Voor u uitgelegdOnderwijs
Na onderzoek over de slecht opgeleide leerkracht: vier mogelijke oplossingen voor de dalende opleidingskwaliteit
Er schort wat aan de lerarenopleidingen: er is te veel verschil tussen hogescholen in hoe leraren in spe er Nederlands en wiskunde krijgen. Dat werpt interessante vragen op, niet het minst: hoe moet het nu verder? De Morgen zoekt enkele mogelijke oplossingen.
De kwaliteit van ons onderwijs gaat achteruit. En dat zou weleens aan de lerarenopleidingen kunnen liggen, blijkt uit een onderzoek van De Morgen.
Het uitgebreide onderzoek leest u in het dossier van De Morgen. Wat de mogelijke oplossingen zijn, leest u hieronder.
Meer begeleiding na afstuderen
Een grondige hertekening van de lerarenopleiding, dat is wat Groen voorstelt als reactie op het onderzoek van De Morgen. Concreet pleit de partij, die in Vlaanderen in de oppositie zit, voor een 3-3-2-opleiding voor startende leerkrachten. Dat is een voorstel dat pedagoog Pedro De Bruyckere (Leerpunt) tien jaar geleden uitwerkte en voorstelde op een rondetafel in het Vlaams Parlement.
Studenten zouden nog altijd na drie jaar afstuderen van een hogeschool. De vernieuwing zit hem in de begeleiding nadien. “Dan blijft een junior-leerkracht drie jaar werken op dezelfde school”, zegt Groen co-voorzitster Nadia Naji. “Die school krijgt de ruimte om coaching te voorzien.” Ook de hogeschool kan de startende leraar zo nog ondersteunen.
Het zou volgens Naji ook helpen bij het langer aanhouden van startende leraren. Een op de drie starters stopt in Vlaanderen met de job als leerkracht na vijf jaar.
Na die drie jaar coaching moeten leraren die dat willen ook de kans krijgen om zich te specialiseren en een masteropleiding volgen. “Het idee is om die opleiding van een jaar te spreiden over twee jaren”, zegt De Bruyckere. “Zo halen we geen leraren weg van voor de klas – handig in tijden van een lerarentekort – en vervlechten we zo’n masteropleiding met de praktijk.” In het idee van Groen kan een leraar zich tijdens deze twee jaar verdiepen in vakdidactiek.
Werk met vakleerkrachten
Daarbij aansluitend is het vaak terugkerende voorstel om een masteropleiding voor het basisonderwijs te voorzien. Het is iets waar bijvoorbeeld Lieven Boeve, directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, vaak op hamert.
Ook Wim Van Dooren, professor vakdidactiek wiskunde (KU Leuven), is zo’n idee wel genegen. “Ik denk echt dat het een enorme stap voorwaarts kan zijn”, zegt hij. Volgens Van Dooren zouden die mensen zich kunnen verdiepen en specialiseren, bijvoorbeeld in vakdidactiek.
“Misschien zijn zelfs vakleraren een goed idee”, zegt Van Dooren. “Dat kunnen dan die masters zijn: mensen die zich specialiseren in enkele vakken, bijvoorbeeld wiskunde en wetenschappen, of iemand die zich toelegt op talen. Die leraren kunnen in de school wiskunde geven maar ook de vakwerkgroep voor dat vak mee trekken. Denk dan aan het kritisch doorlichten van handboeken, het selecteren en ontwikkelen van ander lesmateriaal, de manier waarop de school toetsen gebruikt tegen het licht houden, bekijken welke bijscholingen er gevolgd worden enzovoort. Met enkele masters in de basisschool krijg je zo meteen een heel ander niveau.”
Engelse regering legt minimumdoelen op
“Een loterij.” Dat is de term die professor pedagogie Daniel Muijs (Queen’s University Belfast) gebruikt om de keuze van een aanstaande student tussen verschillende Engelse lerarenopleidingen enkele jaren geleden te omschrijven. “Afhankelijk van welke opleiding je koos, kreeg je totaal andere inhoud”, zegt hij.
Het was een van de bezorgdheden die enkele jaren geleden opdoken in Engeland. Dus besliste de overheid er om in te grijpen: lerarenopleidingen moesten zich niet enkel accrediteren bij de overheid – wat ook effectief leidde tot de sluiting van enkele opleidingen – maar krijgen sindsdien ook een aantal minimumvoorwaarden opgelegd van wat ze zeker moeten onderwijzen.
“De overheid bepaalt zeker niet het hele programma”, zegt Muijs, die mee hielp om het systeem op poten te zetten. “Maar de bedoeling is wel om zeker te zijn dat wat in die opleidingen gebeurt, gebaseerd is op het beste wetenschappelijke onderzoek.”
Daar blijft het niet bij. Van startende leraren wordt verwacht dat ze zich blijven bijspijkeren. “Bedoeling is dat leraren in de eerste jaren van hun loopbaan een aantal bijscholingen volgen op basis van wat men nodig heeft”, zegt Muijs. “Welke onderwerpen dat zijn, bepaalt die starter in samenspraak met een mentor op de school.”
Nederland overweegt eindtoets leraren
Een kleine twee weken geleden beheerste het de krantenkoppen in Nederland: een centrale eindtoets taal en rekenen voor alle leraren die afstuderen. Het is een van de voorstellen die de Nederlandse onderwijsraad doet om de slabakkende onderwijskwaliteit op te trekken.
“Net als in Vlaanderen zagen we hier dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen lerarenopleidingen in hun aanpak en de focus die ze leggen”, zegt Mirjam van Leeuwen, secretaris-directeur van de Nederlandse Onderwijsraad. “Er is zoveel variatie in de sector dat er nood is aan een centraal moment om de verschillende aanpakken van opleidingen van een lat te voorzien: raken alle studenten daarover of niet?”
Want dat was de conclusie die de raad maakte na een grote analyse: een aanzienlijk deel van de startende leraren is niet bekwaam om te starten. “Het gaat dan zowel over hun eigen kennis en beheersing van taal en rekenkunde als hun vakdidactische bekwaamheid”, zegt van Leeuwen. “Daarom bevelen we aan om hoge eisen te stellen aan het einde van die opleiding met een centrale eindtoets door de overheid.”
Die eindtoets moet overigens zowel theorie als praktijk toetsen van studenten die afstuderen. Of de toets er komt, is nog niet duidelijk. De regering beraadt zich nu over de voorstellen van de Onderwijsraad.