Interview
Na de kanker, de orkaan: Arno is weer opgestaan. ‘Ik lijk nu op Bruce Willis, zeggen ze’
‘Ik heb me de voorbije maanden niet verveeld’, zegt Arno (71). Dat is een understatement: de zanger had pancreaskanker. Toch stond hij al op een podium en treedt hij ook volgende week weer op. ‘Iedereen flipte, maar ik ben nooit bang geweest.’
“Qué pasa, godverdomme”, zong Arno in februari met een oerschreeuw, nog voor de coronacrisis de concertagenda zou slopen. Op dat ogenblik had hij al enkele maanden weet van een diagnose die geen mens ooit wil krijgen. Pancreaskanker, een van de meest vileine hufters onder de kankers. Een lege concertagenda was even het minste van zijn problemen. Een paar sessies chemotherapie en een zware operatie kregen hoogdringende voorrang.
“Qué pasa, godverdomme”, dachten wij net zo goed toen het nieuws van zijn ziekte rauw op het dak van elke fan kwam vallen. Zou Arno Hintjens de volgende onfortuinlijke soldaat in de loopgraven van de rock-’n-roll worden?
Zover kwam het gelukkig niet. Arno staat er zelfs weer helemaal. Weliswaar zonder haar, en inmiddels is hij ook – give or take – twintig kilo’s lichter, maar die pancreaskanker kreeg hem er dan toch niet onder. Ook zijn gevoel voor humor blijkt niet chirurgisch verwijderd. “Het gaat goed. Ik heb zelfs mijn regels weer”, grinnikt Hintjens wanneer hij met nonchalante tred van het Ensorhuis naar Hotel du Parc in Oostende stapt. Onderweg laat hij zijn oog vallen op een gigantische, potsierlijk ronddraaiende dildo in de etalage van een eroticashop. “Dat zou nog een schoon geschenk zijn voor mijn tante”, zegt hij gortdroog terwijl hij aanstalten maakt om de winkel binnen te stappen. “Daarmee kan ze eindelijk haar mayonaise opkloppen.”
In de brasserie zal hij ook herhaaldelijk lacherig en zelfrelativerend doen over zijn gezondheid, maar dan geeft hij ineens toch toe, op serieuzere toon: “Ik ben alweer een ongelooflijke sjansaar geweest. Ik heb echt wel veel geluk gehad. Omdat de dokters er zo vroeg bij waren, leef ik wellicht nog. Anders had ik hier niet gestaan, denk ik.”
Arno Hintjens, met zijn kromme bintjens, is de ultieme mazzelaar van het rockfirmament. Of dat wil hij toch altijd graag laten uitschijnen. “Er zijn grenzen aan de toegankelijkheid van Arno”, schreef Hugo Camps ooit. “Zelf maakt hij van zijn leven geen bloemlezing, tenzij in flarden zwarte humor en scherpe grappen.” Dat is postkanker niet anders: Arno is geopinieerd, maar laat zelfs de zwaarste onderwerpen steevast eindigen op een onschuldige of relativerende witz. Voor iemand die vandaag de facto on borrowed time leeft, lacht hij de ernst van zijn ziekte zelfs vrij makkelijk van zich af.
Maîtresse
Toch zag het er even echt belabberd uit. Zelfs voor een veteraan van de Europese blues en rock-’n-roll die met doodsverachting op het podium stond en in zijn apenjaren ontelbare keren met zijn lippen aan een microfoon onder stroom is blijven plakken. “Begin november zei mijn vriendin op een dag dat ik toch zo geel zag. Ik ben toen voor de zekerheid naar mijn huisarts gegaan, die mijn bloed heeft onderzocht. Kort daarna kreeg ik telefoon. Ik moest meteen naar het ziekenhuis. Daar hebben ze de kanker in een vroeg stadium vastgesteld.”
Een operatie aan de alvleesklier is een van de zwaarste die je kunt ondergaan, en de overlevingskansen zijn vrij laag. Maar naar eigen zeggen stelt le plus beau het lang niet zo kwaad als hij vreesde. De behandeling verliep goed, en hij is terug op de been. Alleen: Arno moet zijn geluk ook meteen nuanceren. De patiënt is absoluut nog niet in remissie. Om de vier à zes maanden is een check-up noodzakelijk, de kanker is nog niet bezworen. Eigenlijk hoort hij op zijn gezegende leeftijd en in deze zorgelijke tijden dan ook de rust op te zoeken, maar met een gezapig en traag leven zou het voor geen meter boteren, weet hij. “Ik wil niets liever dan weer optreden. Anders word ik sowieso tureluurs”, blaast hij. “Ik ben verslaafd aan die adrenaline. Zonder optredens word ik zot, val ik in een depressie. Muziek is mijn zuurstof, mijn therapie en mijn maîtresse. Ze heeft me trouwens nog nooit bedrogen, dus ik zorg graag voor haar.”
De laatste zes maanden heeft Arno zijn dieet wel wat aangepast om die maîtresse ter wille te blijven. “Ik raak al een half jaar geen druppel alcohol meer aan: zelfs de Brugse Zot die ik nu drink, is alcoholvrij. Daarmee ben ik waarschijnlijk ook zoveel vermagerd. En de chemo kon ik waarschijnlijk ook beter verdragen door niet langer ’s avonds de stad in te trekken. Het is bovendien rustiger in mijn hoofd geworden. Ik heb ook geen katers meer.
“De laatste keer dat we elkaar zagen voor een interview (naar aanleiding van zijn laatste plaat en zeventigste verjaardag, GVA) was ik inderdaad nogal onrustig. Dat is nu verdwenen. Ik leef van dag tot dag: gisteren is dood en morgen bestaat niet. Dat heeft me ongelooflijk geholpen, die mentaliteit. Zeker toen de kanker woekerde in mijn lijf. Alle mensen rondom mij flipten helemaal. Niet onterecht, want het is ook effectief een zware ziekte. Maar ik ben zelf nooit bang geweest. Vrijwel meteen heb ik die ziekte aanvaard, en ook de gedachte dat het gedaan kon zijn met mij. Ik kan terugkijken op een fantastisch leven. Non, je ne regrette rien. Ik ben met mijn gat in de boter vallen: in tegenstelling tot mijn vader heb ik geen enkele wereldoorlog meegemaakt, maar wel de sixties en de Summer of Love. Ik heb ook de hele wereld gezien. En dan ook nog eens dankzij muziek, dus ik heb nooit een dag moeten werken. Wat een geluksvogel ben je dan?
“Het enige waarmee ik de vorige maanden enorm inzat, was hoe mijn beide kinderen zouden omgaan met mijn dood. Je wil hen alle verdriet besparen, hè. Ik was er gelukkig snel bij. Het grootste souvenir aan die periode is een gigantische césarienne, een keizersnede, alsof ik ben bevallen van een vijfling.” (grinnikt)
Cowboyfilm
Van ver lijkt hij vandaag met zijn sneeuwwitte en kortgeschoren coiffure een beetje op Leonard Cohen, vertellen we. “Ah, ik hoor vaker dat ik lijk op Bruce Willis zonder helikopter”, glimlacht hij. Zijn nieuwe coupe is makkelijker te onderhouden, al blijkt enige fantoompijn hem niet vreemd: “Ik moet nog altijd de neiging onderdrukken om mijn haar wat naar boven te tillen als ik mijn contactlenzen insteek. Nu ja, als het dat maar is.”
Wat een onwaarschijnlijk jaar, zeggen we. Word maar eens levensbedreigend ziek op een moment dat de dood ook in de rest van de wereld om elke hoek loert. “Dat virus heeft heel wat veranderd in de wereld, niet?”, denkt Hintjens. “Het haalde het meest solidaire in mensen naar boven, maar ook heel wat minder fraaie kantjes. Ik moet wel zeggen: chapeau voor de regering die we nu eindelijk hebben. Ik heb veel respect voor die vrouw (hij doelt op premier Sophie Wilmès, GVA). Ga er maar eens voor staan, tijdens zo’n crisis. En van Maggie De Block mag je ook zeggen wat je wil, maar ze doet haar werk goed. Zolang die mensen zich nu maar met de essentie blijven bezighouden... die hele abortusaffaire afgelopen week: wat voor dikke bullshit was dat nu weer?”
Op papier klinkt zijn toon barser dan in de brasserie. De woede van weleer heeft vandaag plaats geruimd voor een schijnbaar serene staat van leven. Maakt Arno zich niet langer kwaad? Waar gaan we dát schrijven? Vroeger hadden we al genoeg aan half woord om de Chevalier des Arts en des Lettres op zijn spreekwoordelijke paard te krijgen. “Die kwaadheid behoort inderdaad tot het verleden. Ik heb heel veel spirituele hulp gekregen van mijn vroegere leraar Nederlands Hubert Decleer. Zonder dat we zelfs maar één woord hoefden te spreken met elkaar. Ik ben nu serieus, écht. Hubert is soms de tolk van de dalai lama en woont al bijna veertig jaar in Kathmandu. Vroeger op school bracht hij muziek van John Lee Hooker en Sonny Boy Williamson mee. Nadien is hij een vriend geworden, en zonder dat we elkaar fysiek moeten spreken, zorgt hij voor rust in mijn hoofd. Dat was vooral van groot belang tijdens de voorbije maanden.
“We leven in een cowboyfilm, hè. Dat zeg ik al tien jaar, maar nu klopt het meer dan ooit. En ik ben altijd voor de indianen geweest. Wie dat vandaag zijn? (twijfelt) In deze tijden van Black Lives Matter zou je kunnen zeggen dat het de protesterende menigte is. Maar het is gevaarlijk om die beweging zo te bekijken. Er is ook racisme bij Afrikanen, hè. Dat bestaat zogenaamd niet, hoor ik vandaag inderdaad ook. Maar ik geloof dat niet. Kijk maar naar de Hutu’s en de Tutsi’s. Bij de Arabieren is er ook veel racisme: een Marokkaanse vriendin moest er niet aan denken om met haar Algerijns lief bij haar vader over de vloer te komen. Racisme is van alle kleuren. Belachelijk is dat: voor mij heeft iedereen twee neusgaten. Iedereen zou gelijk moeten zijn, maar we moeten nu ook niet laten uitschijnen alsof de schuld alleen bij de blanken ligt. Als we elkaar niet met méér respect kunnen behandelen, en liever haat oppoken of alle verschillen tussen bevolkingsgroepen in de verf zetten, zou een rassenoorlog op handen kunnen zijn. Daar ben ik bang voor. (herstelt zich snel) Maar goed: always look on the bright side of life.”
Leopold II
We bevinden ons op een boogscheut van het standbeeld van de tweede koning der Belgen. Moeten we ook dat hete hangijzer niet even aanraken? “Ik ben geen fan van Leopold II. Maar ik vind niet dat zijn standbeeld weg moet. Die mens heeft verschrikkelijke dingen gedaan, maar hij is niet de enige schurk in onze geschiedenisboeken. We mogen de geschiedenis niet verloochenen. Onder zijn bewind heeft hij Oostende en Brussel op de kaart gezet en er culturele metropolen van gemaakt. België werd een van de meest welvarende landen in Europa. Dat wil niet zeggen dat we akkoord moeten gaan met de gruwelijke misstanden die onder zijn leiding in Congo zijn gebeurd. Integendeel. Maar hij zorgde net zo goed voor onze treinverbinding van Brussel naar Oostende. En voor zo’n slordige 65 kinderen, maar dat is natuurlijk nog een ander verhaal.” (lacht)
In de politiek vandaag ziet hij “niets links” meer, zegt Arno ook. “En dat vind ik jammer. Ik heb meer respect voor Anuna De Wever en Greta Thunberg dan voor de meeste socialisten. Van de jonge vrouwen moeten we het vandaag hebben: zij spreken de waarheid, en doen dat op een enorm intelligente en gedreven manier. “Stem niet links, stem niet rechts, stem met je hart en je verstand”, las ik onlangs op een plakkaat in Oostende. Dat vond ik een mooie, slimme gedachte. Met linkse liberalen heb ik ook nog wel voeling: Guy Verhofstadt bijvoorbeeld. Die zegt waar het op staat, en zelfs al ben ik het lang niet altijd met hem eens, ik heb vertrouwen in hem. Hij is niet perfect, maar vecht wel voor Europa. Bedenk: zonder Europa is België failliet, en dat beseffen heel veel mensen niet. Brussel zou een wasteland zijn, en niet de hoofdstad van een heel continent.”
Paniekaanvallen
Eerder deze maand speelde Arno al een blitzconcert op Rock Werchter. Maar de zomerbar van het festival blijft nog deze hele maand juli open. Hintjens speelt er dan nog twee keer: op 21 en op 24 juli. Alle tickets zijn uitverkocht. “Vier keer voor telkens vierhonderd man. Ik heb de nummers opnieuw gearrangeerd, met elektronische drums. Het podium is veel kleiner dan ik gewoon ben, dus alles moest wel anders.
“Mijn broer is daar tegen: die zou niets lievers hebben dan dat ik blijf zweren bij mijn oude rocksound. Maar ik verveel me snel als ik niet af en toe eens vervel. Op mijn nieuwe plaat zal bijvoorbeeld niets meer dan een piano en bas te horen zijn. Ik ga oude nummers opnieuw arrangeren, en trouwens niet noodzakelijk de bekendste songs. Dat vind ik veel interessanter dan in het verleden te leven. Weet je: naar mijn oude platen luister ik eigenlijk nooit. Ik kan dat niet verdragen. Dat is surrealistisch voor mij, om naar mezelf te moeten luisteren. Ik maak de nummers en laat ze daarna meteen los. Het is een beetje zoals in de spiegel kijken: dat doe ik ook liever niet.” (lacht)
Ook voor James Ensor heeft hij net twee liedjes geschreven en opgenomen: een in het Frans, het ander in het Oostends. ‘Ensor, mon mentor et mon voisin du Mer de Nord’ heet de song, die in september zou verschijnen op een ep. “Om eerlijk te zijn: ik vind Léon Spilliaert eigenlijk de betere kunstenaar. Gisteravond zag ik in de zonsondergang alleen al vier verschillende schilderijen van hem. Maar als personage was Ensor veel interessanter. Andy Warhol avant la lettre, eigenlijk.”
We wijzen hem erop dat James Ensor een groot gevoel voor humor had, altijd in het zwart gekleed ging en zijn privéleven zoveel mogelijk achter gesloten deuren hield, of mystificeerde. “Ja, dat lijkt wel alsof je het over mij zou hebben”, grinnikt Hintjens betrapt. “Maar die gelijkenis is onbewust, hoor. Ensor speelde meer met zijn imago. Mij kan het allemaal gewoon niets schelen. Ik vind het belangrijker om bekend te staan om mijn werk dan om de futiele of frivole details van mijn privé.”
Toch willen we het even hebben over dat laatste. Sophie Dewulf zocht als levensgezellin van Arno nooit de aandacht op, maar na een racistisch incident in de schaduw van de Black Lives Matter-protesten, kwam ze onlangs wel heel even voor het voetlicht. Een filmpje van zo’n halve minuut dook op, waarbij twee agenten een vrouw in een houdgreep tegen een muur duwen. Ze drukken haar arm tegen de rug en willen de dame fouilleren. Haar hondje loopt daarbij wat verloren op het trottoir. Die vrouw bleek Dewulf, die sinds het voorval kampt met paniekaanvallen en concentratieproblemen. Geen wonder: op het moment van de feiten heeft haar geliefde Arno net zijn laatste chemosessie achter de rug.
Hintjens heeft het duidelijk lastig om te praten over die faux pas van de ordediensten: “Deze keer gebeurde het op vijftig meter van ons huis, maar in het verleden is dat Sophie wel vaker overkomen, dat ze zomaar wordt aangehouden. Wat me in dit verhaal enorm stoort, is dat alles ineens oké was toen ik erbij kwam.” De trek om zijn mond wordt wat verbeten. “Laten we daar nu maar niet meer over spreken. Ik wil daar liever geen woorden meer aan vuil maken.”
Zijn woede over onrecht is dan toch niet helemaal overgevloeid in zachtmoedig zenboeddhisme, merken we. Hopelijk blijft dat nog een decennium of drie zo.