ook na het voltooien van de frigoboxen, straks niet meer dan holle kuipen in het zand, houden de mensenrechtenschendingen aan. Wedstrijd na wedstrijd, honderd minuten voetbal als evenveel zweepslagen maar dan zonder de endorfines. Het enige wat de hersenen nog van de embolie afhoudt is de vraag welke idioot volgende keer een kettinkje vergeet.
En niets, níéts in deze woestijn van verdriet illustreert de ellende beter dan de penalty van Robert Lewandowski tegen Frankrijk.
3-0 stond het in de laatste van vijfennegentig troosteloze minuten laten-we-het-dan-maar-voetbal-noemen, de Poolse jet stond al warm te draaien op het tarmac, toen het leer een Franse arm aaide. Een vrij man gebaart in zo’n geval van krommenaas, maar Valenzuela, de Venezolaanse ref, geboren in een land waar geen boa constrictor over een wurgender greep om een strot dan de FIFA beschikt, liet zich naar de zijlijn sommeren voor een strafschop om des keizers baard.
Noem me Sisyphus.
En mocht Lewandowski, twintig herhalingen en tienduizend kilowattuur koude lucht later, wanneer hij dan eindelijk bij de stip mocht plaatsnemen, de bal nog normaal hebben getrapt, dan had ik er geen stukje aan moeten wijden. Dan had ik misschien iets geschreven over Engeland-Senegal, nog zo’n rouwstoet op noppen. Over het haar van Jordan Pickford of het gezicht van Harry Maguire, of over dat men het, zoals ik vanmorgen in de krant las, in het Senegalese parlement blijkbaar normaal vindt tijdens een begrotingsdebat een vrouw in het gezicht te slaan.
Neen, in plaats daarvan werd ík in het gezicht geslagen met de meest stompzinnige strafschop ooit – twee keer zelfs, want het hele hink-stapgebeuren moest nog eens worden overgedaan ook. Honderd miljoen keer liever had ik een begrotingsdebat uitgezeten, in Senegal of op de met gebroken glas bedekte bodem van een dampende beerput, gevoerd door Bart De Wever, Tom Van Grieken en, wollt ihr den totalen Krieg?, James Cooke, voor de humor.
Tegen dat we – bijna wou ik zeggen: eindelijk – terug konden naar de studio en ik de diep in mijn wangen begraven vingernagels uit mijn gezicht had gewrikt, was het alweer tijd om onder de wol te kruipen en te dromen van een WK die naam waardig. In de zomer, met minder touch maps, minder extra tijd, minder Infantino, minder wissels, minder regelneverij, en bovenal: meer, of enig, voetbal.