Dinsdag 28/03/2023

Interview

Marc Van Ranst: ‘Weet je waarom ik zo rustig in de tv-journaals zit? Er valt niets te liegen’

Marc Van Ranst: ‘Laat er geen twijfel over bestaan: er vindt deze zomer geen enkel festival plaats.’ Beeld Johan Jacobs
Marc Van Ranst: ‘Laat er geen twijfel over bestaan: er vindt deze zomer geen enkel festival plaats.’Beeld Johan Jacobs

Viroloog Marc Van Ranst (54) is dezer dagen alomtegenwoordiger dan het coronavirus zelve. En hij weet het. ‘Ik zit overal. Esthetisch is dat niet altijd verantwoord: je kunt van een lantaarnpaal met een pullover geen glimmende Eiffeltoren maken, zeker niet nu ik niet meer geschminkt mag worden. Maar komt er een vraag, dan antwoord ik – en het zal een éérlijk antwoord zijn.’ Oké dan, daar gaan we!

Jeroen Maris

Het is zondag 23 februari, de krokusvakantie knipoogt. In De zevende dag wordt de landerigheid doorbroken door Marc Van Ranst. De viroloog klinkt bedachtzaam, zoals altijd, maar nieuw is de sombere stelligheid waarmee hij antwoordt op de vragen van Lisbeth Imbo over het virus dat zich niet laat tegenhouden door Chinese douanebeambten. Corona: een epidemie.

Van Ranst: “Niet dus: een pandemie. De Wereldgezondheidsorganisatie zou het pas twee weken later zo noemen, maar het was op dat moment wel degelijk al een pandemie.

“Dat ik dat toen dáár, op dát moment heb gezegd, was een beredeneerde gok. Tijdens de krokusvakantie valt alles traditioneel stil: de media zoeken één onderwerp, en daar gaat het vervolgens de hele week over. Corona moest dat onderwerp zijn.

“Je moet het je voorstellen: op dat moment waren er nog geen besmettingen in ons land, laat staan dat er al mensen gestorven waren. Corona was een gehypet griepje, zogezegd. De wetenschappelijke consensus was toen al duidelijk: het was véél meer dan dat, en er zouden ingrijpende maatregelen volgen. Eén ding was cruciaal: de bevolking tijdig informeren. Niet vaag, niet vlak, nee: duidelijk maken waar we voor stonden. Alarmeren zonder paniek te veroorzaken.

“Voor mij was het op dat moment duidelijk dat er maatregelen zouden volgen. Dat we later iets van de bevolking zouden vragen, en dat dat niet iets kleins zou zijn. Als je wilt dat dat lukt, is er maar één optie: tijdig informeren. Ik wist dat er maar één kans was. Als ik in De zevende dag over de pandemie had gesproken en dat was niet opgemerkt, niet opgepikt, dan was het mislukt. Je krijgt maar één kans om de bevolking te masseren voor wat komt. Ik had één kogel, en die moest doel treffen.”

Hoezo?

Van Ranst: “Zodra er één dode valt, staan alle journalisten voor het ziekenhuis om hun stand-ups te doen. Dan heb je als wetenschapper je kans verkeken om de bevolking te informeren.

“Ik moet onze nationale media bedanken. VRT, VTM, de kranten: stuk voor stuk beseften ze de draagwijdte van wat er zat aan te komen, en na die uitzending van De zevende dag is de 24-uursberichtgeving over corona begonnen en kreeg ik de kans om op een heel rustige, serene manier de achtereenvolgende boodschappen te verkondigen en te duiden.”

Van Ranst negeert zelf al veel langer dan 23 februari de openings- en sluitingsuren van een werkdag. Net na Nieuwjaar al heeft hij het gaspedaal ingedrukt, en tot op heden krijgt niemand zijn voet ervan af.

Van Ranst: “Zoals iedereen heb ik ook mijn moment van verlichting gehad, ja. Net na Nieuwjaar werd duidelijk dat dat virus in China geen fait divers was. Tot dan werd gedacht dat corona alleen van dier op mens overdraagbaar was. Maar dat was dus niet het geval: mensen gaven het ook aan elkaar door. Toen heb ik meteen alle mensen van mijn laboratorium bijeengeroepen. We zouden vanaf dat moment alleen maar focussen op het coronavirus. Dat het virus naar hier zou komen, stond vast. Het is de eerste les voor een viroloog: een virus weet heus niet of het een Chinees dan wel een Belg infecteert.”

En dus is Marc Van Ranst sinds 23 februari elke dag op tv: hij spreekt in De afspraak, praat in VTM nieuws, corrigeert stadslegendes in Terzake. Er wordt niet gerantsoeneerd op de viroloog.

Van Ranst: “Ik weet het, ja, ik zit overal. Esthetisch is dat misschien niet altijd even verantwoord: je kunt van een lantaarnpaal met een pullover geen glimmende Eiffeltoren maken – zeker niet nu ik niet meer geschminkt mag worden voor de opname. (ernstig) Maar door op alles ‘ja’ te zeggen, door overal te zijn, hoop ik voor stabiliteit te zorgen. Die dagelijkse verschijningen staan me ook toe om de dringende bezorgdheden binnen te smokkelen. Wat ik lees op sociale media, wat er binnenkomt in de callcenters: dat is de polsslag die ik moet voelen.”

null Beeld Johan Jacobs
Beeld Johan Jacobs

U weet altijd op voorhand wat u gaat zeggen?

Van Ranst: “De informatie die op dat specifieke moment nodig is, ja, die probeer ik het gesprek binnen te smokkelen. Maar voor het overige ben ik geheel blanco. Ik weiger om me op voorhand de vragen te laten influisteren, dat haat ik. Je eerste antwoord is altijd je beste antwoord. Plus: er is maar één versie van de feiten, er is maar één waarheid.”

Maar er is niet één publiek.

Van Ranst: “Ik weet op elk moment in welk programma ik zit. En dus: voor welk publiek ik spreek. In De afspraak zit ik op het Twitter van de televisie, in VTM nieuws praat ik voor een totaal ander publiek. Ook online geldt dat: op Facebook bereik je andere mensen dan op Twitter, en daar hou ik rekening mee.”

Bij sommige mensen moet je de angst aanwakkeren voor ze de situatie ernstig nemen, bij anderen is het net zaak om voor geruststelling te zorgen. Dat krijg je toch niet verenigd in die paar minuten bij Bart Schols?

Van Ranst: “En toch zie ik dat als één van mijn belangrijkste taken op dit moment. Zodra ik een microfoontje opgespeld krijg, weet ik: ik praat óók voor mensen die hoogsensitief zijn, of autistisch. Ook voor de hypochonders, en voor wie smetvrees heeft.

“De belangrijkste les op dat vlak heb ik van mijn grootvader geleerd. Een heel nuchtere man, iemand die niet houdt van grote woorden om kleine dingen te verbloemen. ‘Doe maar normaal, manneke’: dat is wat ik op het scherm probeer te doen.”

Toch moet Van Ranst zich al snel buigen over de eerste valpartij in het peloton. De mondmaskers: nuttig of helemaal niet?

En indien wel: is er misschien gelogen omdat de nv België in al zijn driftige nonchalance vergeten was om een paar exemplaren klaar te leggen?

Van Ranst: “Neen. In het stuk van de crisis waarin we tot nu leven, is een mondmasker niet nuttig. Goed, er is verwarring ontstaan. Nochtans is de communicatie altijd duidelijk geweest: blijf in uw kot, kom er alleen uit voor de allernoodzakelijkste verplaatsingen, en als je dan toch met iemand praat: hou afstand.

“In een volgende fase is het best mogelijk dat er mondmaskers nodig zijn. Dat probeer ik nu uit te leggen, maar ik heb niet altijd de mogelijkheid om alles in één keer te zeggen. Om uitgelegd te krijgen dat mondmaskers op dit moment niet noodzakelijk zijn maar mogelijk wel een rol kunnen spelen in een volgende fase, heb ik een uitzending van Terzake en een van De afspraak nodig gehad. Die boodschap heb ik bij het publiek gekregen. Tegen de zin van velen, trouwens, maar dat zal me een zorg wezen.”

Het blijft toch een interessante vraag, niet? Moeten wetenschappers en de overheid altijd eerlijk zijn? Mag er in het belang van de bevolking gelogen worden?

Van Ranst: “Neen, natuurlijk niet. Ik ben de spreekbuis van niemand. Ik heb al meermaals gezegd dat het ontbreken van die strategische stock aan mondmaskers een misser was, een majeure misser. Ik weet dat ik daar sommige mensen geen plezier mee doe, maar het zij zo.

“Weet je waarom ik daar zo rustig zit in VTM nieuws en Terzake? Omdat er niets te liegen valt. Er komt een vraag en ik antwoord – en het zal een éérlijk antwoord zijn. Het speelt ook wel in mijn voordeel dat ik voorheen al in een tv-studio geweest ben. Ik zit niet te trillen als een espenblad voor ik op antenne ga.”

Maar hoe kómt Marc Van Ranst daar in de tv-studio terecht? Is hij als een giechelend coronacadeautje uit de lucht komen vallen? Uiteraard niet: hij is besmettelijker dan dat.

Van Ranst: “In 2003 was er SARS, in 2005 de vogelgriep, in 2009 de Mexicaanse griep. Ik herinner me het begin in 2003: ‘Wie hebben we hier rond de tafel nodig? Welk soort expertise?’ Er was niets. Enfin, wat we meemaakten, was nooit gezien, toen in 2003. We hadden nieuwe structuren nodig, maar dat ging moeizaam. In 2005, ten tijde van de vogelgriep, deden we daar al ons voordeel mee, maar we realiseerden ons niet dat we eigenlijk aan een oefening bezig waren voor nú. En kijk: we zijn de senioren van de rampenbestrijding.”

De veteranen van het virus: de taskforce die de FOD Volksgezondheid aanstuurt in deze crisis.

Van Ranst: “Ten tijde van de vogelgriep heb ik geleerd hoe zo’n crisisploeg functioneert. Je begint met de sterren in vredestijd: ze starten roekeloos, maar haken af zodra het moeilijk wordt. En dan komt het moment van diegenen die je niet ziet in vredestijd. De grijze muizen, je hebt ze maar twee of drie keer bekeken, maar ze gaan mee tot het einde. Het is boeiend, hoor, hoe mensen boven zichzelf kunnen uitstijgen.

“Het is een voordeel op het vlak van expertise en organisatie, maar ook op menselijk vlak. Je moet samenwerken in moeilijke omstandigheden, je moet snelle maar juiste beslissingen nemen: dan helpt het dat je elkaar ként, dat er geen reserves of verborgen agenda’s zijn, dat er ook iets van vriendschap is. En dat je elkaars handleiding kent – want we hebben er haast allemaal een. (lacht)

“Tijdens de Mexicaanse griep is er een band gesmeed. Daarna hadden we elkaar jaren niet meer gezien of gehoord, maar zodra we samen aan de coronacrisis begonnen, pikten we moeiteloos de draad weer op waar we die elf jaar geleden hadden laten liggen. Zonder 2009 zou ik er niet aan begonnen zijn. Ik bleef in mijn kot.”

‘Het minilaboratorium dat ik als kind bij ons thuis in de kelder had geïnstalleerd, heeft mijn leven veranderd. Sindsdien heb ik me werkelijk nog geen seconde verveeld.’ Beeld HUMO
‘Het minilaboratorium dat ik als kind bij ons thuis in de kelder had geïnstalleerd, heeft mijn leven veranderd. Sindsdien heb ik me werkelijk nog geen seconde verveeld.’Beeld HUMO

Het wordt nooit meer zoals vroeger – voorheen een bespiegeling van dichters, nu een simpele waarheid.

Van Ranst: “Laat er geen twijfel over bestaan: er vindt deze zomer geen enkel festival plaats. Ook reizen wordt problematisch. Om in het buitenland op vakantie te mogen, moet je ons land uit mogen, en het andere land binnen. Die eerste voorwaarde zal geen probleem zijn: ik heb er goede hoop op dat het strengste deel van de maatregelen tegen de zomervakantie afgevoerd zal zijn. Maar in veel andere landen zullen ze nog niet in die fase zitten, en zal het zelfs pas begonnen zijn. Dus ja: nu een reis plannen voor de zomervakantie, dat lijkt me bijzonder dapper. En misschien is het wel goed als we deze zomer eens op reis gaan in eigen land en de lokale economie steunen. Al stelt zich dan de vraag hoe we dat praktisch organiseren. Ik voorspel alvast de Bongobon voor een weekendje thuis.”

En daarna?

Van Ranst: “Ik praatte onlangs met de baas van een groot bedrijf dat op het punt staat om uit te breiden, en daarvoor zou hij een nieuw gebouw moeten optrekken. Maar moet dat wel zo groot zijn als eerst gepland, vroeg hij zich af. Hij ging ervan uit dat al zijn werknemers zich nooit meer samen op dezelfde plek zouden bevinden na de coronacrisis, het jaarlijkse personeelsfeest even buiten beschouwing gelaten. Deze crisis wijst ons op de absurditeit van veel verplaatsingen naar de werkplek: ze zijn vaak niet nodig. Meer nog, ze zijn niet efficiënt. Dat schept mogelijkheden die er voorheen niet waren.”

Zoals?

Van Ranst: “Zodra onze kinderen ziek zijn en ze niet naar school kunnen, brengen we ze naar de grootouders: dat is een reflex waar we ons nooit vragen bij gesteld hebben. Na deze crisis zullen we dat wél doen. Ik mag hopen dat er een soort collectief inzicht rijpt dat we dat niet meer kunnen maken, ons zieke kind parkeren bij de kwetsbaarste mensen uit onze omgeving. En ook: dat onze werkgevers uit deze crisis zullen leren dat het kan, een werknemer die zijn zieke kind thuis opvangt en tegelijk blijft werken. Het zal allemaal misschien iets minder efficiënt verlopen, je zult een werknemer in zo’n geval niet meer in het nine-to-five-korset kunnen dwingen, maar het kán.

“Hetzelfde met onze ‘Ach, met een verkoudheid kan ik wel gaan werken’-ethiek. Zéker, je kunt perfect werken met een eenvoudige verkoudheid. Maar voortaan zullen we dat thuis doen. Dat is in de Verenigde Staten al jarenlang de norm: daar word je buitengekeken als je snotterend op de werkvloer aankomt.

“Er worden nu de meest drastische maatregelen getroffen die ooit in de geschiedenis van dit land genomen zijn. Die komen er op basis van A4’tjes die ik in samenspraak met collega-wetenschappers ’s avonds laat op mijn computer uittyp. Ons land werkt dus wél als het moet vooruitgaan.”

Meer nog: de kappers waren zelfs even gespreksonderwerp nummer één.

Van Ranst: “Inderdaad. Waar praatte het hele land over, de dag nadat we de eerste reeks maatregelen hadden aangekondigd? Over de coiffeurs, die wel open mochten blijven. Dat was trouwens niet iets wat in ons voorstel stond – ik heb daar nog uitleg over gevraagd aan premier Wilmès. Maar soit: dat dát het gespreksonderwerp was, dat maakte me zo blij. Want het betekende dat die ingrijpende maatregelen aanvaard werden. Dat mensen bereid zijn tot extreme inspanningen.”

Iets zegt me dat u tegelijk denkt: en maar goed ook.

Van Ranst: “We zullen nog een hele poos een bijzonder leven leiden. Stel dat de Nationale Veiligheidsraad na de paasvakantie zegt dat het ergste voorbij is, en dat we onze normale levens kunnen hervatten. Dan zal er op de lange termijn inderdaad niet veel veranderen. Dan wordt die lockdown een anekdote, een dutje waarmee we onze levens even onderbroken hebben. Maar dat zal níét gebeuren. En waarom niet? Omdat het je reinste waanzin zou zijn: élke wetenschapper zal je vertellen dat we nog een paar maanden met tal van beperkingen zullen leven. Het positieve gevolg daarvan zal zijn dat iedereen zal nadenken over zijn manier van leven en werken.”

In elk geval toch tot er een vaccin is gevonden.

Van Ranst: “Nog nooit in de geschiedenis is er op hetzelfde moment door zoveel verschillende universiteiten en bedrijven aan een vaccin gewerkt. De lijst van mogelijke vaccins past niet eens op een A4’tje. Wat we nu meemaken, is ongezien: die worden nu allemaal getest op hun werking en op de veiligheid, en tegelijk is men ze al aan het produceren. Zonder overdrijven: dat is nog nooit gebeurd, want die bedrijven weten niet of hun vaccins zullen werken. Dat is een gigantisch financieel risico: het kan net zo goed zijn dat ze die hele productie in de vuilnisbak mogen gooien. Ook de openheid waarmee het gebeurt en het niet-mercantiele zijn opvallend. En ik heb het hier wel degelijk ook over de farmagiganten, ja. De farmaceutische sector wéét dat dit zijn moment is. Die bedrijven willen de goodwill terugwinnen die ze domweg zijn kwijtgespeeld in verhalen zoals dat van baby Pia – wat daar is gebeurd, was onfatsoenlijk tot en met. Daar hebben de farmabedrijven geen te beste beurt gemaakt. Nu willen ze opnieuw de good guys worden, de jongens die met de oplossing komen.”

Dus: het reddende vaccin komt er?

Van Ranst: “Er wordt alles aan gedaan om dat vaccin te maken. Als het er toch niet komt, dan zal het niet zijn omdat het onderste niet uit de kan is gehaald.»

Plots zie ik een Marcje Van Ranst in mijn geest opdoemen die een speelgoeddoos met pipetten en distilleerkolven onder de kerstboom vindt. Droomde u er als kind van viroloog te worden?

Van Ranst: “(lacht) Ik had als kind een laboratorium bij ons thuis in de kelder geïnstalleerd. Daar bestaat zelfs nog een foto van. Ik kan me nog precies het moment herinneren waarop ik dat lab heb gebouwd. Hoe oud ik precies was, weet ik niet meer – 12 of 13 jaar, allicht. Maar ik weet wél nog dat dat minilaboratorium mijn leven heeft veranderd. Sindsdien heb ik me werkelijk nog geen seconde verveeld. Dat is geen romantische boutade: het is écht zo. Dat lab was een soort tweede geboorte, het gevoel dat ik mijn oneindige nieuwsgierigheid voor altijd op de wereld zou kunnen projecteren.

“De basis was niet: een prille interesse voor chemie, voor virussen, voor de sensatie van dingen ontdekken in een witte jas. Wel: curiositeit. Een niet in te dammen, alle kanten op stuiterende nieuwsgierigheid naar de wereld. Die heeft me nooit verlaten. Dat we zoveel weten over onszelf, over het leven, over de wereld, maar dat er ook nog zoveel is dat we niet weten: dát is de gedachte die mij vooruitjaagt.

“Er was maar één ding dat me toen stoorde: dat een mens af en toe moet slapen. Ik had mezelf al vlug aangeleerd dat ik snel in slaap moest vallen, en dat het vervolgens zou lijken dat ik één seconde geslapen had als ik weer wakker werd. En dan repte ik me naar beneden, naar dat charmante keldertje, om te kijken wat er die nacht gebeurd was. Waren mijn experimenten geslaagd? Was er iets gegroeid in de potjes en ampullen? Het mooie is: ik ben nooit nog met een ander gevoel wakker geworden. De urgentie is nu veel groter, het maatschappelijk belang trekt aan me, maar het gevoel is elke ochtend hetzelfde: wat is er gegroeid in de potjes en de ampullen? En er speelt nog iets diepers: de kantjes ervan aflopen, ik kán dat niet. Dat komt voort uit plichtsbesef, maar veel meer nog uit mijn karakter. Het is altijd zo geweest.”

‘Het maakte me zo blij dat de discussie opeens ging over de coiffeurs die mochten openblijven: het betekende dat de mensen bereid waren de ingrijpende maatregelen te aanvaarden.’ Beeld Johan Jacobs
‘Het maakte me zo blij dat de discussie opeens ging over de coiffeurs die mochten openblijven: het betekende dat de mensen bereid waren de ingrijpende maatregelen te aanvaarden.’Beeld Johan Jacobs

“Vader zijn verandert je”, zegt Van Ranst. “Als je kleine huilt, hoor je dat onmiddellijk. Maar: je hoort plots ook alle andere baby’s huilen. Dat komt even hard binnen. Als er plots een 12-jarig meisje sterft, dan knapt er iets in je.”

Van Ranst: “Achter al die cijfers zitten rouwende families – families die zelfs niet op de normale manier kunnen rouwen, door maatregelen waar ik zelf mee de hand in heb. Ten tijde van de Mexicaanse griep ben ik naar de begrafenissen van de eerste slachtoffers gegaan. Helemaal achteraan, zonder dat iemand me zag. Ik wilde het mezelf inprenten: mijn werk gaat over échte mensen. Over mensen die getroffen worden door iets wat ze niet verdiend hebben, over mensenlevens die gruwelijk aangetast worden. Als wetenschapper bekijk ik altijd cleane cijfers en grafieken, en juich ik als er vandaag minder mensen aan corona gestorven zijn dan gisteren. Daar gaat het over in mijn job, maar niet in mijn leven.”

Slaapt u nog goed?

Van Ranst: “(kijkt op zijn horloge) Het is nu één uur 's nachts. Zo meteen ga ik nog wat lezen, en dan kruip ik in bed. Zal ik je beschrijven hoe dat gaat? Ik laat mijn hoofd zakken, en meestal beleef ik het moment waarop mijn hoofd mijn kussen raakt niet meer. Ik slaap meteen in, ja.”

Wordt Marc Van Ranst een popheld, moeten we onze zonen en dochters leren dat er méér is in het leven? Laten we ze straks maar leren om elkaar weer handen te geven. “Alles op zijn tijd”, zegt Van Ranst. En hij geeft me geen handdruk. Jammer, ik had er wel verder mee gekund.

© Humo

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234