Dinsdag 28/03/2023

‘Met die bruine rij ik niet samen’

We stonden voor gesloten deuren, dinsdagochtend 15 maart, aan het gebouw van Digipolis in Antwerpen. Binnen vond de presentatie plaats van de onderzoeksnota ‘Interne en externe problemen op de werkvloer voor werknemers van vreemde origine bij Lokale Politie Antwerpen’. Enkele allochtone Antwerpse politieagenten - er zijn er niet zo veel, dus kon een klein zaaltje volstaan - kregen bij een koffie en mineraalwater uitleg bij de PowerPointpresentatie. Met onder meer slide nummer 6, de vraag: “Wat gaan we doen?” Antwoord: “Transparante communicatie over de resultaten van het onderzoek naar alle betrokkenen.”

Agent Z. was een van de aanwezigen die ochtend. Hij vroeg of hij een kopie van het zonet gepresenteerde rapport mee naar huis mocht nemen. “Zo ver ging de transparante communicatie ook weer niet”, zegt agent Z. “Men zei dat de onderzoeksresultaten beter niet konden uitlekken.”

Volgens recent demografisch onderzoek is een derde van de Antwerpse bevolking op de één of andere manier allochtoon. Bij de lokale politie Antwerpen werken 2.600 mensen, van wie 2.200 operationelen en dus drager van een uniform. Om het aantal allochtone operationelen te tellen met vingers volstaan vier paar handen. Het zijn er 38.

Er zijn argumenten denkbaar waarom een onderzoek naar mogelijke problemen met “werknemers van vreemde origine” meer mensen kan aanbelangen dan de luttele genodigden die ochtend.

INDIANENVERHALEN

Sinds 1994 heeft Vlaanderen een decreet op openbaarheid van bestuur. Daardoor is elk bestuursdocument in principe openbaar, tenzij een goede reden om het niet vrij te geven aannemelijk kan worden gemaakt. We stuurden de Antwerpse hoofdcommissaris Eddy Baelemans en ook burgemeester Patrick Janssens (sp.a) een beleefde brief om te wijzen op het decreet, vergezeld van een bede om ons een kopie te bezorgen van het rapport. Op 23 maart kregen we antwoord, met de melding van een goede ontvangst. En daarna even niets meer.

Op 31 maart is de geheime studie dat niet langer, of toch niet volledig meer. Op de regionale pagina’s van onder meer Gazet van Antwerpen en Het Nieuwsblad wordt melding gemaakt van het onderzoeksrapport, en we lezen: “Uit de resultaten blijkt dat er geen racistisch klimaat heerst bij de politiediensten, maar dat heel wat werknemers van allochtone afkomst wel voelen dat ze zich dubbel moeten bewijzen.”

En verder nog: “De politie bracht de resultaten donderdag zelf naar buiten, naar eigen zeggen om te voorkomen dat indianenverhalen de kop zouden opsteken.”

Het onderzoek werd uitgevoerd door de eind de jaren negentig opgerichte dienst diversiteit van de lokale politie. De enquête, bij achttien van de 38 allochtone agenten, verliep in eerste instantie via een per mail in te vullen lijst met vragen als “Hoe ervaar je de dagelijkse werksituatie op het werkvloer?” en “Wat zijn je positieve/negatieve ervaringen?”

Niet alle deelnemers hadden een even groot vertrouwen in het verloop van het onderzoek. “De Antwerpse lokale politie staat nu eenmaal bekend als een werkomgeving waar racisme meer norm dan uitzondering is”, zegt een allochtone agent. “In de loop der jaren zagen wij veel collega’s met een Turkse of Marokkaanse achtergrond komen, en snel weer gaan. Dit korps sleept een zekere geschiedenis met zich. Het is niet toevallig dat een man als Bart Debie (veroordeeld tot vier jaar cel voor geweldplegingen tegen allochtonen en kort daarna overgestapt naar Vlaams Belang, DDC) carrière kon maken bij ons.”

Zo stond het ook in het arrest waarmee het Antwerpse hof van beroep de gewezen hoofdcommissaris in februari 2008 veroordeelde tot vier jaar cel: “Beklaagde heeft blijkbaar gedurende jaren een onaanvaardbaar gedrag tentoongespreid en werd daarbij beschermd door zijn oversten. Wie hem tegensprak of wie zich daarover beklaagde, werd gemuteerd met loonverlies.” Het arrest noemt in dat verband Serge Muyters, de directeur operaties en nummer twee in het politiekorps. Hij is nog altijd in functie en wordt door vele gekleurde agenten aangewezen als de brede rug waarachter hun oversten zich kunnen verstoppen als één van hen met een klacht over racisme naar de dienst intern toezicht stapt.

“Je doet dat één keer, en daarna niet meer”, zegt agent Z. “Men lacht je gewoon uit in je gezicht.”

Achttien deelnemers voor een enquête, dat is niet wat je noemt een niet te overzien geheel. Enkele agenten stuurden ons hun antwoorden door, zoals ze die daarvoor opstuurden naar de dienst diversiteit. Enkele fragmenten:

“Toen ik bij het team van de wijkagenten kwam, constateerde ik dat er regelmatig persoonlijke bezittingen van me verdwenen. Er was een Turkse collega die me de hand weigerde te schudden omdat sommige collega’s-wijkagenten vonden dat hij politieonwaardig is.”

“De meesten onder ons gaan bij verdachten van de eigen gemeenschap strenger optreden om niet de indruk te wekken partijdig te zijn. Als andere collega’s vriendschappelijk met ons omgaan, worden zij ook geviseerd en gewantrouwd. In die cultuur kan ik begrijpen dat ook neutrale collega’s zich van ons distantiëren.”

“Leden van de lokale recherche en van de FGP Noordersingel gaan op eigen houtje in het crimineel milieu op zoek naar informatie over ons, in de hoop toch maar iets te vinden. Systematisch worden geheime verslagen opgesteld. Als we dan voor een hogere functie solliciteren, worden die verslagen bovengehaald, en daar gaan onze kansen.”

“Het is een publiek geheim dat heel wat collega’s bij verantwoordelijken aankloppen met de mededeling: ‘Met die bruine rij ik niet samen.’ In plaats dat de leidinggevende officier die ongeoorloofde houding onmiddellijk afkeurt, brengt hij of zij eerder begrip voor vragende partij en zoekt men een oplossing in het belang van vragende partij.”

“In een bepaalde afdeling zijn er collega’s die collectief een baaldag nemen als ze weten dat ze moeten werken onder een gekleurde officier. Wanneer dat gebeurt, worden die collega’s ongemoeid gelaten, maar krijgt de gekleurde officier van de leiding verwijten: ‘Waarom meldt iedereen zich ziek bij u?’”

Racisme bij de Antwerpse politie? Niks van. Allemaal indianenverhalen. Is gebleken uit onderzoek waarvoor deze en andere getuigenissen werden ingestuurd.

NIET SAMEN IN EEN AUTO

Op 12 april ligt er een grote envelop in ons postvakje. In een begeleidende brief laat hoofdcommissaris Eddy Baelemans ons weten: “Geachte heer, ik verwijs naar uw brief van 15 maart (...). Als bijlage vindt u kopie van de onderzoeksnota.”

Kijk eens aan. Een maand nadat het rapport in besloten kring is toegelicht en twee weken nadat de Antwerpse lokale pers is ingeseind met de melding dat het allemaal snor zit met de integratie van 38 gekleurde agenten, hebben we het nu eindelijk zelf in handen, hét rapport. Het volledige rapport.

Het is een nogal summier document, veertien pagina’s dik slechts, waarin de auteurs lijken te willen aantonen dat zwart enerzijds wit is, maar anderzijds toch ook wel zwart. Pagina 9: “De meerderheid van de collega’s van vreemde origine bevestigt dat ze al problemen ondervonden naar aanleiding van hun afkomst. Het is echter opvallend dat velen van hen dit kunnen relativeren. Ze benadrukken dat de slechte ervaringen met een aantal medewerkers hen niet het gevoel geven dat het korps in het algemeen racistisch zou zijn.”

Pagina 12 (besluit): “De dienst diversiteit onthoudt dat collega’s van vreemde origine effectief problemen ondervinden die te maken hebben met hun afkomst, en dit zowel intern binnen het korps als extern binnen de private sfeer. Hierbij kunnen we gerust stellen dat de meerderheid van hen meer klachten heeft over de situatie binnen het korps dan buiten het korps.”

Een paar andere fragmenten uit het rapport:

“De deelnemers, collega’s van vreemde origine, hebben bij voorbaat grote twijfels bij dit onderzoek. Ook al ziet de meerderheid het als een positief signaal, toch hebben zij moeite te geloven dat er effectief iets mee zal worden gedaan.”

“Ze krijgen regelmatig te horen dat ze hun job of functie gekregen hebben vanwege hun huidskleur, in de volksmond ‘positieve discriminatie’ genoemd.”

“Ze worden regelmatig in probleemsituaties ingezet vanwege hun kennis van de taal of hun achtergrond. Dan vormt hun afkomst opeens geen bedreiging meer en staat hun meerwaarde buiten kijf. Het korps ‘gebruikt’ hen dus als het goed uitkomt.”

“Veel collega’s vertrouwen hen niet en zijn achterdochtig. Ze hebben de nodige vooroordelen. Volgens hen zouden collega’s van vreemde origine hun eigen gemeenschap bevoordelen en mensen binnen hun eigen gemeenschap beschermen. Het komt regelmatig voor dat medewerkers niet samen willen rijden met een ‘gekleurde’ collega. Daardoor zijn ze genoodzaakt om met elkaar buiten te rijden en vormen ze een eiland. Door dit alles ontstaat ‘stigmatiserend’ gedrag.”

“Is er wel sprake van racisme of discriminatie, dan stellen ze vast dat weinig leidinggevenden hun verantwoordelijkheid opnemen en hiertegen optreden. Ze hebben het gevoel dat deze problemen voor leidinggevenden een ‘ver-van-mijn-bedshow’ zijn en dat er weinig opgetreden wordt. Omdat ze vermoeden dat hun klachten niet ernstig worden genomen, hebben ze niet de neiging om hun klachten te melden.”

“Bijna alle collega’s van vreemde origine beweren dat hun klachten door intern toezicht zelden gevolg krijgen. Volgens hen worden klachten inzake racisme en discriminatie bijna nooit op een serieuze manier bestraft. Zo ontstaat bij hen de algemene indruk dat in het korps ‘alles mag en kan’. Het opleggen van alternatieve straffen, zoals het volgen van de opleiding ‘Omgaan met diversiteit’, wordt door hen meer gezien als een geschenk dan als een echte sanctie.”

Het lijkt dezelfde noodkreet te zijn als hoger geciteerd, zij het dan in iets diplomatieker bewoordingen.

‘ZE’ HEBBEN GEEN HUMOR’

Het rapport geeft ook een inzicht in hoe de meer dan 2.550 blanke agenten van de lokale politie tegen hun gekleurde collega’s aankijken. 110 onder hen kregen een vragenlijst toegestuurd, 82 agenten vulden die in. Een kleine bloemlezing:

“Collega’s van vreemde origine hebben lange tenen en voelen zich te veel geviseerd door uitspraken die niet rechtstreeks aan hen gericht zijn. Ze kunnen zelden lachen om ‘racistisch’ getinte moppen en nemen alles persoonlijk op. Ze hebben geen humor en gebruiken hun origine als wapen.”

“De meerderheid van de medewerkers is van mening dat collega’s van vreemde origine hun functie kregen vanwege hun afkomst: het korps zou hen ‘positief discrimineren’. Dit geldt vooral voor de dienst diversiteit. Er werden speciaal plaatsen opengesteld omdat zij van vreemde origine zijn. Dit heeft niets te maken met hun capaciteiten.”

“Verscheidene medewerkers zijn achterdochtig tegenover collega’s van vreemde origine. Ze praten altijd in hun eigen taal, zodat niemand hen verstaat. Ze geven hun eigen gemeenschap een voorkeursbehandeling en beschermen mensen binnen de eigen groep.”

“Los van het onderzoek stelde een aantal naaste medewerkers zich ook de vraag waarom de dienst diversiteit voor driekwart uit ‘vreemdelingen’ bestaat. Volgens hen is dit te wijten aan ‘positieve discriminatie’ en kregen de leden hun plaats binnen deze dienst cadeau.”

“De samenwerking met collega’s van vreemde origine wordt in vele gevallen als ‘gewoon’, ‘normaal’ of zelfs positief ervaren. Zij vinden dat origine niets te maken heeft met mogelijke spanningen, maar meer met het karakter van de betrokkene. Daarom vinden ze dit onderzoek niet echt gepast en zelfs overbodig.”

VOOR INTERN GEBRUIK

Vanuit zijn vakantieverblijf wees burgemeester Patrick Janssens ons er gisteren allereerst op dat het onderzoek er kwam op initiatief van korpschef Baelemans en in eerste instantie bedoeld was voor intern gebruik. “Ik had hier geen weet van tot op het moment dat we vernamen dat De Morgen het rapport opvroeg op grond van openbaarheid van bestuur”, zegt Janssens. “Wij zijn, voor zover ik weet, het eerste lokale politiekorps dat zo’n onderzoek uitvoert. Het lijkt me niet eerlijk als we daar nu op worden afgerekend.”

De studie toont wel aan dat agenten regelmatig weigeren een team te vormen met een gekleurde collega.

“Het gebeurt, dat valt niet te ontkennen. Ik verzet me wel tegen de bijvoeging dat dat ‘heel veel’ zou gebeuren. Het gebeurt, en het gebeurt ook soms om andere, persoonlijke redenen. De problematiek lijkt me redelijk vergelijkbaar met de situatie tien jaar geleden met vrouwen. Toen had je vaak mannelijke agenten die weigerden een team te vormen met de eerste vrouwelijke agentes, met het argument: ‘Als ik op café tussenbeide moet komen in een vechtpartij, dan wil ik een man naast mij.’ De studie was juist bedoeld om dit soort overtuigingen eruit te krijgen. Persoonlijke voorkeuren mogen niet meespelen.”

Een agent die zegt ‘Niet met die bruine’, wordt niet gestraft?

“Het is nog nooit zo ver gekomen dat het is geëscaleerd tot een conflict. Je pakt zoiets ook niet aan met tuchtsancties. Je moet het thema allereerst bespreekbaar trachten te maken, en daar was de studie nu juist voor bedoeld.”

Achtendertig gekleurde agenten op een totaal van 2.200, is dat niet erg weinig?

“Dat is weinig, maar voor die vaststelling hadden we de studie niet nodig. De diversiteit naar origine binnen ons korps is te klein. Voor vrouwen zijn we geëvolueerd naar 30 procent, voor allochtonen is dat 2 procent. We doen al jaren heel veel inspanningen voor meer diversiteit binnen het korps - kijk maar naar de wervingscampagnes van de voorbije jaren. Maar je stuit op hinderpalen: een laag slaagpercentage, de voor politiemensen verplichte Belgische nationaliteit. Het zal tijd kosten, maar het kan alleen lukken door er geleidelijk aan te werken. Daar was de studie de aanzet toe: de dingen bespreekbaar maken.”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234