ReportageKameroen
Nee, de barbarij van Boko Haram is nog niet voorbij: ‘Toen we weigerden onze kinderen te offeren, kwamen ze terug met wapens en staken onze huizen in brand’
In het noorden van Kameroen zijn honderd- duizenden burgers op de vlucht voor het geweld van het extremistische Boko Haram. In drie vluchtelingenkampen zag journaliste Carlijne Vos hoe uitzichtloos hun situatie is.
Plotseling stonden ze in zijn huis en begonnen in het wilde weg te schieten. Sasahad Vergvedek (61) werd in zijn schouder geraakt en zette het net als de andere dorpsbewoners op een rennen, waarbij hij ook nog een kogel in zijn zij kreeg. Met ontbloot bovenlijf zit de imposante Vergvedek nu onbewogen op een rommelig ziekenhuisbed, zijn arm in een bontgekleurde mitella en met grote pleisters op de schotwonden. “Ze hebben alles meegenomen: mijn geiten, ons voedsel, kleren en zelfs schoenen.”
Op de buitengalerij voor de deur van zijn kamer in het haveloze adventistenziekenhuis van Koza heeft het halve dorp plaatsgenomen om Vergvedek eer te bewijzen; etensgeuren stijgen op uit de pannetjes en potten met lekkernijen die ze hun dorpsoudste hebben gebracht. Boko Haram overviel zijn dorp Gaboua zaterdagavond laat vanuit het niets en plunderde de hele gemeenschap. “Ze waren met meer dan honderd man, volgens mijn broertje waren het er wel duizend”, zegt zijn 20-jarige zoon Atiko lachend. Hij was zelf niet aanwezig op het moment van de aanval.
De aanval op Gaboua is slechts een van de tientallen aanvallen die de bevolking in Extrême-Nord, het uiterste noorden van Kameroen, alleen al dit jaar te verduren kreeg. Het extremistisch geweld in deze regio neemt sinds vorig jaar snel toe. Inmiddels vinden er in Kameroen meer aanvallen op burgers plaats dan in Nigeria, Niger en Tsjaad bij elkaar, met meer dan vijfduizend doden als gevolg. Liefst 320.000 Kameroense burgers zijn in deze grensregio op de vlucht geslagen en hebben hun heil elders gezocht, verder weg van de Nigeriaanse staat Borno, waar de islamitische terreurbeweging in 2009 aan haar opmars begon en haar thuisbasis heeft.
Aanvankelijk zaaide Boko Haram vooral terreur rond het Tsjaadmeer, waar de vier landen aan grenzen, en in Borno zelf, waar de organisatie zich verzette tegen westers onderwijs en andere postkoloniale restanten. Al snel kreeg de beweging het predicaat ‘dodelijkste terreurorganisatie ter wereld’. Meer dan 27 miljoen burgers ondervinden de gevolgen van haar acties. Er zijn minstens 30.000 burgers gedood, 2,6 miljoen burgers zijn op de vlucht geslagen en talloze dorpen en steden zijn vernield.
Rond 2014 sloeg het geweld over naar het tot dan toe rustige Kameroen, dat al bijna veertig jaar met strakke hand wordt geregeerd door president Paul Biya (88) en waar oud-kolonisator Frankrijk nog een stevige vinger in de pap heeft. Zoals in veel landen in deze regio zorgt de regering, in de hoofdstad Yaoundé in het tropische en christelijke zuiden van het land, vooral goed voor zichzelf en minder voor haar straatarme onderdanen in afgelegen woestijngebieden zoals Extrême-Nord.
Die systematische verwaarlozing van de islamitische, vaak nomadische bevolkingsgroepen is de belangrijkste voedingsbodem voor de terreurgolf die inmiddels vrijwel de gehele Sahel overspoelt. Vanuit Mali rukken terreurgroepen die zich hebben aangesloten bij Islamitische Staat en Al Qaida verder op richting Niger en Burkina Faso. De groepering Islamitische Staat in de West-Afrikaanse Provincie (ISWAP), die zich in 2014 van Boko Haram afsplitste, wint snel terrein in andere delen van West-Afrika. In de door terreur ontvolkte en qua veiligheid dieprood gemarkeerde grensgebieden hebben smokkelaars van wapens, drugs, goud of migranten vrij spel. Zorg- en hulpverleners, leraren en ambtenaren riskeren dagelijks aanslagen op hun leven, westerlingen vooral ontvoering. Twee weken geleden kwamen nog twee Spaanse journalisten en een Ierse natuurbeschermer om het leven bij een aanval door jihadisten in Burkina Faso.
Gevangen
Ook Omar Kamsulu moest rennen voor zijn leven toen zijn dorp aan de grens op een nacht werd aangevallen door Boko Haram, nu anderhalf jaar geleden. “Drie dagen daarvoor waren ze gekomen om onze kinderen te rekruteren en onze vrouwen op te eisen. Toen we weigerden onze kinderen te offeren, kwamen ze terug met wapens, namen al onze bezittingen mee en staken onze huizen in brand.” De 58-jarige Kamsulu moest machteloos toezien hoe ze zijn 17-jarige dochter Falmata meenamen. Zelf verwondde hij zijn voet tijdens de vlucht, waardoor hij nu niet goed meer kan lopen. “Kijk”, wijst hij naar het grote litteken onder zijn eeltige voetzool, terwijl een salamander met veel lawaai wegschiet tussen de pannen in zijn krappe hutje van stro en klei, waar hij met zijn vrouw en vier kinderen bivakkeert.
In het vluchtelingenkamp in het gortdroge landschap bij Mémé, waar ruim 5.000 ontheemden als Kamsulu zijn neergestreken, scharrelen enkele kippen en geiten in de smorende hitte. De enige luxe in het lemen huisje van Kamsulu is een draagbaar zonnepaneeltje, waarmee hij zijn gsm kan opladen; van levensbelang om contact te houden met zijn oudere zoons die naar de grote steden Yaoundé en Douala zijn gevlucht en soms geld sturen om eten te kopen. “Boko Haram rekruteert jongens met mooie verhalen”, zegt Kamsulu. “Ze vertellen hun dat het leven in het bos heel goed is. Dat er een overvloed is aan rijst, vlees en ander voedsel dat ze van mensen hebben gestolen. En ze beloven ze vrouwen met wie ze zonder bruidsschat kunnen trouwen en een gezin stichten. Hoe jonger de kinderen zijn, hoe beter. Dan kunnen ze worden gehersenspoeld en opgeleid tot strijders.”
Hoe dit zogenaamde paradijs er in werkelijkheid uitziet, weet de 25-jarige Asta Mamadou maar al te goed. Twee jaar lang werd ze met haar man en drie zoontjes (3, 5 en 7 jaar) gevangengehouden in de bossen. Boko Haram kwam op een nacht naar haar dorp aan de grens. “Ze hadden wapens, wij waren ongewapend. We konden niets doen. Ze namen alles mee en staken onze huizen in brand. Met het vee moesten we naar de bergen lopen en daar werden we aan het werk gezet, de mannen om het land te bewerken, de vrouwen om voedsel te koken. We kregen geen kleren en nauwelijks te eten. Ik heb twee jaar lang dezelfde kleren gedragen.”
De afgelopen jaren zijn duizenden vrouwen en meisjes door Boko Haram ontvoerd en nooit meer teruggezien. Ze worden ‘uitgehuwelijkt’ aan strijders of ingezet voor wapensmokkel of zelfmoordaanslagen, meestal onder invloed van drugs.
Omdat Mamadou met haar man was, werd ze met rust gelaten; alleenstaande vrouwen en meisjes werden als seksslavin gebruikt. “Als je ongehoorzaam was of probeerde te vluchten, werd je met stokken geslagen.” Mamadou schat dat ze met zo’n vijftig gevangenen waren en ruim honderd strijders. Vanaf het begin werden ze gedwongen de Koran te lezen, ook de christenen onder hen. De grotere kinderen werden hun vanaf hun twaalfde afgenomen om tot strijder te worden opgeleid.
Zes maanden geleden wist ze te ontsnappen. “Ik nam de kleinste op mijn rug, de middelste over mijn schouder en de oudste aan de hand en ben gaan rennen.” Nu zit ze met haar zoontjes in Zamai, in een uitgegroeid kamp aan de rand van het dorp, waar inmiddels ook zo’n 5.500 ontheemden zijn neergestreken. De oudste van haar kinderen is ziek en kijkt wezenloos voor zich uit, terwijl de jongsten aan haar voeten liggen te stoeien. Hun enige speeltje is een dode sprinkhaan. Mamadou is blij dat ze de nachtmerrie heeft weten te ontvluchten en haar kinderen heeft kunnen redden, maar vreest nog voor het leven van haar man. “Ik bid elke dag dat hij wordt vrijgelaten of kan vluchten.”
Alarmerend
Alsof de veiligheidssituatie in de Sahel nog niet alarmerend genoeg was, kwam ook president Idriss Déby van buurland Tsjaad vorige maand om het leven, een regelrechte ramp. Met zijn dood – of was het moord? – dreigt het laatste stabiele land in de woestijnstrook van Afrika in chaos te vervallen. Tsjaad is de belangrijkste partner in de internationale terreurbestrijding in de regio. Als het sterke leger van Tsjaad zijn handen vol heeft aan de crisis in eigen land, zal Boko Haram zeker profiteren van de verslapte aandacht, is de vrees alom.
Hoewel de Nigeriaanse president Muhammadu Buhari het tegendeel beweert, is Boko Haram nooit verslagen.
Sterker, Boko Haram is versplinterder en daarmee ongrijpbaarder dan ooit, sinds het Nigeriaanse leger rond 2015 de bossen waar de terreurbeweging zich schuilhield begon uit te kammen. De tak die zich bij IS aansloot, ISWAP, richt zich recentelijk meer op militaire doelen en biedt burgers soms zelfs iets van veiligheid en diensten, zoals IS ook in het kortstondige kalifaat in Irak en Syrië deed.
De overgebleven Boko Haram-strijders, tegenwoordig ook wel aangeduid als JAS (Jama’tu Ahlis Sunna Lidda’awati wal-Jihad) opereren nog vooral vanuit de bossen en bergen aan de Nigeriaanse grens. Meer dan de helft van de aanvallen, die nu dus vooral over de grens in Kameroen plaatsvinden, lijkt momenteel eerder het werk van plunderende bandieten dan onderdeel van een grotere ideologische strategie om een eigen islamitische staat te vestigen in de vierlandenregio rond het Tsjaadmeer.
Hoe groot en georganiseerd Boko Haram is en wie de strijders zijn, weet eigenlijk niemand. De organisatie biedt een uitweg uit de intense armoede en uitzichtloosheid in deze meedogenloze regio; sommigen schatten dat de meerderheid van de jonge mannen aan de grens zich bij de terreurbeweging heeft aangesloten. De Kameroense overheid ontkent dat met klem.
“Zolang er armoede is en burgers zich achtergesteld blijven voelen door hun overheid in de hoofdstad, kan Boko Haram hier blijven rekruteren”, zegt Eric Kaptchouang, coördinator van Dynamique Mondiale des Jeunes (DMJ) in de regionale hoofdstad Maroua. Zijn organisatie zet in op preventie van conflict en radicalisering, en probeert bijvoorbeeld ouders ervan te overtuigen hun baby’s na geboorte te laten registreren. Zonder geboortebewijs kunnen kinderen immers niet naar school, een diploma halen of andere officiële documenten bemachtigen – een probleem waar ruim de helft van de jongeren in de afgelegen en nog zeer traditioneel ingerichte regio tegenaan loopt.
“Het leven voor jongeren is hier, ver van de hoofdstad, in dit klimaat, echt heel moeilijk”, zegt Kaptchouang. “De meesten zijn niet naar school geweest, er is geen werk. In de droge tijd hebben gezinnen vaak maar één karige maaltijd per dag. Voor een paar francs doen jongeren hier alles, zeker als je ze een motorfiets en een vast salaris belooft. Vergeet ook niet hoe vernederend het is als je er steeds door je ouders op wordt gewezen dat je op je 20ste of 25ste nog thuis woont, geen inkomen hebt en dus geen gezin kunt stichten.”
Terreurbestrijding
Niemand in Kameroen die nog weet hoe de geest van terreur terug in de fles te krijgen. De militaire aanpak werkt in elk geval niet. Ondanks internationale steun voor terreurbestrijding is zowel het Nigeriaanse als het Kameroense leger er niet in geslaagd de veiligheidssituatie te verbeteren. “Het geld verdwijnt in de zakken van corrupte politici, militairen zijn vaak heel jong, slecht bewapend en hebben geen zin hun leven te wagen om de dorpen te beschermen. ’s Avonds gaan ze naar huis en laten de dorpelingen aan hun lot over”, zegt Kaptchouang. Bovendien heeft Kameroen ook nog zijn handen vol aan de gewelddadige strijd met de afscheidingsbeweging in het Engelstalige zuidwesten van het land.
Door de terreur van Boko Haram is de regio in een armoedespiraal beland. Boeren zijn van hun land verjaagd, vissers uit het Tsjaadmeer en vrouwen durven niet meer naar de markt om hun groenten en fruit te verkopen. De berooide en gevluchte burgers zitten nu verspreid in opvangkampen, waar ze door gebrek aan noodhulp en inkomstenbronnen nog steeds honger lijden. Hun enige inkomsten in dit snoeihete droge seizoen vergaren ze met het illegaal sprokkelen van brandhout en bedelen.
Veel kinderen gaan niet meer naar school, omdat ze zich toch niet kunnen concentreren vanwege de honger, vertellen ook de vluchtelingen in het kamp Minawao, dat ruim 50.000 Nigeriaanse vluchtelingen huisvest. Ondanks de mondkapjes van de hulpverleners en een enkele hygiënewaarschuwing lijkt corona hier geen issue. Een groepje jonge mannen speelt dicht op elkaar een spelletje in het zand: drie-op-een-rij met lichte en donkere stokjes. “Wie wint, is even koning”, zegt een van hen lachend.
De angst voor besmetting valt in het niet bij de dagelijkse zorg om eten op de plank te krijgen. “Dit is alles wat we vandaag kunnen eten”, zegt de 58-jarige Falmata Modou, die met haar kleinkinderen uit Nigeria is gevlucht nadat haar dochter door Boko Haram werd vermoord. Modou wijst naar een zakje suiker dat in de palm van een kinderhandje past. Haar buurvrouw heeft nog geluk: haar 7-jarige zoontje wist vier jerrycans met water te verkopen. Van de opbrengst heeft hij pinda’s gekocht; met wat suiker en water kan ze deze vermengen tot een papje voor haar drie kinderen. Het 3-jarige dochtertje van de buurvrouw speelt met haar ‘baby’ – een plastic waterfles – die ze onder een dekentje heeft gelegd, terwijl achter haar een rat wegschiet onder het tentdoek.
De nieuwkomers, in de brandende hitte extra verslapt door het vasten vanwege de ramadan, zitten met hun kleine kinderen in een grote tent van de vluchtelingenorganisatie UNHCR. Zes weken geleden zijn ze aangekomen, maar ze hebben nog geen voedselhulp ontvangen. “Het is verschrikkelijk”, zegt Janvier Mifiani, coördinator van de Italiaanse hulporganisatie Intersos, partner van de Nederlandse Stichting Vluchteling. “De budgetten voor hulp worden vrijwel elk jaar gehalveerd, en daarmee ook de voedselrantsoenen. Het conflict hier lijkt vergeten of is gewoon te uitzichtloos. Of misschien zijn er eenvoudigweg te veel brandhaarden in de wereld”, peinst hij in de auto, terwijl het dorre maar prachtige Sahellandschap voorbijraast dat tien jaar geleden nog gewoon door safaritoeristen kon worden bezocht.
Intersos steunt de kwetsbaarste vluchtelingen en ontheemden, zoals ouderen, gehandicapten en weduwen die niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien, maar het lijkt dweilen met de kraan open. Onder een boom aan de rand van het kamp bij Mémé vertelt de Nigeriaanse vluchteling Yako Madu hoe hij, zijn vrouw Tchakoa Idrissa en hun drie kinderen nu al voor de tweede keer zijn gevlucht. “In 2014 werd ons dorp in Nigeria aangevallen, vijf jaar later gebeurde hetzelfde in Kolofata, in Kameroen. Nu vinden hier ook aanslagen plaats, de laatste was 5 kilometer verderop. Het lijkt wel alsof Boko Haram ons achtervolgt.”