Vrijdag 09/06/2023

Misschien helpt een schietgebedje

In tegenstelling tot wat men over het algemeen gelooft, is het niet de jury van een literaire prijs die bepaalt wie er met de eer en de hoorn des overvloeds gaat lopen, maar wel het clubje intimi dat het voor het zeggen heeft wanneer het erop aankomt die jury samen te stellen. Vijf academici op leeftijd zullen een heel andere keuze maken dan een stelletje beeldenstormers van in de twintig. Dat geldt ook voor de Man Booker Prize, die volgende week maandag wordt uitgereikt. Door Marnix Verplancke

at het met de samenstelling van de Man Booker-jury na een paar jaar van opzichtige profileringsdrang - in 2002 kwam Man erbij en wou men de prijs een dynamischer en populairder profiel geven - stilaan goed aan het komen is, zagen we vorig jaar al. Na Yann Martels toch wel heel lichte Life of Pi van drie jaar geleden en het - laten we eerlijk zijn - grappige maar futiele Vernon God Little van DBC Pierre een jaar later, ging de prijs nog eens naar een grote, meesterlijke en relevante roman: Alan Hollinghursts The Line of Beauty. Afgaand op de samenstelling van de jury van dit jaar wordt de man of vrouw die volgende week met 50.000 pond en een gegarandeerde bestseller gaat lopen, iemand van dezelfde statuur. Met figuren als John Sutherland, emeritus hoogleraar en columnist voor The Guardian, Lindsay Duguid, redacteur fictie bij Times Literary Supplement en schrijfster Josephine Hart, bij ons vooral bekend van het verfilmde Damage, heeft men immers voor degelijkheid gekozen, en dat blijkt ook uit de shortlist.

Laten we maar meteen met een boegbeeld van die degelijkheid beginnen: John Banville, in lang vervlogen tijden al eens genomineerd met The Book of Evidence en nu present met The Sea. In deze roman volgen we Max Morden - hij is al even levenslustig als zijn naam doet vermoeden - naar een Iers kustplaatsje waar hij op elfjarige leeftijd ingewijd werd in de liefde. Ook de familie Grace was daar toen immers op vakantie en na een hevige verliefdheid gevoeld te hebben voor de moeder, stelde hij zich uiteindelijk tevreden met dochter Chloe. Wie Rob de Nijs-achtige toestanden verwacht, onthoude zich beter van Banville, want niet dit tieneravontuurtje staat centraal in The Sea, maar wel de manier waarop dit zijn verdere leven bepaald en uiteindelijk verpest heeft. De onmiddellijke reden waarom Morden naar het vakantieplaatsje afgezakt is, ligt dichter bij het heden: de dood van zijn vrouw Anna, die een jaar tegen een slopende kanker heeft gevochten. Eenzaam denkt Morden terug aan haar en aan zijn kindertijd en beseft dat zijn leven een spookhuis is geworden.

Wanneer je aan Banville vraagt wie zijn grote literaire voorbeeld is, zegt hij meteen Samuel Beckett, en dat blijkt ook uit The Sea. Stilistisch is het een superieur boek, het beste van de genomineerde zes, en dit omdat Banville net als zijn voorbeeld van iedere zin een tot de pure essentie teruggebracht kunstwerk wil maken. Automatisch ga je trager lezen, laat je je hypnotiseren door het ritme van de taal en zit je vast. En vastzitten is wat Morden - en bij uitbreiding alle Banville-personages - overkomt. Hij wordt overspoeld door verdriet, kan niet meer fatsoenlijk praten, drinkt te veel, raast, fluistert en verzet zich als een al te vaak neergeslagen held, maar ontkomen aan de realiteit kan hij niet: de zee van het bestaan keert in haar bittere onverschilligheid iedere keer terug.

Ook al zitten we op onze blote knieën en proberen we iedere ochtend tussen acht en halfnegen via telekinese de juryleden zijn kant op te duwen, de kans dat Banville zijn verdiende loon krijgt, is klein. Daarvoor is zijn roman te onevenwichtig: te veel stijl en te weinig plot, te veel geest en te weinig lichaam en vooral ook te veel donkere regenwolken en te weinig zonneschijn, maar wij houden daar wel van.

Al even weinig kans - toch als we de bookies mogen geloven, en opnieuw hopen we dat het niet waar is natuurlijk - maakt Ali Smith met haar voortreffelijke The Accidental, in het Nederlands vertaald als De toevallige. Ook in deze roman wordt er op vakantie gegaan en wel door de Smarts: vader Michael, die literatuur doceert maar liever de poesjes in het donker knijpt dan fatsoenlijk examen af te nemen, moeder Eve die succesromannetjes schrijft over de levens van anderen, zoon Magnus, een computernerd door wiens toedoen - een pornocollage maken met Photoshop en het hoofd van een klasgenote op een vrouwenlichaam plakken waarvan alle gaten te zien zijn - een meisje zelfmoord pleegt en ten slotte de twaalfjarige Astrid, die de wereld, als was ze een toerist, alleen maar door haar Sony-camera bekijkt. Qua vervreemding kan dit disfunctionele gezin zijn mannetje staan, maar daar komt verandering in wanneer, terwijl ze in een vakantiehuis in Norfolk verblijven, ene Amber opduikt. Ze heeft autopech, vertelt ze, en kan ze niet even binnenkomen. Voor ze het weten zitten de Smarts met een logeetje waar ze niet meer van afkomen en dat hen elk op hun eigen manier in aanraking zal brengen met de werkelijkheid.

The Accidental is een stuk toegankelijker dan Hotel World, waar Smith drie jaar geleden ook al voor genomineerd werd, maar Smith blijft toch Smith en de jury zou al heel avontuurlijk aangelegd moeten zijn om haar de hoofdvogel te gunnen. Voor wie echter houdt van een stilistische kwinkslag en bij tijd en wijle een literaire grap wel weet te pruimen, is dit een boek om bij te watertanden. Het bestaat uit drie delen, (bedrieglijk?) netjes begin, midden en eind genoemd, en in ieder deel komen de vier personages mooi op hun eigen manier aan bod. Astrid is bijvoorbeeld een heel overtuigende tiener en Michael beschrijft zijn ondergang in een lang gedicht. Smiths taal sprankelt van de spitsvondigheid zonder vals of geforceerd aan te voelen, en daar herken je een grote aan.

Helemaal als outsider wordt Sebastian Barry beschouwd, met zijn A Long Long Way. Sommigen opperden zelfs dat het een schande was dat hij op de shortlist stond en grootheden als Rushdie en Coetzee niet, wat raar is aangezien de eerste stilaan de contouren van een door zelfmedelijden geplaagde dino aanneemt en de tweede maar blijft doordrammen over zijn betweterige zuurpruim van een Costello-madam, en dat allemaal terwijl Barry niet alleen een interessant stukje Ierse geschiedenis bovenspit, maar daarbij ook nog eens een poëtische taal uit zijn pen tovert die hem zonder enige twijfel een zacht zitje in het clubje van William Trevor en John McGahern zal opleveren. Maar het is wel de poëzie van de horror, want een groot deel van de roman speelt aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Hoofdpersoon is Willie Dunn, een garnaal van een jongen die graag in zijn vaders voetsporen zou lopen en carrière maken bij de Dublinse politie. Omdat hij echter niet voldoet aan de lichamelijke vereisten en toch zijn land wil dienen, trekt hij maar naar het continent, om er tegen de Duitsers te vechten. Willie vertrekt als een politiek naïeve jongen, maar wat hij in de loopgraven meemaakt, gecombineerd met wat er op hetzelfde moment in zijn eigenste stad gebeurt, namelijk de Paasopstand van 1916, maakt dat hij niet langer kan geloven in de Britse mythe die vader hem altijd heeft voorgehouden. Fundamenteel is A Long Long Way - genoemd naar het liedje 'It's a Long Way to Tipperary' - een roman over verlies. Voor de Ierse nationalisten zijn Willie en zijn kompanen vuile verraders omdat ze voor Engeland gaan vechten en voor de Britse officieren zijn het laffe muiters die de oorlogsinspanningen willen ondermijnen omdat het Ieren zijn. Willie verliest er niet alleen zijn onschuld door, maar ook het meisje van wie hij houdt, zijn vader en uiteindelijk, een maand voor de wapenstilstand, zijn leven.

Maar wie zijn dan wel de kanshebbers? Ten eerste is er Kazuo Ishiguro met Never Let Me Go, in het Nederlands vertaald als Laat me nooit alleen. Hij won de Booker al eens met The Remains of the Day en heeft met zijn nieuwe roman opnieuw een prestatie geleverd om u tegen te zeggen, al hebben we er ook onze bedenkingen bij. Van doorslaggevend belang in dit boek is het internaat Hailsham, waar de onwetende vertelster Kath en haar vrienden Tommy en Ruth les volgen. Alles lijkt zo zijn gangetje te gaan. Er worden plannen gemaakt voor de toekomst en daardoor letten zij - en wij - aanvankelijk niet op de verdachte details van hun opleiding. Zo wordt er vooral heel erg over de lichamelijke gezondheid van de leerlingen gewaakt, met regelmatige medische onderzoeken, medicijnen die om onverklaarde redenen wekelijks ingenomen moeten worden en een absoluut rookverbod, terwijl de lessen en het lesmateriaal er schijnbaar niet toe lijken te doen. Pas later krijgen de leerlingen te horen dat ze in feite geen toekomst hebben. Zij zijn klonen, gekweekt voor hun organen en ooit zullen ze stelselmatig leeggehaald worden ten voordele van hun originelen.

Ishiguro plaatst het dystopiegehalte van zijn roman duidelijk op de achtergrond. Het gaat hem meer om - vandaar die titel - wat een toekomstloos uitzicht doet met de van nature in de mens aanwezige reflex tot liefde en wederzijdse zorg. Kath, Tommy en Ruth zijn het resultaat van een maatschappij waarin mensen geen afscheid willen nemen van hun geliefden en daarom willen blijven leven, maar dat betekent wel dat die klonen iedere kans op liefde en kinderen wordt ontzegd. Ishiguro is een crack in het uitpuren van de emotionele implicaties van zijn kloondilemma en de man weet zonder enige twijfel hoe hij mooie zinnen moet schrijven en spanning kan opbouwen, maar net zoals in Margaret Atwoods een jaar of vier geleden genomineerde Oryx & Crake doet het sf-gegeven het boek geen goed. Als lezer word je verondersteld al te ver mee te gaan in Ishiguro's kloonfantasie, wat de geloofwaardigheid op het spel zet en waardoor de stijl, de schoonheid en de zeggingskracht van het boek verloren dreigen te gaan. Vandaar dat we iedere ochtend tussen acht en halfnegen niet alleen een woordje doen voor Banville, maar er ook "en als het even kan liefst niet Ishiguro" aan toevoegen.

Meer kans op de prijs maakt Julian Barnes met zijn op ware feiten gebaseerde historische roman Arthur & George. In 1903 werd George Edalji, een jonge advocaat van gemengde Brits-Indische afkomst tot zeven jaar gevangenis veroordeeld omdat hij anonieme brieven gestuurd en dieren mishandeld zou hebben. Na zijn arrestatie bleven er afschuwelijk afgeslachte koeien en schapen opduiken en ook aan de stroom brieven kwam geen einde. Iedereen zag dat er iets niet in orde was, uitgezonderd de Britse justitie die pas na drie jaar en talloze protesten tot inkeer kwam. Maar Edalji's naam en carrière waren wel gebroken, wat hem ertoe aanzette genoegdoening te eisen. Die kreeg hij echter nooit, ook niet nadat Arthur Conan Doyle - de man die Sherlock Holmes het leven schonk - zich voor Edalji's lot ging inzetten. In korte hoofdstukjes die nu eens over Arthur en dan weer over George gaan, schetst Barnes ons een gedetailleerd portret van de levensloop van de twee mannen waaruit blijkt dat ze meer op elkaar leken dan ze aanvankelijk dachten. In feite zijn ze beiden nep-Engelsen, zo ontdekken we. George omdat hij een halve Parsi is en Arthur omdat hij - het was ons ook nog nooit eerder opgevallen - Schotse ouders had. En dat brengt hen op het spoor van de werkelijke oorzaak van de gerechtelijke wanpraktijken die Barnes tot in de kern van de Engelse ziel weet te traceren. Net zoals Dreyfus een slachtoffer van het antisemitisme was geworden, had Edalji drie jaar gezeten wegens zijn huidkleur. Dreyfus had zijn Zola en Edalji zijn Doyle, alleen is er nooit sprake geweest van een Edalji-affaire, wat volgens Doyle - en we mogen hier aannemen ook volgens Barnes - wijst op het onfrisse geurtje dat aan de Engelse identiteit kleeft.

Barnes is een geciviliseerd mens en zoals steeds merk je dat ook bij het lezen van Arthur & George. Het boek is met een zekere Britse afstandelijkheid geschreven, witty en tot in de puntjes verzorgd. Bovendien stelt het laat-Victoriaanse gegeven van de roman Barnes in staat vragen te stellen over de ongrijpbaarheid van het verleden - Conan Doyle komt zelf met een heel aannemelijke verdachte op de proppen maar moet nadien toegeven dat hij ernaast zat - en kan hij met de twee rijke levens die hij ter beschikking heeft verschillende kanten op om zijn eindeloos lijkende reeks uitweidingen en bedenkingen door de plot te weven. Barnes is altijd al meer een essayist dan een romancier geweest en dat blijkt ook in dit boek, waarin hij meerdere malen onze misschien wel achterhaalde neiging op de hak neemt om de literatuur in verschillende genres in te delen. Al bij al zou Arthur & George zeker een verdiende winnaar zijn, en als de prijs niet naar hem gaat zal dat wellicht te wijten zijn aan zijn net genoemde meanderdrang die het boek aan eenheid doet inboeten, of aan zijn al te grote perfectie qua stijl- en taalbeheersing. Te goed is ook niet goed, een rafelig randje hier en daar houdt de steriliteit op een afstand.

En dat is nu precies wat Zadie Smiths On Beauty, in het Nederlands nogal voor de hand liggend als Over schoonheid vertaald, wel heeft: rafels en flarden die altijd aan het denken zetten maar er nooit bij hangen als was de essentie er nu net afgescheurd. Deze roman is een grandioze hommage aan E.M. Forsters Howard's End, wat bijvoorbeeld al blijkt uit de openingszin: "One may as well begin with Jerome's e-mails to his father", wat een grappige knipoog is naar Forsters "One may as well begin with Helen's letters to her sister." Smith schrijft net als Forster over twee families met een volstrekt verschillende achtergrond die door de liefde en het lot met elkaar in contact komen en zo een prachtig beeld geven van de actuele hete hangijzers op het politieke, sociale, ethische en esthetische vlak. Hoe zij Forsters episode over de Vijfde symfonie van Beethoven beantwoordt met haar eigen gebruik van Mozarts Requiem is bijvoorbeeld magistraal.

Nu denkt u wellicht: miljaar, 't is zo een boek, maar dat is het dus net niet: zo een boek. Smith is een te knappe schrijfster om zich vast te rijden in eindeloos academisch gewauwel, en dat zul je in haar roman dan ook niet aantreffen. Wat er wel in staat, is vooral veel dialoog, wat een boek altijd schwung geeft, en een blijk van een open, humoristische en veelzijdige kijk op een wereld die steeds meer één en tezelfdertijd ook steeds fragmentarischer lijkt te worden, want als er een zaak is waar zowat al haar personages aan lijden, zal het wel contactarmoede zijn, verborgen onder een lawine van woorden.

De plot gaat over de highbrow progressieve Belseys die via hun zoon Jerome en diens trouwplannen met ene Victoria geconfronteerd worden met de veel populistischere en conservatievere Kipps. De vaders van deze beide gezinnen zijn Rembrandt-experts die in hun discipline recht tegenover elkaar staan en daardoor zo hun eigen kijk hebben op wat artistieke schoonheid is. En dat brengt ons bij de titel van het boek, die van de cover van een achttiende-eeuws filosofisch traktaat overgeschreven lijkt te zijn, maar in werkelijkheid toch heel hedendaags is. Want in de roman komen vele varianten van en vragen over schoonheid aan bod: van 'heeft schoonheid iets met goedheid te maken?' bijvoorbeeld tot 'welke rol speelt uiterlijk vertoon in ons leven?' Smith vangt de hele wereld in haar schoonheidsnetje en weet zo een prachtig hedendaagse fabel te verzinnen over het schone en het lelijke, gerechtigheid en misdaad en finaal liefde en overspel. Het is met andere woorden een grote, meesterlijke en relevante roman, en net als die van Hollinghurst vorig jaar heeft hij het woordje 'beauty' in de titel. Als dat geen teken is!

Marnix Verplancke

John Banville

The Sea

Picador, Londen, 264 p., 16,99 pond.

Julian Barnes

Arthur & George

Jonathan Cape, Londen, 360 p., 17,99 pond.

Sebastian Barry

A Long Long Way

Faber and Faber, Londen, 294 p., 12,99 pond.

Kazuo Ishiguro

Never Let Me Go

Faber and Faber, Londen, 263 p., 16,99 pond.

Ali Smith

The Accidental

Hamish Hamilton, Londen, 306 p., 14,99 pond.

Zadie Smith

On Beauty

Hamish Hamilton, Londen, 446 p., 10,99 pond.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234