Interview
Mounir en Omar Souidi, de brutaalste advocaten van ons land: "Criminaliteit is een keuze"
De broers Souidi: Antwerpse advocaten, glamourboys, controversieel. Behoeders van de rechtsstaat ook en verbale stormrammen. "Die stakende cipiers beseffen niet dat ze de hele maatschappij verkrachten. Met de blote vuist. In de anus."
Mounir Souidi kan zelf geen ei bakken. Maar hij en zijn broer Omar, met wie hij een advocatenkantoor heeft, kennen wel elk restaurant in Antwerpen en omstreken. Ze komen opgetogen aan bij het restaurant van Willem Hiele. “Ik ben gefascineerd door topchefs. Die leggen zoveel ziel in hun bord." Zo werden de broers ook al gespot bij ’t Fornuis. U weet wel, dat sterrenrestaurant waar Bart De Wever en compagnie de verjaardag vierden van de Antwerpse bouwpromotor Erik Van der Paal en waarvan nieuwssite Apache geheime beelden maakte. De Souidi’s waren daar ook. Omar: “Mensen die in vriendschap een verjaardag vieren, is dat nu echt zo choquerend?”
Omar liet zich twee jaar terug ook opmerken met een controversieel televisieoptreden bij De afspraak, als advocaat van Joeri Dillen, ook een bouwpromotor en voormalig kabinetschef van De Wever. Hij had Apache voor de rechter gedaagd.
Zijn passage daar leverde Omar het predicaat ‘arrogante asshole’ op. Hij is de jongste en luidruchtigste van de twee, Mounir is stiller, bedachtzamer, maar vlijmscherp. Ze zijn beiden geestig, charmant en hondsbrutaal. En de heren zijn zoals steeds onberispelijk gekleed. Onder hun kostuum dragen ze bruine leren schoenen zonder sokken.
Disclaimer: we spraken hen begin juli, toen cipiers nog voluit staakten, het nog spannend afwachten was of de Rode Duivels over de Brazilianen wippen en Ronaldo nog bij Real Madrid speelde.
Was het altijd een uitgemaakte zaak dat jullie gingen samenwerken?
Mounir Souidi: “Eigenlijk wel. We hebben even stage gelopen op hetzelfde kantoor en we voelden onmiddellijk wat we als advocaten anders zouden doen, welke klemtonen we wilden leggen en hoe we naar buiten zouden treden.”
Twee handen op één buik, ondanks het leeftijdsverschil?
Omar Souidi: “Zes jaar, dat is toch wat. En vaak vragen ze wie de oudste is. Gênant, voor mij. Maar we hebben altijd samen gevoetbald in het park, en later gingen we samen op stap. Toen Mounir het kantoor opende, stond het in de sterren geschreven dat ik samen met hem van de naam Souidi een label zou maken dat in de advocatuur een bepaalde visie uitdraagt.”
Welke?
Mounir: “Advocaten gebruiken altijd dezelfde kernwoorden: creatief, of onverzettelijk. Dat heeft niet veel om het lijf, hè. Als je ziet welke zaken wij behandelen, dan is het duidelijk dat we op procedurevlak verder gaan dan de collega’s. Met de voeten vooruit dus.”
U hebt het over procedurefouten?
Mounir: “Ja, daar heb je toch een zekere kennis voor nodig en het is arbeidsintensief werk. Het kost veel manuren om een dossier van 10.000 bladzijden chronologisch te ordenen en daar eventueel gaten in te schieten. Sommige procureurs hebben ook de pretentie om verdachten aan te spreken op een manier die je niet eens op de markt hoort, dan maken wij ambras. Daar letten collega’s niet altijd op.”
Jullie hebben een agressieve stijl.
Omar: “Ik zou het offensief noemen. Mijn broer is misschien wat agressiever dan ik.”
Mounir: “Als het moet.”
Omar: “Pas op, ik begin hem wel te begrijpen, het cynisme dat hem soms overvalt. We leven in een land waarin onwaarschijnlijk veel zaken fout lopen.”
De broers groeiden op in Deurne-Zuid, toen de grauwste kant van Deurne. Het was vechten daar, knokken, vertelt Omar. Hun moeder is van Belgische afkomst, hun vader Marokkaans. Ze zijn streng opgevoed. In hun buurt was dat niet slecht, zegt Mounir, dat ze moesten studeren en op tijd thuis zijn.
In de schoolvakanties nam vader Souidi zijn zonen mee naar het Antwerpse gerechtshof, waar hij tolkte, en waar de jongens met grote ogen de rechtszaken volgden.
Mounir: “En elke jongen heeft vroeger toch maffiafilms gezien? Dat intrigeert toch, dat donkere milieu? Nu lezen wij die dossiers: spannende verhalen, en we weten hoe de dingen echt zijn verlopen, niet de gazettenpraat. Strafzaken, daar kunnen wij echt ons ei in kwijt.”
Omar: “Ik wilde eigenlijk acteur worden. Studio Herman Teirlinck vond ik een fantastisch oord. Maar het niveau van Matthias Schoenaerts zou ik nooit gehaald hebben, dus heb ik mijn tweede liefde gevolgd. Zonder strafrecht zou ik nooit advocaat geworden zijn. Voor huurgeschillen of vennootschapsrecht trek ik mijn toga niet aan. Dat vind ik totaal niet boeiend.”
Mounir: “De tijd is ook voorbij dat een advocaat om 9 uur een bouwzaak pleit en om 10 uur een strafzaak. Het is al moeilijk genoeg om heel goed te zijn in één tak van het recht. Je gaat toch ook niet naar een oorarts voor een bevalling?”
Jullie zijn zo geïntrigeerd door die duistere wereld. Hadden jullie ook aan de andere kant van de lijn kunnen belanden?
Mounir: “Ik denk niet dat we daar mentaal toe in staat zijn. Als je in die wereld ambitie hebt, moet je over lijken kunnen gaan.”
Omar: “Kijk waar we zijn opgegroeid: als er iets van aanleg in ons zat, dan zouden we wel die weg zijn opgegaan.”
Zegt u nu dat de jongeren die in het criminele milieu rollen, dat in zich hebben?
Omar: “Criminaliteit is een keuze. Ik kan moeilijk akkoord gaan met de these dat het normaal is om voor de criminaliteit te kiezen omdat je in een moeilijke buurt opgroeit. Het is aanlokkelijk en ik snap dat niet iedereen met voldoende karakter geboren is. Maar er zijn altijd jongens die een totaal andere weg inslaan. Ik heb zelf keer op keer nee gezegd en dat kostte mij geen moeite. Ik wist dat ik iets van mijn leven wilde maken, op een gezonde manier.”
Jullie zijn de ervaringsdeskundigen: hoe komt het dat kinderen met een bepaalde thuissituatie of afkomst het slechter doen op school?
Omar: “Ik denk dat het antwoord hetzelfde is als op de vraag waarom de Rode Duivels tot voor dit WK niet gepresteerd hebben op een groot toernooi: onvoldoende geloof in eigen kunnen. Zelfvertrouwen is belangrijk, maar we leven in een land waarin iedereen de kans heeft om een diploma te halen. Ik vind dat er soms te veel gepamperd wordt. Je moet mensen niet zomaar een diploma in de schoot werpen omdat ze tot een minderheid behoren.”
Jullie hebben niet harder moeten werken voor jullie diploma?
Omar: “Jawel, maar niet door onze origine, wel omdat we tijdens de examens ook nog moesten werken. Terwijl onze medestudenten als ontspanning naar de film gingen, stond ik daar kaartjes te scheuren.”
Ondertussen hebben jullie jeugdvrienden die in de gevangenis zitten en die jullie bezoeken als advocaat. Is dat niet raar?
Omar: “Ik ben blij dat ik ze kan helpen. Nu, het is niet zo dat ik met die jongens nog een pint ga pakken, hoor. Er is een kloof. Maar het is ook ons geluk geweest. Er is geen Michelingids voor advocaten. Wij mochten als beginnelingen meteen die vrienden verdedigen. Als je dat goed doet, wordt er op straat gepraat en komen ze je opzoeken.”
Zijn jullie nooit kwaad op hen?
Omar: “Wie ben ik om mij kwaad te maken? Zij hebben een keuze gemaakt en moeten daar nu voor boeten. In een stikhete gevangenis met stakende cipiers.”
Mounir: “Wij zijn vader pastoor toch niet? Of de papa die elke avond langsgaat om te kijken hoe het gaat op het werk. Dat is niet ons probleem.”
In de maffiafilms hebben advocaten een hechte band met hun cliënten.
Mounir: “Die advocaten zijn consiglieri die één familie bijstaan. Wij staan verschillende families bij. En we zijn strikt, ook al kennen we sommige cliënten van vroeger. Je moet duidelijke lijnen trekken als advocaat.”
Omar (gniffelt): “Lijnen trekken is in drugszaken wel wat ongelukkig uitgedrukt. Wij krijgen elke week uitnodigingen voor huwelijksfeesten en verjaardagen, maar daar gaan wij niet naartoe.”
Nou, er is één feestje waar jullie wel waren...
(Mounir lacht.)
Omar: “Oké, maar dat was geen strafrecht, toch?”
Mounir: “De criminele realiteit is anders dan in de film. Veel grauwer. Die zogenaamde code waar men het vaak over heeft: mensen zijn heel paranoïde. Gomorra (Italiaanse maffieserie, LB/BE) is een meer realistische reeks: niemand in het milieu vertrouwt elkaar.”
Omar: “De jonge generatie, tussen 18 en 24, is veel harder en ruwer dan in onze tijd.”
Mounir: “Vijftien jaar geleden waren we al blij als in de Antwerpse haven 50 gram cocaïne in beslag genomen werd, nu spreken we over 8 ton. Er is meer geld mee gemoeid en dan rollen er koppen. Letterlijk.”
Omar: “De productie is meer dan vroeger op Europa gericht. Colombia is aan het overwaaien, hè. Daardoor is het allemaal agressiever en bloeddorstiger. In The Godfather werd ook geliquideerd, maar veel klinischer. En die jonge loopjongens leren vandaag meteen: het is een jungle en het is knokken om te overleven.”
Mounir: “Twee sportzakken de haven uitkrijgen of 250, dat vereist een complexere en grotere organisatie. Als dan iemand niet doet wat hij moet doen, dan moet iemand het uitleggen aan Amsterdam of Ecuador. En deze mensen roepen niet. Ze komen langs en het is je laatste avond geweest.”
Als een havenarbeider benaderd wordt met de vraag om iets te fiksen, kan die dat eigenlijk weigeren?
Mounir: “Ja, maar wie met één teen de temperatuur van het water wil meten, wordt meegetrokken in het bad.”
Welk profiel heb je nodig voor een succesvolle carrière in de drugshandel?
Mounir: “Als je cocaïne invoert vanuit Latijns-Amerika, moet je je laten omringen door mensen die de taal spreken. Je moet snel kunnen schakelen en je karakter moet tegen het psychopatische aanleunen.”
Is dat iets dat die mensen leren, of zijn ze zo?
Mounir: “Beide. Je moet jezelf ook kunnen intomen. De jongens op hun brommertje durven na een maand een dure winkel binnen te stappen en lopen in Antwerpen rond met hun blingbling. Dat zie je niet bij de toplui. Ik herinner er me eentje die een luidruchtige auto kocht om eventuele afluisterapparatuur te overstemmen. Die mensen lopen niet in de kijker en je komt ze niet vaak tegen in de rechtbank.”
Worden ze gedreven door geld of adrenaline?
Omar: “Als je wilt kicken, ga je een bank overvallen. Goede drug lords zijn goede boekhouders: het gaat om de centen. Ik vind ook dat ze stuk voor stuk charismatische persoonlijkheden zijn. Het is een combinatie van intelligentie en genoeg ratio om over lijken te durven gaan.”
Mounir: “Voor ons is het trouwens leuker om met dat soort mensen samen te werken dan met de loopjongens die denken dat ze Pablo Escobar zijn.”
Hebben jullie daar nooit moeite mee?
Omar: “Wij praten nooit goed wat onze cliënt heeft gedaan, wel leggen we uit welke fouten gemaakt zijn in het onderzoek, of schetsen we de context.”
Mounir: “Je mag ook niet vergeten dat er ook onschuldige mensen zijn voor wie wij iets kunnen betekenen.”
Hoe beoordelen jullie de war on drugs? Internationaal groeit de consensus dat die strijd veel geld en energie opslorpt, zonder veel resultaat.
Mounir: “Drugs zijn een probleem dat altijd zal bestaan. Maar je moet het wel proberen te bestrijden, met goed opgeleide agenten en zware straffen. Verkrachtingen krijgen we ook niet verbannen, daarom gaan we dat toch niet legaliseren?”
Omar: “Ik kan begrijpen dat de burgemeester van Antwerpen daar zwaar op inzet. Dat is rationeler dan pleiten voor legalisering.”
Mounir: “Stel dat je cocaïne wil verdelen vanuit de cafés op het Zuid, hoe ga je dat doen? Gaat Wouter Van Besien onderhandelen met de Zuid-Amerikaanse drug lords? Mij niet gelaten, als hij daarnaartoe wil.”
Jullie willen graag jullie eigen forensisch team. Wat is het plan?
Mounir: “Op termijn willen we een soort labo, een multidisciplinair team dat elk onderzoek kan controleren. In Nederland staan ze daarin al veel verder. Daar kunnen advocaten al zelf achterhalen of een telefoontap vervalst is.”
Dat gebeurt? Verzint het Openbaar Ministerie zo’n onderzoeksdossier bij elkaar?
Mounir: “Er wordt vaak veel info buiten het dossier gehouden. Als wij een dossier lezen, mogen we pas beginnen bij hoofdstuk zeven waarin men allerlei feiten meedeelt over Janneke en Mieke: hun telefoonnummers, de mensen met wie ze contact hebben… Alsof die informatie zomaar uit de lucht is komen vallen.”
Er is geen controle op de manier waarop het gerecht aan die informatie komt?
Omar: “En dat is problematisch. Ze vernemen veel ‘uit goede bron’ hoor, de politie.”
Mounir: “Stel dat jullie cocaïne invoeren en wij zijn jullie concurrenten. Wat doen we dan? Ons aanbieden als informant en allerlei dingen vertellen over jullie die niet per se kloppen. Wie gaat ons tegenspreken? En dan kun je zeggen: goed dat die twee alvast uit de markt zijn geruimd. Maar ondertussen nemen wij lekker jullie plek in. En wie weet lappen we er nog een hoop mensen bij.
“De interne openbaarheid moet maximaal zijn. Misschien mogen namen geheim blijven, maar wat zo’n bron zegt, moet ik toch kunnen tegenspreken?”
Omar: “Je zult zo maar in de gevangenis belanden.”
Wat vinden jullie eigenlijk van de staat van de Belgische rechtsstaat?
(De heren moeten lachen.) Omar: “Hoeveel tijd hebben we?”
We zijn nog maar aan het voorgerecht.
Mounir: “Bijzonder pover.”
Mounir fulmineert over de moeilijke toegang tot de gevangenis, een aantal justitievoorzitters die zich als lokale patriarchen gedragen, de vuistdikke dossiers die met de hand overgeschreven moeten worden, het feit dat hij als advocaat nauwelijks getuigen mag horen.
Omar: “Mijn broer is cynisch, maar ik begrijp hem. Het is een cumulatie van ervaringen.
“Neem nu die cipiersstaking: totale chaos. In Brugge leven tien kinderen bij hun moeder die al wekenlang niet uit hun cel kunnen. In de Antwerpse Begijnenstraat zitten mensen – die nog niet schuldig verklaard zijn – als honden in een hok. Ze kunnen niet wandelen of douchen. Ze zien of horen hun familie niet, en met een beetje geluk hun advocaat.
“Ondertussen spelen die cipiers bierpong op wandeling waar de gedetineerden zouden moeten luchten. Je kunt je voorstellen wat voor frictie en haat dat veroorzaakt. Die stakers beseffen niet dat ze de hele maatschappij verkrachten. Met de blote vuist. In de anus.
“Iedereen wil meer verlof, meer geld en comfortabeler werken. Maar de pot is leeg. De toekomst van de samenleving wordt totaal verziekt door dat rechtsmisbruik genaamd stakingsrecht.”
En ten gronde, bij justitie?
Mounir: “Op papier hebben we veel rechten, maar in de rechtbank blijkt dat een huiszoeking niet per se correct hoeft te gebeuren als iemand verdacht wordt van ernstige feiten.
“Als minister Jan Jambon zegt dat hij het ‘onbegrijpelijk’ vindt dat Sven Mary als advocaat van Salah Abdeslam niet mee zorgt voor een gepaste straf, dan is hij te lomp om het te begrijpen, of een populist. Als een politicus niet duidelijk kan maken dat rechten en procedures er zijn om iedereen te beschermen – van een Escobar tot een fietsendief – dan krijg je situaties waarin een Trump kinderen van hun ouders kan scheiden. Mensenrechten zijn volledig gedecimeerd tot principes die af en toe uitkomen, maar meestal in de weg lopen.
“Leg uit dat iedereen zijn rol heeft. De mensen zullen even kwaad zijn, maar uiteindelijk interesseert de rechtsstaat hen geen bal. Ze willen gewoon, laten we eerlijk zijn, de nieuwste iPhone.”
Omar: “Dat is toch een veralgemening.”
Mounir (onverstoorbaar): “Mensen willen materiële dingen. Ze offeren alles op, privacy incluis, voor een waardebon van 20 euro. Op dit ogenblik is het zeer pover gesteld met de rechtsstaat.”
Is dat iets van de laatste jaren?
Mounir: “Dutroux was de eerste mokerslag, 9/11 de tweede. En wat zagen we vorig jaar? Een flik die plots zegt: deze 37 mensen mogen Tomorrowland niet binnen. Zonder motivatie. Dat is eigenlijk een politiestaat. En onze minister van Binnenlandse Zaken – ik heb hem al een gebrek aan kwaliteit toegedicht – vindt dat blijkbaar allemaal oké. Ik vind dat onbegrijpelijk, in onze mooie rechtsstaat. Stel je voor dat jij in de luchthaven uit de rij wordt gehaald en het vliegtuig niet op mag. Waarom niet? Daarom.”
Omar: “Ik moet nu spontaan terugdenken aan mijn broer die vroeger geweigerd werd aan de deur van een discotheek en zei: ik ga rechten studeren. Misschien hebben wij daarom zoveel moeite met die willekeur.”
Jullie zijn procedurepleiters. Die zijn niet populair.
Mounir: “Ik snap het probleem niet. Procedures zijn niet uitgevonden om agenten en procureurs het leven moeilijk te maken, maar dienen een doel: waarheidsvinding. In de serie Making a Murderer op Netflix wordt Brendan Dassey, een jongen met een IQ van 50, zeven uur lang verhoord door agenten die hem woorden in de mond leggen en een bekentenis afdwingen. Zonder advocaat. Dan zeggen mensen: ‘Hij heeft toch bekend?’ Ja, maar op welke manier? Dat is toch belangrijk?
“Het is zoals een klein kind dat met zijn pollen van het haardvuur moet afblijven. Dan zeg je vijf keer: dat is stout, blijf daar af. Anders luistert die toch niet. Van een kleuter naar een agent, dat is in de realiteit vaak een kleine stap. Als je niet zegt wat wel en niet mag, gebeuren er accidenten.”
Omar: “Wat is het gevaarlijkste? Een overheid die doet wat ze wil, willekeurig en als het haar uitkomt, of een man die de gevangenis verlaat door een fout, wat trouwens bijna nooit gebeurt? Die discussie wordt echt overschat.”
Het zijn toch vooral welstellende mensen die een advocaat kunnen betalen om fouten te zoeken?
Mounir: “Welkom in het echte leven. Real Madrid is ook de beste ploeg van Europa omdat ze Ronaldo hebben.”
De mannen genieten van het eten en bejubelen de chef (Omar: “Ik ben fan van die gast. En ik vermoed nochtans dat hij links is”), pesten een van de interviewers met zijn afkeer van Real Madrid, grappen over een misverstand (“Seks met bonen? Geen ervaring mee, maar ik kan je wel verdedigen”).
Omar zegt dat hij ooit in de politiek stapt, maar dat hij zijn broer ook heeft gevraagd om hem dan op zijn gezicht te slaan om hem weer bij zinnen te brengen. Mounir: “Te veel compromissen, te veel mosselsoupers. Moet uitermate vervelend zijn.”
De vraag is maar of politiek een stiel is voor een man die toegeeft dat hij soms ‘iets te veel zegt’.
Omar: “Na De afspraak zei iemand dat ik mediatraining moest volgen omdat ik te rechtuit en te agressief was. Maar mediatraining maakt iedereen hetzelfde en dat vind ik verschrikkelijk. Je moet je gedacht kunnen zeggen.”
Mounir: “Arrogant zijn, is dat erg?”
Omar: “Nee, maar het is ook niet nodig.”
Mounir: “What you see is what you get. We zijn geen twaalf jaar meer, hè.”
Omar: “Mocht ik daar opnieuw zitten, ik zou het allicht kalmer aanpakken. Van de boodschap neem ik geen woord terug, maar de verpakking: daarmee maak je je niet populair in België. Maar dat hoeft niet, ik ben geen charmezanger.”
Mounir: “Zodra je hier uit de maat stapt, ben je meteen arrogant of extravagant. Ik snap het probleem niet.”
Zou het kunnen dat die houding u soms parten speelt? Zoals in de klacht tegen Apache?
Omar: “Ik moest die dag een schild zijn voor mijn cliënt. Die man kreeg de korf vol, zijn zwangere vrouw werd er onwel van. Journalisten hebben hun verantwoordelijkheid. Als je schrijft dat iemand iets heeft gedaan, dan moet je dat checken.”
Joeri Dillen had zich wel kunnen afvragen of het slim is om te jobhoppen tussen de Antwerpse politiek en Land Invest Group.
Omar: “Apache heeft hem functies aangesmeerd die hij niet heeft uitgeoefend, op basis van een LinkedIn-profiel dat hij zelf niet had aangemaakt. De rechter heeft dat bevestigd.”
Dan nog is het een interessante vraag: kan iemand die rollen na elkaar opnemen?
Omar: “Je mag daar vragen over stellen, maar er niet, zoals Apache, de verkeerde antwoorden op geven. En het is niet omdat de rechter ons ongelijk gaf, dat Apache wel gelijk kreeg. Rechtbanken zijn enorm voorzichtig in het veroordelen van journalisten.”
De klacht werd geïnterpreteerd als intimidatie omdat Dillen 100.000 euro eiste. Apache zou bij een veroordeling de boeken moeten sluiten.
Omar: “Denkt u dat? Ze hebben dat geld met één avond in de Roma verzameld. Ze hebben zichzelf populair gemaakt door de underdog te spelen, want het was bijna gedaan met Apache. Maar niet op de kap van mijn cliënt. Ik vind dat je zoiets mag voorleggen aan de rechter. Wat is daar mis mee?”
Er zijn toch andere schikkingen mogelijk?
Omar: “De Raad voor de Journalistiek? Komaan. Wat gaan die doen? Nu, we hebben de rechtbank blijkbaar niet voldoende kunnen overtuigen en we hebben geen beroep aangetekend, dus proficiat Apache.”
Waarom geen beroep?
“Dat is beroepsgeheim.”
Jullie website is ook atypisch. Strakke pakken, gedweep met sigaren en whisky, de slogan: ‘Let’s prepare and go to war!’ Is daar lang over nagedacht?
Mounir: “De meeste advocaten schrijven op hun site: ik ben die en die en ik heb op die universiteit rechten gestudeerd in dat jaar. Ja, who gives a fuck?”
Een vriend zei dat u met die specifieke stijl ook uw doelgroep aanspreekt. De drugsdealers, dus.
Omar: “Wij voelen ons goed bij een bepaalde esthetiek en het een is een gevolg van het ander, maar het is niet zo bedacht. Dat zou te kunstmatig zijn. Al zou ik mij niet graag laten verdedigen door een advocaat op versleten Air Max-sneakers. Dat heeft te maken met zelfrespect. Trouwens, wat dachten jullie na die uitzending? Kwal?”
Onze jurypunten kreeg u niet meteen.
Omar: “Pas op, ik kan daarmee lachen hoor. Op onze site staat een quote: I’m in a winning state of mind. 24/7. 365. Op Twitter had iemand daar toen 364 van gemaakt. Fantastisch. Je moet met jezelf kunnen lachen.
“Nu, mocht Mounir in die televisiestudio gezeten hebben, het land zou te klein zijn geweest. Hij is veel sneller geagiteerd. Ik ben de lieve van ons twee.”
Mounir (knipoogt): “Ik kan ook lief zijn.”
Hoe populair zijn jullie in jullie sector? Een collega-advocaat noemde jullie arrogant en groen achter de oren.
Mounir (blaast): “Moet je dan wachten tot je 60 bent om je mond open te trekken? Dit land kan wel wat schwung gebruiken. Wij houden van wit-zwart, dat is toch leuk? Vandaag zien we trouwens steeds meer jonge kantoren die zich ook zo profileren.”
In jullie kantoor hangen portretten van Don Draper uit Mad Men en Patrick Bateman uit American Psycho. Zonder stijl kom je niet aan jullie muur te hangen?
Omar: “Peter Vandenbempt hangt er ook en zijn hemden zou ik niet kopen. Hem adoreer ik het meest. Zijn woordenschat en inzicht, ik vind dat orgastisch.”
Mounir: “Zie, we blijven verrassen en dat is mooi.”
Omar: “Er hangt van alles aan die muur, van José Mourinho tot Martin Scorsese. Dat is mijn wall of inspiration. Als ik ’s avonds stikkapot ben na een lange werkdag en ik moet nog twee uur doorknallen, dan kijk ik naar die muur. Zij motiveren mij. Dat is geen verkoopspraatje, maar de realiteit.”
Wat hebben jullie door dit werk geleerd over de menselijke aard?
Mounir: “Er zijn veel slechte mensen, van nature. Sommige mensen plegen een moord of een gruwelijk feit en betonen daar geen spijt voor. Ze vallen je wel maandenlang lastig over hun auto die in beslag is genomen.
“Maar er zijn er ook die, gelukkig maar, na de gevangenis op een andere manier door het leven proberen te gaan.”
Wat willen jullie nog bereiken in dit vak?
Mounir: “Er is nog veel te bereiken. Elke strafpleiter heeft de ambitie om de relevante zaken te pleiten, en dat lukt ons zeer aardig voor de drugszaken.
“Er zijn ook een paar principebeslissingen die we willen halen: dat de procureur in de rechtbank naast de rechter zit en niet naast ons, zoals in Amerika, is mij echt een doorn in het oog. We hebben dat al eens geattaqueerd in het Hof van Straatsburg en dat is net niet gelukt, maar dat is iets wat we niet loslaten.”
Omar: “En ooit een bijkantoor in New York, dat zou fantastisch zijn. (lacht) Die stad pakt mij.”
Omar, u hebt een jonge dochter. Hoe moeilijk is de combinatie?
Omar: “Ik moet toegeven dat ik het steeds moeilijker vind om een balans te vinden. Maar hoe ouder ik word, hoe meer ik besef dat ik mijn verantwoordelijkheid moet nemen als pater familias. Dat is niet gemakkelijk.”
Mounir: “De werkuren zijn stevig. Zes op zeven, van ’s morgens tot ’s avonds.”
Omar: “Het is een werkpunt, samen met mijn mediaoptredens.” (grijnst)
Vorig jaar verloor u uw kind net voor de bevalling. Mogen we vragen hoe het laatste jaar is geweest?
Omar: “Ja, slecht natuurlijk. Dat is het ultieme drama en ik wens het mijn ergste vijand niet toe. Ik vind daar weinig woorden voor. Ik vraag me zelf af hoe ik dat jaar ben doorgekomen. Dankzij mijn sterke vrouw. Door me op het werk te storten. Dat is niet noodzakelijk goed, maar ik heb ook een winkel draaiende te houden. Dankzij mijn dochter, die het honderdduizend procent waard is om mijn glimlach boven te halen. Ik ben niet meer dezelfde jongen als daarvoor, maar ik probeer mijn glimlach niet te verliezen.”
Waarin vindt u troost?
Omar: “Ik heb veel, en dat klinkt pathetisch, filosofie gelezen. Ik was daarvoor al best wel een Seneca-fan en dat is alleen maar erger geworden. Ik ben verzot op die zot. Ik vind dat je in de literatuur vaak heel veel troost vindt. Voor mij is dat een pleister op de ziel.”
We vernamen dat u graag Dirk De Wachter leest. Jullie lijken mijlenver van elkaar af te staan.
Omar: “Dat begrijp ik. Misschien net daardoor. Hij houdt van Leonard Cohen, die ik geweldig vind. Dat schept een band. En ik vind het bewonderenswaardig, de ongelooflijke soberheid waarmee hij omgaat met de uitdagingen van het leven.
“In mijn privéleven leg ik andere klemtonen. Hoop ik. En dan ontdek ik van die figuren als De Wachter, die zo anders zijn dan ik dat ik denk: van die gast kan ik nog wel iets opsteken. Zelfontplooiing zie ik als een opdracht, en hij kan mij accenten meegeven waar ik veel mee kan aanvangen.”
Mounir, bent u ook anders thuis?
Omar: “Hij stemt thuis helemaal niet overeen met hoe hij professioneel is.”
Mounir: “Ik ben veel rustiger en ik heb niet graag ruzie, terwijl ik daar in de rechtbank niet van wegloop. Daarom trek je die toga aan: je voelt dan dat je naar de rechtszaal gaat.”
De opnamebandjes worden afgezet. De heren bestellen nog een glas wijn, halen de sigaren boven – met een blinkende snijder – en blijven nog lang napraten.
En, geloof het of niet, twee dagen later kruipt Omar, zoals elk jaar, in een tent op de camping van Rock Werchter.