Nicolas Sarkozy, eenzame lefgozer
Zo enthousiast als de Fransen Nicolas Sarkozy in 2007 omarmden, zo gepassioneerd keren velen zich vandaag tegen hem. Zelfs nu het drama in Toulouse hem ingetogen staatsmanschap verleent, voorspelt niet één peiling zijn overwinning bij de verkiezingen op 6 mei. En toch: 'Van hem kun je een mirakel verwachten.'
oed begonnen is half gewonnen, maar Nicolas Sarkozy begon slecht. Op het volksfeest voor zijn zege al, op 6 mei 2007, zat het fout. Zijn vrouw Cécilia, weer thuis na een buitenechtelijke escapade, verscheen pas te elfder ure en keek verward in het duister. Sarkozy deed er alles aan om zijn prestatie te savoureren, maar de Place de la Concorde bleek te groot, het podium te hoog en het tijdstip te laat. "Het was willen maar niet kunnen", klonk het bij Sarkozy's aanhangers.
Iedereen had het over Cécilia's gespannen blik. De nieuwe première dame had die ochtend niet eens haar stem uitgebracht, le tout Paris wist dat het uit was met het huwelijk. Cécilia kon Nicolas wel aan zijn presidentschap helpen, maar niet langer aan haar liefde.
Soit. Aan amoureuze perikelen tillen de Fransen niet zo zwaar. Waar ze wel een broertje dood aan hebben, zijn - lutte des classes oblige - geld en rijkdom. En daar is het dat de Sarko-show eerder die avond al flopte: om zijn overwinning te vieren had de president er niets beters op gevonden dan zijn gefortuneerde vrienden in Le Fouquet's te inviteren, een van de chicste restaurants van de hoofdstad. Zanger Johnny Hallyday, oud-wielrenner Richard Virenque, de zakentycoons Martin Bouygues en Serge Dassault, dikke auto's, dure outfits en veel m'as-tu vu: het stónd gewoon niet.
De barst scheurt
In het cement tussen Sarkozy en de natie is diezelfde avond een eerste barst gesprongen. Ze scheurde verder toen paparazzi de Sarkozy's later die week op het jacht van zakenman Vincent Bolloré spotten, complexloos zonnekloppend in de Middellandse Zee.
De barst werd een pontificale kloof toen de president kort daarna een belastingplafond voor grootverdieners instelde, het gehate bouclier fiscal. In de verbeelding was Sarkozy le président des riches geworden. In de herfst van 2007 dook zijn populariteit onder de 50 procent, een grens waar ze nooit meer overheen raakte.
Atypisch parcours
Zo verbijsterd kon de publieke opinie nochtans ook weer niet zijn. Sarkozy's victorie was immers het logische eindpunt van een parcours dat sowieso atypisch was, en dat hij afgelegd had met een drive die de natie met haar eigen loomheid had geconfronteerd. Sarko l'Américain, zoals de Fransen hem noemden, fascineerde omdat hij anders was, on-Frans anders.
Sarkozy is de zoon van Andrée 'Dadou' Mallah, een advocate van Joods-Griekse komaf, en Pal Sárközy de Nagy-Bócsa, een uit Hongarije gevluchte aristocraat. Paps maakte grote sier, reed in fraaie bolides en zette graag de bloemetjes buiten. Er kwam een echtscheiding van, waarna mams samen met haar zonen bij haar vader introk.
De kleine Nicolas was gecomplexeerd. Hij kampte niet alleen met zijn gestalte, op school was hij een van de zeldzame leerlingen van wie de ouders uiteen waren, voor zijn moeder was het knokken om den brode. In de klas misdroeg Nicolas zich vaak of daagde hij niet op. Hij leerde slecht en moest een jaar zittenblijven. Pas toen de hang naar sociale revanche in hem groeide, vond Sarkozy zijn ware zelf, en hoe.
"Wie ergens wil komen, kan enkel rekenen op zijn eigen kracht", vertelde hij aan zijn biografe Catherine Nay. Als adolescent al had hij verklaard president van de republiek te willen worden. De beste manier om zijn doel te bereiken was een diploma in de rechten, berekende hij.
Voor het eerst in zijn leven nam Sarkozy zijn studies serieus. In het weekend kluste hij bij om ze te betalen. Vrienden had hij niet, of het moest Ali zijn, de manager van de superette om de hoek, een straatwijze kerel die niets op had met Neuilly, de steenrijke Parijse voorstad waar Sarkozy opgroeide. "Wie niet van mensen houdt, kan hen niet begrijpen", citeert Nay de latere president.
De jonge Sarkozy koestert een grenzeloze bewondering voor Charles De Gaulle. Als basismilitant van de gaullistische UDR plakt hij affiches, woont hij meetings bij en bestijgt hijzelf - lange haren, energieke taal, verbluffend aplomb - een eerste keer het spreekgestoelte. We schrijven 1975, raspolitici als Jacques Chirac, Charles Pasqua of Edouard Balladur staan paf.
Van het een komt het andere. Sarkozy studeert af als jurist, zet een aanvullende studie politieke wetenschappen stop omdat hij zakt voor Engels, wordt advocaat en gemeenteraadslid.
In 1983, hij is dan 28, verbaast hij vriend en vijand door Pasqua op een zijspoor te manoeuvreren en zich tot burgemeester te laten verkiezen, Frankrijks jongste in een stad van dat formaat.
In het vuur van de passie is Nicolas Sarkozy op zijn best. Op het moment dat hij tv-vedette Jacques Martin in de echt verbindt met het vroegere fotomodel Cécilia Ciganer, in 1984, wordt hij niet alleen instant verliefd op haar, kort daarna kiest Cécilia ook echt voor hem. Achter zijn huwelijk met Marie-Dominique Culioli, met wie hij zijn zonen Pierre en Jean heeft, zet Sarkozy een punt.
Het is een kwestie van tijd voor hij de nationale politiek binnenstapt. In 1993 biedt premier Edouard Balladur Sarkozy de portefeuille begroting aan, negen jaar later krijgt hij van Jacques Chirac Binnenlandse Zaken en wordt hij de nummer twee van de regering.
Sarkozy valt op door zijn gespierde stijl en krasse taal. Na een korte tussenstop op Economie en Financiën, het gevolg van een stoelendans, mag hij terug naar Binnenlandse Zaken. Hij belooft de banlieue "met de Kärcher schoon te spuiten", benoemt Cécilia tot kabinetsadviseur en laat zijn levenswandel voluit Paris-Match'en. Met het oog op 2007 geeft Nicolas Sarkozy ook toe dat hij aan het presidentschap denkt, "'s ochtends bij het scheren".
Geen intellectueel
Maar terug naar de verkiezingszege van 6 mei, de avond waarop Sarkozy in zijn achilleshiel gewond werd - zijn royaal geëtaleerde voorliefde voor blingbling. Alles wat volgde, versterkte Frankrijks eerste indruk, en die was slecht.
Neem L'aube le soir ou la nuit van de gevierde theaterdame Yasmina Reza. Dat werk kwam kort na Sarkozy's eedaflegging uit en werd een knaller. Met haar notitieboekje in de hand was de schrijfster de hele campagne meegereisd in het kielzog van de politicus. Niet diens beleidsthema's interesseerden haar, wel de mens: hoe hij functioneert en door welke bril hij naar de wereld kijkt. Een intellectuele bril is dat alvast niet. Als Sarkozy het pakweg over letterkunde heeft, spreekt hij niet over intriges en personages, ook niet over mens en wereld. Bestsellergigant Marc Lévy is goed omdat hij vlot verkoopt, punt uit. Ook Sarkozy zelf heeft enkele boeken gepleegd.
Het raakt hem niet wat zijn lezers ervan vinden, schrijft Reza, wel hoeveel ervan over de toonbank gingen. Of er is die scène in Madrid. Een adviseur raadt Sarkozy aan zich voor de gelegenheid ook door het Reina Sofíamuseum voor moderne kunst te laten gidsen. De toekomstige president antwoordt laconiek: "Non. Le con te répond non."
Waar Sarkozy wel warm van wordt, schrijft Reza, is pakweg Disneyland. En als hij in aandoenlijke admiratie naar een Rolex kijkt, zegt hij, lachend als een kind: "C'est beau."
Maar het horloge is wat Reza aan de oppervlakte waarneemt. Fascinerender wordt haar beschrijving als ze het over Sarkozy's haast heeft, over een man "die zich permanent met de vluchtende tijd wil meten". Hij heeft lak aan mensen die niet dag en nacht druk zijn. "Wanneer hij dan eindelijk een keer van het leven zal genieten?", wil Reza weten. "Als mijn ambitie op is", zegt hij. "Nooit dus", besluit de auteur, want zijn ambitie is grenzeloos.
Onbeschofte baas
Vandaag, vijf jaar en een verrassend huwelijk met zangeres-sekssymbool Carla Bruni later, zijn Sarkozy's contouren er alleen maar scherper op geworden. In januari ging het weekblad Le Nouvel Observateur peilen bij oud-medewerkers van de president, onder wie enkele eruit gebonjourde regeringsleden. Zo duidelijk is het wel: het moet geen pretje zijn om hem als baas te hebben.
"Elke ontmoeting met de president is een eindexamen", tekent journalist Renaud Dély op uit de mond van een van de excellenties. Het staatshoofd tutoyeert zijn hele kabinet en heeft woorden als 'connard' of 'incapable' veil voor wie niet 100 procent op scherp staat, zijn trouwste metgezellen eerst. In aanwezigheid van haar collega-ministers noemde Sarkozy minister van Hoger Onderwijs Valérie Pécresse bijvoorbeeld "conne". Van toenmalig minister van Economie en Financiën Christine Lagarde zei hij: "Het enige wat ze kan, is Engels praten."
"Als jullie eens wisten wat ik allemaal moet doorstaan", liet ook premier François Fillon zich tegen een van zijn medewerkers ontvallen. Het zinnetje kwam Sarkozy ter ore, die Fillon met een avondlijke bezoeker als tussenpersoon van antwoord diende: "Hij is een schijtluis ('trouillard'), een zwakkeling. Waarom is hij niet gelukkig, Fillon?"
Of er was die scène met Bernard Kouchner, de nooit uit Sarko's schaduw getreden, allang voor bewezen diensten bedankte minister van Buitenlandse Zaken. "Om zijn irritatie te laten blijken terwijl Kouchner sprak, keek Sarkozy naar buiten, krabbelde hij droedels op zijn blad of verstuurde hij sms'jes."
De president mag ook graag in woede uitbarsten. "Hij schreeuwde zo hard dat ik mijn gsm ver genoeg van mijn oor moest houden", herinnert zich de eveneens uit de gratie gevallen zwarte staatssecretaris Rama Yade.
"Jullie zijn nullen, nullen, nullen", gaf Sarkozy zijn verenigde ministers er ooit collectief van langs. "Zijn personeelsbeleid berust op stress", zegt Dély. Het Elysée heeft vaak iets van "een fastfoodtent waar de manager zijn personeel reprimandes geeft, zij het dat hij er altijd weer iemand als 'werknemer van de maand' uitpikt." Hij slaat veel, zalft zelden en houdt het laatste woord steevast voor zichzelf. Nicolas Sarkozy is geen president maar een hyperpresident - le petit Napoléon, zoals een Duits blad hem noemt.
Vroeger opstaan
Sarkozy begon zijn mandaat met het ordewoord rupture. Hij wou voorgoed breken met Frankrijks onliberale etatisme, met de stijfdeftigheid en privileges ook die daaraan eigen waren. Wie meer geld wilde verdienen moest maar vroeger opstaan, zei Sarkozy.
Zijn beleid ging op dat elan voort: een op de twee met pensioen vertrekkende ambtenaren, leraren incluis, werd niet vervangen; de pensioensleeftijd werd verhoogd; de 35-urige werkweek, een vermaledijde erfenis van de socialistische regering-Jospin, werd steen voor steen afgebroken, de btw voor de horeca verlaagd.
Maar de sociaal-economische effecten bleven uit. De koopkracht daalde, de kloof tussen arm en rijk ging wijder gapen, werkloosheid, delocalisering en staatsschuld namen grandioos toe. De schuld van de crisis, roept de president vandaag, intussen mea culpa's slaand voor foute inschattingen en misbegrepen woorden. Maar het praatje pakt niet. Volgens een peiling van OpinionWay beschouwt 70 procent van de ondervraagd en Sarkozy's beleid als "slecht tot zeer slecht".
Enkel zijn optreden in de eurocrisis en binnen de G20 kunnen rekenen op genade. Vandaag geldt de president ook als danig rechtser dan in 2007, het gevolg van een hard campagnediscours dat zelf een remake is van het verzuurde debat over de nationale identiteit enkele jaren geleden.
Politieke oplichterij
"Nicolas Sarkozy speelt met vuur," vindt de bekende journaliste en anti-extremistische activiste Caroline Fourest, een standpunt waarin naast linkse ook centrumrechtse politici haar bijtreden, onder wie de Belgische oud-premier Guy Verhofstadt. "Dat doet de president natuurlijk al jaren", zegt Fourest, "maar het toppunt bereikte hij toen hij zopas twee referenda aankondigde, een over de vraag wat er met werklozen moet gebeuren, een ander over migranten."
Fourest is kwaad. "Sarkozy stelde woordelijk voor om het systeem te omzeilen: politici van links en rechts, vakbonden, de financiële wereld of wij journalisten. Los van de standpunten die die mensen verdedigen, doet Sarkozy hen als de elite af. Welnu, een Sarkozy die zichzelf een tegenstander van de elite noemt, is de wereld op zijn kop. Het is je reinste politieke oplichterij. Sarkozy veroorlooft zich in deze campagne simplificaties die normaal alleen door extreem rechts worden bedreven."
Dat alles was, toegegeven, de toonzetting vóór een gevaarlijke extremist zijn opeenvolgende bloedbaden aanrichtte in en om Toulouse. De voorbije dagen trok Sarkozy in naam van de nationale unie zijn staatshoofdelijke pak weer aan, dwong hij François Hollande in een noodzakelijke tweede rol en joeg hij niet langer op het ideologisch terrein van extreem rechts, hoezeer hij die stemmen ook nodig heeft. Toch zal de campagne snel genoeg opnieuw op dreef komen, klonken de waarnemers deze week unisono.
Meer dan moed heeft Nicolas Sarkozy lef. Hij wordt door niets of niemand geremd, zegt Christian Delporte, politicoloog aan de Université de Versailles. "Het feit dat hij geen über-ich heeft, verklaart de vijandigheid die zijn persoon oproept. Veel Fransen zijn gepassioneerd anti-Sarkozy, hij is de man qu'on aime à détester."Maar misschien is net dat het oog van de naald waar Sarkozy in mei doorheen kan kruipen: "Passies zijn nu eenmaal onvoorspelbaar en ontvlambaar", gaat Delporte door. "Ofschoon de president volgens de peilingen en het vergelijkend electoraal onderzoek niet meer kan winnen, voel je twijfel bij de publieke opinie. Hoezeer de start van zijn campagne ook de mist inging, Sarkozy is een man van wie je een mirakel kunt verwachten."
Maar zelfs nu een peiling Sarkozy inderdaad de leiding geeft voor de eerste ronde, op 22 april, wil Delporte zien voor hij gelooft. "De desillusie van de Fransen zit diep, ook uitpakken met Carla Bruni en hun dochtertje Giulia (die niet eens op het Elysée wonen, ld) zou contraproductief zijn. De president heeft het middenveld geschoffeerd, zijn premier niet in zijn functie erkend, de klus liever alleen geklaard. Zo komt het dat de burgers hem, en hem alleen, verantwoordelijk achten voor de staat van het land. Verliest hij, dan zal de UMP genadeloos met hem afrekenen. Dan is het niet enkel uit met Sarkozy, maar met het hele sarkozisme." Of zoals de president zelf zei: "Als ik niet herverkozen word, dan stap ik uit de politiek."