Nederland, zeeland
Tot zijn eigen stomme verbazing ontving de Nederlandse debutant Toine Heijmans vorige week de Prix Médicis étranger voor 'Op zee'. Het bescheiden boek past wonderwel in de rijke traditie van de Nederlandse maritieme literatuur.
Franse letterenjury's die de blik naar het noorden richten en een Nederlandstalige auteur onder de lauweren bedelven? Het blijven toevalstreffers. In 1985 mocht Jeroen Brouwers de Prix Femina étranger gaan ophalen in Parijs voor Rouge décanté, de Franse vertaling van Bezonken rood, de roman over zijn traumatiserende verblijf in een Jappenkamp tijdens WO II.
Daarna bleef de portefeuille lang op de knip. Tot David Van Reybroucks monumentale geschiedenis van Congo in 2012 in een Franse versie verscheen. Nooit eerder zag een Vlaamse auteur zoveel Frans prijzenmanna over zich neerdalen. Van Reybrouck kreeg zowel de Prix Médicis essai, le Prix du Meilleur Livre étranger, de Prix Lire 2012 als de Prix Aujourd'Hui.
En zie, dit najaar richtte het royale Franse prijzencircus opnieuw de schijnwerper op de Nederlandstalige literatuur. Op zijn beurt werd Erwin Mortier bekroond met de Prix du Meilleur Livre étranger (essay) voor zijn Psaumes balbutiés. Livre des heures de ma mère, de bij Fayard verschenen vertaling van Gestameld liedboek. Verrassend? Niet helemaal, na mooie recensies in onder meer Le Monde.
Auster en Roth achterna
Veel opmerkelijker is wat de Nederlandse auteur en de Volkskrant-journalist Toine Heijmans en zijn debuutroman Op zee (2011) overkwam. Heijmans ontving tot zijn eigen stomme verbazing de Prix Médicis étranger. Hij stak literaire kopstukken als Javier Marías, Alan Hollinghurst, Patrick McGuinness en Edna O'Brien de loef af. Heijmans begreep er niets van: "Als je ziet wie voor mij de winnaars waren: schrijvers als Paul Auster, Philip Roth en David Vann. Dan verwacht je niet te winnen. Twee weken geleden stond ik nog met Vann in de boekwinkel en heb ik zijn handtekening gevraagd", zei hij daarover in de Volkskrant.
Nog cryptischer wordt het als je weet dat Op zee in Nederland zelf een erg gemengd onthaal kreeg bij de critici. "Zoutloos, vlak proza dat bij de kiloknaller vandaan komt", zo vond literatuurrecensente Marja Pruis in De Groene Amsterdammer. Ze sprak van een krukkige, irritante plot: "Je doet er verder niemand kwaad mee, maar het is een deprimerende gedachte dat dit soort slappigheid moet doorgaan voor een literaire roman." Conclusie: "Op zee is geen literatuur, het is een leesboek."
Recensieweb had het over een "lachwekkend mager" boek. Nochtans: "Geen middel wordt onbenut om het boek op te pompen." De Volkskrant en vooral NRC voorspelden enigszins het succes: "Als het Heijmans een beetje meezit, ziet u Op zee binnenkort her en der uit tassen van strandgangers rollen. Ze zullen er een boottochtje voor afgelasten." Dat is ook gebeurd. Op zee schoof vijftienduizend keer over de toonbank, wat nogmaals aantoont hoezeer Nederland vatbaar is voor maritieme verhalen. Intussen is er al een verfilming én is het boek ook in het Duits, Deens en Hongaars vertaald.
Waanbeelden
Waarover gaat Op zee? Het door Jenna Arts fraai geïllustreerde boekje vertelt het relaas van Donald, een vader van middelbare leeftijd die de brui geeft aan zijn kantoorbaan. Voor zijn sabbatical kiest hij met het goed geoutilleerde zeilbootje de Ismaël het ruime sop. Hij vaart drie maanden lang solo van Noord-Denemarken naar Nederland. Voor het laatste deel van het traject, van Thyboron naar Harlingen op het Waddeneiland Terschelling, pikt hij zijn zevenjarige dochtertje Maria op.
Aanvankelijk lijkt alles in harmonie te verlopen. Maar Donald kampt ook met demonen, die hem tijdens zijn eenzame reis meer dan ooit teisteren. Hij neigt naar het kluizenaarschap en zijn blik op de werkelijkheid gaat aan het schuiven. Tot Maria tijdens een hels onweer verdwenen blijkt te zijn. Zijn het allemaal waanbeelden?
Heijmans knipoogt naar andere maritieme klassiekers als de boeken van J. Slauerhoff, Herman Melvilles Moby Dick en Paul Biegels De kleine kapitein. Toch leest Op zee door de korte, ietwat naïeve zinnen vooral als een jeugdroman. Precies die uitgepuurde taal behaagde de Médicis-jury, net als de spanning, zo denkt vertaalster Danielle Losman in de Volkskrant: "Voor Fransen is het een verrassend boek. Het is heel anders dan ze gewend zijn, heel verfrissend en puur." Ze verwijst daarvoor naar de stijl: "Franse auteurs gebruiken graag veel woorden. Heijmans gebruikt geen woord te veel, maar zijn taal is toch heel rijk."
En er is nog een element: Frankrijk is ook een zeegek land. Zeilen staat er hoog in aanzien. Médicis-jurylid Frédéric Mitterrand - schrijver, voormalig cultuurminister en neef van de vroegere president - wil Heijmans zelfs in Amsterdam komen opzoeken om met hem de Noordzee op te varen.
Negen jaar op zee
Heeft Heijmans de Nederlandse zeeliteratuur werkelijk een nieuwe impuls gegeven? Het is ongetwijfeld een genre dat nog steeds heftige emoties los kan weken. Niet verwonderlijk als je Nederlands historische status als heroïsche zeevaartnatie - denk aan de Verenigde Oostindische Compagnie - in gedachten houdt. Nergens werden klassieke zee- en scheepsverhalen als Herman Melvilles Moby Dick (1851), Jules Vernes 20.000 mijlen onder zee (1870) en Robert Louis Stevensons Schateiland (1883) zo verslonden als boven de Moerdijk. Wat vervolgens ook de pennen in beweging zette. De vroege Nederlandse literatuur puilt uit van de nautische relazen.
Niet toevallig is een van de beroemde eerste Middelnederlandse teksten een reisverhaal over Sint-Brandaan, die de wereldzeeën bevaart. De reis van Brandaan (uit circa 1150) serveert de omzwervingen van een abt van een groot Iers klooster. Wanneer Brandaan in een boek over Gods wonderen leest, werpt hij het in het vuur, omdat hij het ongeloofwaardig vindt. Een neergedaalde engel dwingt hem ertoe een scheepsreis te ondernemen om de waarheid te achterhalen. Negen jaar lang moeten Brandaan en zijn medebroeders de wereldzeeën bevaren. Het avontuur doet hen van de ene verbazing in de andere tuimelen: een vis met een eiland op de rug, een aards paradijs, de verrader Judas die verlichting krijgt van de doorstane helse pijnen.
Eind zestiende eeuw loopt het storm voor de eerste journaals van de onverschrokken zeereizigers, waarin de dramatiek voor het rapen ligt. "Die waren bepaald niet moralistisch, maar informatief, soms bloedstollend spannend, gericht op een publiek dat hunkerde naar kennis van nieuwe landen en volken", zo schrijft Jan Brokken - nog zo'n door de zee bezwangerde auteur - in zijn bloemlezing De Nederlandse reisliteratuur in 80 en enige verhalen. Hij plukt er een aantal uit de golven, zoals de scheepsreizen van Jan Huygen van Linschoten (naar Portugees Indië), de belevenissen van admiraal Piet Heyn (die de Zilvervloot inpalmde) en natuurlijk het beroemde Scheepsjournaal van Willem IJsbrantszoon Bontekoe.
Bontekoes verslag van een apocalyptische expeditie naar Oost-Indië uit 1618-1619 is de legende in gegaan. Wanneer een vat brandewijn in brand raakt door een kaarsenpit, bereiken de vlammen de 350 vaten buskruit en ontploft zijn schip De nieuwe hoorn. Bontekoe overleefde de ramp samen met een jongmaatje en weet 72 opvarenden van een wisse dood te redden. Dertig jaar later stelt Bontekoe op gedetailleerde wijze zijn belevenissen op papier, met instant succes. Johan Fabricius' bewerking uit 1924, De scheepsjongens van Bontekoe, waarin de drie scheepsjongens Padde, Hajo en Rolf aan het woord komen, katapulteerde het verhaal voorgoed in het Nederlandse collectieve geheugen.
Walverlangen
Toch is het vooral scheepsarts-schrijver J. Slauerhoff (1898-1936) die de tragiek van de verre zeereis incarneerde. Zelf geteisterd door kwalen en aandoeningen moest hij tijdens zijn boottochten regelmatig aan land om zijn gestel weer op krachten te laten komen, want - zoals het in een beroemde dichtregel luidt - 'alleen de havens zijn ons trouw'. Telkens weer lokte de verte. Hij bereisde zowel Japan, China en Java als Zuid-Amerika en Noord-Afrika. Rusteloos, behept met melancholie en een eeuwige onvrede met het benauwende aardse bestaan, schreef hij Het verboden koninkrijk (1932), waarin hij de levens vervlecht van de Portugese avonturier-dichter Luiz Camoës en een desolate marconist die geestelijk de pedalen verliest. In het gedicht 'De lichtwachter van Ockseu' denkt Slauerhoff de oplossing te vinden in een compromis tussen walverlangen en zeedrift: 'vuurtorenwachter worden': 'K Heb op mijn toren eindlijk rust/ En met het leven afgedaan', luidt het in zijn laatste bundel Een eerlijk zeemansgraf (1936).
Ruim 35 jaar later valt een nieuw hoogtepunt in de Nederlandse zeeliteratuur te noteren. In zijn verhalenbundel In de bovenkooi(1972) vertelt J.M.A. Biesheuvel hoe hij als ketelbinkie op een koopvaardijschip terechtkomt en zich staande houdt tussen bonkige zeelieden. "Het mooiste dat je als zestienjarige ketelbink op zee kan overkomen is overdag zo ongenadig van de bootsman of een kabelgast op je lazerij krijgen dat de tweede stuurman je, in zijn functie van scheepsarts, gezalfd en verbonden heeft en je voorschrijft een paar dagen in je kooi te blijven."
Biesheuvels maritieme queestes zijn later gebundeld in Zeeverhalen. De schrijver houdt een slag om de arm: "Schalkje, schalkje, op deze manier probeer je dus om grote zeeschrijvers als Dana, Melville en Conrad naar de kroon te steken? Zou je dat wel lukken, vriendje?" Wees maar zeker.
En vergeten we ook niet Joop Waasdorp (1917-1988), de "rusteloos reizende sloeber" (dixit Ingmar Heytze) die "zonder kakkineuze woorden" in onder meer Welkom in zee!en Krabben en andere verhalen zijn tussen wal en schip te boek stelde, naar Australië emigreerde en tot een cultfiguur uitgroeide.
Slauerhoff, Biesheuvel en Waasdorp inspireerden andere Nederlandse auteurs die de maritieme atmosfeer in hun oeuvre inbedden: Tommy Wieringa, Allard Schröder (De hydrograaf), Cees Nooteboom (die ook een Scheepsjournaal heeft) en natuurlijk Boudewijn Büch, behept als hij was met islofilie.
Nog even afwachten of Toine Heijmans zich voorgoed in het kielzog van deze schrijvers met zeebenen zal weten te nestelen.