Winterspelen
Nederland ligt op koers voor meer dan twintig schaatsmedailles in Pyeongchang
Het snelschaatsen is begonnen en, jawel, Oranje domineert. Na drie afstanden grepen ze al zes van de negen medailles, inclusief drie keer goud. Krijgen we een herhaling van Sotsji, waar Nederland brandhout maakte van de concurrentie?
In 2014 stopte de teller van Nederlandse medailles in het snelschaatsen op 23 op een totaal van 36. Dat komt neer op 64 procent. Ongezien. Nederland wist met zijn geluk geen blijf. De buitenwereld zag dat anders, eerder met een verveelde geeuw. Of zoals Matthew Futterman het in The Wall Street Journal uitdrukte: "Wie het beu is om de Hollanders medailles te zien winnen, steek je hand op. Hmm, het lijkt erop dat iedereen die géén oranje ondergoed draagt zijn hand in de lucht heeft steken." Het kwam de Amerikaan op haatmails te staan, waarna hij maar snel zijn excuses aanbood.
Vier jaar later lijkt het weer die richting uit te gaan. De klapschaatsen zijn aangebonden en het is al Oranje wat de klok slaat in de Gangneung Oval.
Zaterdag, dag één van de Winterspelen. Een sweep op de 3.000 meter. 1. Carlijn Achtereekte. 2. Ireen Wüst 3. Antoinette de Jong.
Zondag, 5.000 meter mannen. Sven Kramer wint het goud, alweer, maar het zilver en brons komen toe aan een Canadees en een Noor. Kleine nuance: aan een genaturaliseerde Canadees, want Ted-Jan Bloemen is een Nederlander op overschot. Die strategie paste België in 1998 ook eens toe, met succes: Bart Veldkamp schonk ons land brons.
En dan gisteren, de 1.500 meter vrouwen. Goud voor Ireen Wüst, brons voor Marrit Leenstra en tussenin de Japanse Miho Takagi die met het zilver aan de haal ging. Negen medailles verdeeld, zes ervan zijn voor Oranje. In dat tempo vertrekken de Nederlanders straks met 28 medailles uit Zuid-Korea.
Alleen voetbal nog populairder
Zo'n vaart zal het volgens de Nederlandse journalisten hier in Pyeongchang niet lopen. Ze refereren aan het WK afstanden, een jaar geleden op hetzelfde ovaal. Nederland stak 15 (waaronder 8 gouden) van de 42 beschikbare medailles in hun koffer of 36 procent. Dat lijkt hen een meer realistische inschatting. Vooral op de sprintnummers bij de vrouwen kan het alle kanten op, met als grootste uitdagers Zuid-Korea en Japan, dat de Nederlandse schaatscoach Johan de Wit aantrok. De Wit leerde de Japanse vrouwen wat nodig is om te presteren en de resultaten waren navenant. Japan is in opmars.
Dat de knowhow uit Nederland komt, is uiteraard geen toeval. Onze noorderburen worden net niet met schaatsen aan geboren, zo klinkt het met een knipoog. Alleen voetbal is populairder, maar schaatsen kan de concurrentie met wielrennen best aan, zegt Henk Stouwdam van het NRC. "Het zit nu eenmaal in onze genen en het gaat ook niet over. Zodra het begint te vriezen, worden we gek." Lisette van der Geest, een ex-schaatsster en nu als journaliste voor het AD in Pyeongchang, beaamt: "De meeste kinderen leren het jong aan. Zodra er natuurijs is, trekken ze hun schaatsen aan en dan is het doodeng als je dat niet kunt."
Traditie, zo begint het. Maar dat volstaat niet om de huidige dominantie te verklaren. Het verschil zit hem vooral in de vele schaatsclubs en ijsbanen. Elk gewest in Nederland heeft zijn eigen selectie, elke provincie heeft haar eigen schaatsbaan. Wie echt goed is, belandt bij de commerciële teams die in handen zijn van de beste coaches, en op het snelle ijs van Thialf in Heerenveen.
Alleen Nederland heeft teams met een proflicentie. LottoNL-Jumbo, dat Kramer in dienst heeft, draait op een budget van 10 miljoen euro. De kleinste komen misschien net aan 1 miljoen. Het meeste geld, de beste faciliteiten: daar gedijt wereldklasse uitstekend op. "Er is een constante aanvoer van talent", stelt John Volkers van de Volkskrant. "Met Kramer en Wüst en hun volgelingen heb je nu wel een gouden generatie, maar met wat er al aanwezig is en nog aankomt, kan de Nederlandse dominantie duren tot Peking 2022."
Dat belooft. Maar eerst de 1.500 meter vandaag. Een prognose? Goud en zilver voor Kjeld Nuis en Koen Verweij. Twee Nederlanders, juist.