Moeten we nog bidden voor Parijs?
Eén jaar na de traumatiserende terreuraanslagen in Parijs en de oproep #prayforparis trok Stef Selfslagh naar de getroffen stadswijken, op zoek naar echo's van de kalasjnikovs. Een persoonlijk verslag.
Parijs, maandagavond 31 oktober, 23 uur, Boulevard Voltaire. Ik sta voor de gevel van Le Bataclan, de concertzaal die op 13 november 2015 door een Frans-Belgisch terreurgezelschap in ons collectief geheugen werd geknald.
Terwijl mijn hoofd eerste indrukken verzamelt, word ik opgeschrikt door het gejoel van een groepje feestvierders. Ik draai me om en zie een tiental Halloweeners, uitgedost in skeletpakken en bebloede dodenmaskers. Dat het dragen van die outfit op een plek waar vorig jaar negentig mensen werden vermoord als een tikje ongepast ervaren zou kunnen worden, lijkt geen seconde in hen op te komen: ze wandelen lachend en fikfakkend voorbij de plek des onheils, in de richting van de Place de la République.
Door de open ramen van een appartement aan de overkant van Le Bataclan weerklinken de geluiden van een huiskamerfuif: 'I'm gonna live forever', zingt Irene Cara. De aanwezigen produceren euforische 'woehoes!', de volumeknop krijgt nog een extra ruk naar rechts.
Ik vraag me af hoe ik me bij dat gefuif zou voelen, mocht ik hier staan als nabestaande van een van de slachtoffers. Blij omdat het feestgedruis één jaar na de feiten bewijst dat 'de terroristen ons niet klein gekregen hebben'? Of triest omdat de mensen in dat appartement nog wél kunnen feesten 'en mijn betreurde vrouw/broer/zus niet meer'?
Omdat de Parijse herfst zich uitzonderlijk mild toont - de thermometer geeft nog altijd een jolig stemmende 14 graden aan - ga ik nog iets drinken op het terras van café A La Folie, op 200 meter van Le Bataclan. Het terras barst uit zijn voegen: mensen drinken, roken, praten en kussen comme si de rien n'était.
'Je Suis En Terrasse' luidde de uitdagende hashtag waarmee de Parijzenaars meteen na de aanslagen lieten weten dat ze niet van plan waren om hun liederlijke levensstijl op te geven. Daar was duidelijk geen woord van gelogen.
Knalrood en springlevend
De volgende dag sta ik met fotograaf Karoly Effenberger opnieuw aan de Boulevard Voltaire om Le Bataclan in volle daglicht te taxeren.
Boven de hoofdingang van de concertzaal prijkt sinds vier dagen een nieuw logo. Het is knalrood en een stuk schreeuweriger dan zijn voorganger. Alsof Le Bataclan met het oog op zijn nakende heropening alvast zijn springlevendheid wil benadrukken.
Aan een lantaarnpaal voor het Bataclan-café is een geplastificeerd A4'tje bevestigd waarop een anonieme vrouw zich van haar meest vredelievende kant laat zien: "Je refuse de haïr, de juger et d'exclure. Je veux aimer. Je suis heureuse et vivante. Merci." Het is moeilijk om de gedachte te onderdrukken dat die tekst weleens geschreven zou kunnen zijn door een Bataclan-overleefster.
Naar schatting elke vijf minuten komen er toeristen langs om de tegen wil en dank mythische façade van Le Bataclan te fotograferen. Terreurtoerisme: het zou me niet verbazen, mochten sommige tourorganisatoren er al een winstgevende specialiteit van hebben gemaakt. 'Book your Paris Terror Tour here!'
We gaan de hoek om en wandelen de Passage Saint-Pierre Amelot in: de smalle straat waarin de zijuitgangen van Le Bataclan zich bevinden. De passage werd wereldberoemd nadat Le Monde-journalist Daniel Psenny vanuit zijn appartement in het steegje de ontsnappingspogingen van een aantal Bataclan-bezoekers filmde.
Hier lagen vorig jaar lijken op de weg, gleden vluchtende concertgangers net niet uit over het bloed, werden gewonden over het asfalt meegesleurd en bengelde een zwangere vrouw minutenlang hulpeloos uit een raam. Vandaag is de Passage Saint-Pierre Amelot weer gewoon wat élke passage in Parijs is: een onbeduidend hulpstuk van de straten die er écht toe doen, de boulevards en de avenues.
Voor de deuren waardoor een jaar geleden mensen in paniek naar buiten stormden, staan studenten van de Ecole de Commerce et de Communication, een school tegenover de zijgevel van Le Bataclan, rustig een sigaretje te roken. Na de aanslagen, zeggen ze, hebben ze een paar dagen geen les gehad: de Passage Saint-Pierre Amelot moest eerst grondig schoongemaakt worden. Maar zodra ze opnieuw naar school mochten, hebben ze snel weer hun vertrouwde rookplekje voor de deuren van Le Bataclan ingenomen. Gewoonten sterven minder snel dan mensen.
Het Spic & Span-gehalte van Le Bataclan voelt misplaatst aan. Je verwacht dat een gebouw waarin zo'n tragische gebeurtenis heeft plaatsgevonden, een zekere deemoed uitstraalt. Dat het zich bewust is van de vele laatste adems die er zijn uitgeblazen en zich wat terughoudend opstelt. Maar in plaats daarvan lijkt het alleen maar blij te zijn met zijn nieuwe logo, zijn propere ramen en zijn herschilderde muren. Gebouwen, zo blijkt eens te meer, trekken zich geen bal aan van de tr
agedies die zich tussen hun muren afspelen. Schrob het bloed van hun vloeren, hang hun deuren recht en ze kunnen weer onbekommerd doen wat ze altijd al gedaan hebben: een gebouw zijn.
Op zaterdag 12 november wordt Le Bataclan eindelijk weer een concertgebouw: Sting zal er dan het eerste concert in een jaar spelen. Vier dagen later staat - of all people - de gewezen drank-, drugs- en Kate Moss-verslaafde Pete Doherty op de affiche. Ook een overlever, in zekere zin.
Tergend onschuldig
De volgende stopplaats op onze kalasjnikov-route is het kruispunt van de Rue Bichat en de Rue Alibert. Ook hier bevinden zich twee horecazaken die niets anders dan een oord van plezier wilden zijn, maar sinds vorig jaar een terreurlocatie genoemd worden: bar Le Carillon en restaurant Le Petit Cambodge. Vijftien tergend onschuldige doden moesten hier na de doortocht van Abdeslam & co. geborgen worden. De politie kwam zand tekort om de bloedsporen op de trottoirs te bedekken.
"Geen idee", antwoordt de barman van Le Carillon wanneer we hem vragen of zijn café op zondag 13 november open zal zijn. "Als het aan ons ligt wel. Maar de kans bestaat dat le président de la république hier wat herdenkingswoorden komt uitspreken. In dat geval zullen we van de veiligheidsdiensten wel móéten sluiten." Hij kijkt erbij alsof de veiligheidsdiensten in kwestie wat hem betreft de hoogste Parijse boom in kunnen.
Herdenken of niet herdenken, dat is deze week in vele bistrots het onderwerp van discussie. Volgens sommigen is zelfs de kleinste plechtigheid naar aanleiding van de eerste verjaardag van de aanslagen er één te veel: elke dag waarop je treurt in plaats van lacht, winnen de terroristen, luidt het. Anderen vinden dan weer dat het níét herdenken van de terreurdaden van weinig respect voor de slachtoffers zou getuigen.
Een mooi voorstel tot compromis staat in zwarte letters op een stukje muur recht tegenover Le Petit Cambodge: "Un anniversaire / Pour la plaie / Nous en ferons une fête / Attachons des ballons / Pour la plaie / Souhaitons lui de grandir / Ces sacrifices comme offrande / Puisse-t-elle s'élever / Et être sanctifiée". Vrij geïnterpreteerd: "Laten we er een feest van maken, van de herdenking van onze tragedie. Met ballonnen en alles erop en eraan. Alleen dan zullen de offers die we gebracht hebben, zinvol zijn."
In Le Carillon geen terugblikkende teksten of glimmende herdenkingsplaten, wél krijtborden waarop de happy hours van het café worden aangekondigd: van 16.30 tot 20 uur. Dat zijn véél happy hours voor een bar die een jaar geleden nog de hel was, kan ik niet nalaten om te denken. Maar ik voel me meteen schuldig: je kunt de mensen die hier werken niet genoeg happy hours toewensen.
Het is l'heure de l'apéritif, de Parijzenaars hebben een vrije dag, het terras van Le Carillon is aardig volgelopen. Een meisje laat zich om onbekende redenen verleiden tot een vreugdedansje. Een jongen zoent zijn vriendin zacht op de neus. Een man neemt een van zijn kameraden in een vriendschappelijk bedoelde houdgreep. En ondertussen voert het cafépersoneel dienbladen vol Ricards en Pernods aan. Ongeveer zo moet dit terras er op vrijdagavond 13 november 2015 omstreeks 21.24 uur hebben uitgezien.
Wat zouden de mensen die hier in volle vrijdagavondroes zijn neergeschoten nog gezegd of gehoord hebben in de seconden voor de fatale kogels hun lichaam bereikten? 'Trouw met me'? 'Je bent me nog 20 euro schuldig'? 'Laten we ons appartement verkopen en in Bali gaan wonen'? 'Je bent een eikel'? 'Ik hou van jou'? Ik hoop het laatste, maar weet dat het leven geen Disney-film is.
Op de muren van L'Ecole Maternelle Parmentier, even voorbij Le Petit Cambodge, zijn panda's, konijntjes en giraffen getekend. Zouden ze op magisch-realistische wijze hun ogen gesloten hebben toen de terroristen hier om 21.25 uur met hun wapens in de aanslag voorbijreden? Zouden ze de buurtbewoners in de weken na de aanslagen af en toe een stille, maar bemoedigende knipoog gegeven hebben? Of is tegen sommige vormen van verdriet geen lieftalligheid opgewassen? Ik vrees het laatste, maar hopen is niet verboden.
Plezierleventjes
Er is veel gefilosofeerd over de betekenis van de locaties waar de aanslagen plaatsvonden. De terroristen wilden kosmopolitisch Parijs treffen en hebben daarom toegeslagen in zaken waar hoogopgeleide Parijzenaars hun bevoorrechte plezierleventjes leiden, luidde de meest gangbare theorie. En het zal inderdaad wel geen toeval zijn dat vrijwel alle doden vielen in de hippe uitgaansbuurten van het tiende en elfde arrondissement.
Maar terwijl we op het kruispunt van de Rue de la Fontaine-au-Roi en de Rue Faubourg du Temple staan en kijken naar de eveneens beschoten terrassen van café A La Bonne Bière (vijf doden) en pizzeria Casa Nostra (geen doden), lijkt het me aannemelijk dat er in de selectie van de doelwitten ook een veel pragmatischer criterium heeft meegespeeld. Letterlijk álle terrassen die de terroristen met hun moordende kalasjnikovs bezochten, zijn namelijk hoekterrassen. En een hoekterras, dat wil zeggen: twee keer zoveel terrasruimte, twee keer zoveel potentiële slachtoffers. Ik wil best geloven dat terroristen bij het bedenken van hun gruwelijke performances conceptuele rechtlijnigheid nastreven, maar finaal telt toch vooral het aantal slachtoffers dat ze maken.
Wanneer we in A La Bonne Bière een praatje proberen te slaan met de ober, krijgen we prompt een naamkaartje overhandigd.
"Appelez notre attaché de presse, s'il vous plait." Dat een doodgewoon café het nodig vindt om een woordvoerder in te huren: het bewijst dat we in verontrustende tijden leven.
Toch is het mooi dat de getroffen horecazaken één jaar na de feiten bijna allemaal weer up and running zijn. Niemand had raar opgekeken wanneer de getraumatiseerde eigenaars hun zaak van de hand hadden gedaan en op Toscaanse heidevelden schapen waren gaan kweken. Maar ze hebben hun rug gerecht en zijn - sommigen al na drie weken, anderen pas na vier maanden - met hernieuwde moed weer in hun bar of restaurant gaan staan. Dat ze vervolgens verkiezen om zich met hun klanten bezig te houden in plaats van met journalisten te keuvelen: neem het hen eens kwalijk.
Er is maar één 'treize novembre'-zaak die haar klantenaantal na de aanslagen spectaculair heeft zien dalen: pizzeria Casa Nostra. De eigenaar van het restaurant zou de beelden die zijn bewakingscamera op 13 november maakte voor 50.000 euro verpatst hebben aan de Britse krant The Daily Mail. De lijken smeden terwijl ze nog warm zijn: daar hadden zelfs de habitués van Casa Nostra weinig begrip voor. Ze bestellen hun pizza margherita voortaan elders.
Star Wars
Op het bescheiden terras van café La Belle Equipe in de Rue de Charonne werden vorig jaar negentien mensen geëxecuteerd. En toch mag er in het café opnieuw gelachen worden. Dat blijkt wanneer ik er naar het toilet ga: boven de wasbak hangt een kaartje met een afbeelding van Star Wars-held Yoda en de tekst: "L'eau pour faire couler. Fort les boutons rouge il faut tourner. Que la force soit avec vous." Een behoorlijk stuntelige grap, I know. Maar dat er zelfs in een met zoveel menselijke tragiek belast café nog een vorm van geestigheid mogelijk is, is een hele opluchting. Ook al schieten de terroristen nog zo snel, Star Wars-humor achterhaalt hen wel.
Op het internet circuleren beelden van La Belle Equipe die het woord bloedbad op een hartverscheurend accurate manier aanschouwelijk maken. Maar vandaag is dezelfde plek het toneel van stedelijke gezelligheid: jonge ouders trakteren er hun moegewandelde kroost op een chocomelk, verliefde koppels laten er hun koffie koud worden omdat ze het te druk hebben met in elkaars ogen te verdwijnen en eenzame gepensioneerden consumeren er behalve hun borrel ook een kortstondig gevoel van verbondenheid.
Op een inmiddels doorregend kaartje dat iemand aan de boom op het terras heeft gehangen, staan trotse woorden: "Ils ont essayé de nous enterrer. Ils ne savaient pas que nous étions des graines." 'Ze hebben ons onder de grond gestopt. Maar ze wisten niet dat we er ook weer bovenuit zouden groeien."
Woorden zoals deze suggereren dat de tijd als een versleten, maar vastberaden gommetje de pijnlijkste herinneringen aan de aanslagen heeft doen vervagen. Dat met de bloedsporen op het trottoir ook de knopen in de magen en de kroppen in de kelen zijn verdwenen.
Dat klopt natuurlijk niet helemaal. Tijdens onze tocht door de gekrenkte arrondissementen zagen we ook hoe pendelende Parijzenaars aan het stoplicht voor Le Bataclan steevast een gepijnigde blik op het gebouw werpen. Spraken we ook met jonge ouders die nooit meer samen naar een concert gaan zodat er in het geval van een nieuw drama toch een van hen voor hun zoon kan blijven zorgen. Hoorden we ook hoe sommige jongeren hun angst voor nog meer terreur hebben ingeruild voor een zorgwekkende woede ten opzichte van de Franse politieke klasse. En ontmoetten we ook mensen die liever niet op de gebeurtenissen wilden terugblikken omdat hun hart nog steeds naschokken voelt.
Maar de Parijse mode de vie is wel degelijk intact gebleven. Dit blijft de stad van vrijgevochten denkers, chronisch verliefde zielen en fijnbesnaarde charmeurs. De stad die je hart doet opgloeien en je hoofd doet duizelen. De stad die bruist en sprankelt als een pas geopend flesje Perrier.
'Een aanslag op onze manier van leven', werden de terreuraanslagen van vorig jaar genoemd. Zullen we afspreken dat we dat soort onheilspellend taalgebruik de volgende keer achterwege laten? Het is té veel eer voor de terroristen. En een schromelijke onderschatting van de veerkracht van de Parijzenaars. "Les Parisiens ont un fort esprit de résistance", zei de nachtwaker van ons hotel op de dag dat we hier aankwamen. "We willen de waarden van onze vrolijke, geseculariseerde stad koste wat het kost beschermen. Wanneer iemand ons bedreigt, zullen we onze frivole levensstijl alleen maar méér gaan etaleren."
Op zondag 13 november wordt er aan Le Bataclan een herdenkingsplaat voor de slachtoffers van de aanslagen onthuld. Laten we hopen dat het een mooiere plaat wordt dan het magere marmeren eerbetoon dat tussen de tegels van de Place de la République in de grond werd gemoffeld. Maar zelfs mocht het een memoratief gedrocht blijken te zijn: het ware eerbetoon aan de slachtoffers komt van al die Parijzenaars die het afgelopen jaar hun tranen hebben gedept en hun joie de vivre hebben teruggevonden.
Hoop haalt het altijd van vertwijfeling. Dat zeggen ze er tijdens de terroristenopleiding vast niet bij.