Hemelpostaan Caroline Pauwels
Michael De Cock: ‘Mijn koninkrijk om nog een keer te zwemmen met jou, Caroline’
In Hemelpost zeggen we vaarwel aan hen die in 2022 zijn komen te gaan. Acteur, regisseur en auteur Michael De Cock schrijft een brief aan VUB-rector Caroline Pauwels, die op 5 augustus overleed. Ze werd 58 jaar.
Dag Caroline, ik denk nog vaak aan jou. Daarin ben ik niet alleen. Zoals ik ook vaak aan de dood denk, vermoedelijk omdat ik, net als jij, zo van het leven hou. Laatst vroeg ik me af wat te verkiezen is: een snelle dood, hoe onverdraaglijk ook voor wie achterblijft, zoals die van de immer stralende Wim Henderickx, met een zucht voor het ontbijt. Of de lange trage weg die jij bewandelde. Voor velen is het antwoord makkelijk, maar jou ging die trage danse macabre wel af. En traag en langzaam afscheid nemen kan zo mooi zijn voor nostalgici als wij. De eindeloze tango van ‘Ik ben er nog, ik ben er nog, ik ben er nog’.
Dag Caroline, ik denk nog vaak aan jou. Zoals ik ook vaak denk aan al wat we vergaten – hadden – moeten – zouden – kunnen… Dat begrijp jij vast, als notoir possibilist. We zouden gaan zwemmen op een ochtend in een zomer die een eiland was. Gerda D., jij en ik. We spraken af bij Altar van Kris Martin aan het strand van O. Een triptiek als venster op de wereld voor drie schavuiten. Maar het regende en we stuurden drie laffe katten die dag. Daar lachten we later om. Mijn koninkrijk om nog een keer te zwemmen met jou, même s’il pleut des cordes.
Dag Caroline, ik denk nog vaak aan jou. Zoals ik nog denk aan de gesprekken bij het vuur in het huis achter je huis. Waar vrij gedacht en gepraat werd en het veilig was om kwetsbaar te zijn. Aan onze lunches in de Vismet, waar je luisterde naar mijn zorgen. Op de Arkprijs van het Vrije Woord. Of die keer op de laatste Difference Day. Vanbinnen was je al een ravage, vanbuiten straalde je met je korte zilveren haren en gouden schoenen, zoals Elvis op zijn tweede gouden plaat. CP’s Golden Records N°2.
Dag Caroline, ik denk nog vaak aan jou. Zoals ik denk aan hoe ik bij je aanspoelde met een ruiker bloemen op de laatste dag van vorig jaar. Je nam me mee naar het woud om me de cirkels van bomen te tonen die Kristin Verhellen had laten aanplanten voor de slachtoffers van de aanslagen in Brussel. Ik weet niet goed meer wat we die lome namiddag zegden. Ik maakte met enige schroom foto’s van ons en warme jassen op een bospad. Schroom omdat ik vreesde dat we elkaar niet vaak meer zouden treffen, maar ook omdat ik niet wilde dat jij voelde wat ik dacht. Al voelden we het allebei.
Toen we terug thuiskwamen maakte je iets te eten. Je zoon, net terug uit het buitenland, at mee. Niets gepland of afgesproken. Alles ging vanzelf. We waren de wereld te snel af op die laatste dag van het jaar. Als we toen zo waren blijven zitten, Caroline, die laatste dag, ingehouden adem, zonder te bewegen, dan zaten we daar nu ongetwijfeld nog precies zo. Dat denk ik soms. Je kunt toch zomaar niet doodgaan, met geliefden om de tafel? Maar je kunt ook onmogelijk voor altijd roerloos blijven zitten. De tijd haalt je weer in. We hielden het nu maar even in handen. Ik liet je rusten om een uur of tien. Daarna volgden nog berichtjes, om me uit te leggen waarom je stil was, maar ‘ik zie je, ik lees je, ik volg je’, liet je me weten.
Dag Caroline, de krant vroeg me iets te schrijven. Je bent genoeg geëerd, voldoende gefêteerd. Dus dit is geen hommage. En ik stuur ook geen brieven naar de hemel. Alleen God weet hoe je zoiets frankeert. En niets zo triest als brieven die retour komen, ongelezen en nog dichtgekleefd. Dus prevel ik de woorden voor me uit, als een wanhopig en bezwerend schietgebed. En laat het leven, de liefde, en alle werk dat ons wacht, de hulde zijn die je verdient.
Dag Caroline, ik denk nog vaak aan jou. En nee, daarin ben ik niet alleen.
(‘Hemelpost’, naar een idee van ‘HP/De Tijd’)