AchtergrondStudentenclubs
Machogedrag en veel drinken: ‘Je hoort erbij, of je hoort er niet bij’
Drank, elitarisme, machogedrag en een doop die uit de hand liep. De gelijkenissen tussen de Zuid-Oost-Vlaamse club en het beruchte Reuzegom stapelen zich op. ‘Ze hadden een dedain voor regels en een afkeer voor alles wat naar verantwoordelijkheid rook.’
“Ze zaten in de regen op hun knieën, afgeblaft door clubgenoten die af en toe een strafpint in hen goten. Een merkwaardig tafereel, zeker in het huidige klimaat van bezinning. De jongens staarden naar de grond, probeerden stiekem hun gewicht te verplaatsen om hun pijnlijke knieën te ontzien. Voorbijgangers schudden meewarig.”
Het is een journalist van De Standaard die tijdens een reportage toevallig voorbij een doop van Zuid-Oost-Vlaamse loopt. Het is maart 2019, goed vier maanden na het doopritueel van Reuzegom waarbij de jonge ingenieursstudent Sanda Dia het leven liet. In een tijd van bezinning in het studentenleven kon de doop van Zuid-Oost-Vlaamse dus nog steeds niet hard genoeg zijn.
Zo’n ritueel kostte vorig jaar bijna het leven aan een andere jongeman, die zich bij de club wilde aansluiten. De nieuwe leden moesten een driedaagse doop in Oudenaarde doorkomen met weinig slaap en weinig voeding. Sommige dingen waren niet voor ‘menselijke consumptie’. Dat alles zouden ze doorspoelen met sloten alcohol.
Eén jongen werd bewusteloos het ziekenhuis binnengebracht met 5,4 promille in zijn bloed. Het equivalent van 25 à 26 ad fundum leeggedronken pinten. Hij overleefde zijn doop maar op het nippertje.
Een tuchtprocedure aan de KU Leuven heeft nu haar besluit gekregen. Zes studenten krijgen een schorsing van een jaar en moeten onder meer tientallen uren vrijwilligerswerk presteren. Zes anderen mogen zich enkele jaren niet meer inschrijven aan de universiteit en één persoon krijgt geen sanctie, omdat hij niet bij de doop betrokken was.
Streekclub
Het gerecht besloot in oktober om de studenten niet te vervolgen, omdat er te weinig bewijzen waren voor strafbare feiten. In dat opzicht komen ze er beter van af dan de Reuzegom-studenten, tegen wie er nu een proces loopt. Een vergelijking tussen de twee clubs legt trouwens overeenkomsten bloot. Beide waren clubs die niet aan een universitaire faculteit verbonden waren, maar wel aan een streek.
Bij Zuid-Oost-Vlaamse, vaak afgekort tot ZOV, ging het om steden als Ronse, Oudenaarde, Geraardsbergen, Aalst en Dendermonde. Voor Reuzegom was dat de omgeving van Antwerpen. Ook het etiket elitair lijkt op beide te passen. De leden van ZOV kwamen vaak uit ondernemersfamilies en leken op zoek naar een club met een sterke ons-kent-onsmentaliteit.
ZOV werd in 1978 opgericht door Leo Van Steenberge - een voormalige partner bij Deloitte - en Jean-Baptiste Santens, telg van een Oost-Vlaamse textielfamilie. Sinds 2005 zijn er maar liefst drie Van Steenberges preses geweest van de club. Edmond Van Steenberge, de zoon van de stichter van de club, blies ze in 2004 na een periode van inactiviteit nieuw leven in.
“We begonnen toen met een nieuwe jonge generatie die we rekruteerden onder vrienden en oud-leden, zowel van linkse als rechtse signatuur”, zei hij dit jaar nog in De Tijd. “ Toevallig zitten daar nu veel ondernemers bij, maar ik vind de club niet elitair.”
In dat interview spreekt hij zich - opmerkelijk genoeg - ook uit tegen strenge dopen. Van Steenberge is er zelf niet zo’n fan van. “Het hoort erbij en je leert er elkaar beter door kennen, maar bij ons is de doop eerder een spel en niet uitgesproken zwaar.”
Doopcharter
Zijn woorden gaan in tegen ervaringen die anderen hadden met de club. Kenny Van Minsel, ex-voorzitter van de Leuvense studentenkoepel LOKO, herinnert zich nog goed hoe Zuid-Oost-Vlaamse na de dood van Dia een van de meest vocale tegenstanders van het doopcharter was. Het charter moest leiden tot meer controle op dooprituelen. Maar de club wilde haar tradities - lees selectieprocedures - behouden.
“Zulke clubs zijn heel selectief”, zegt Van Minsel. “Er hangt echt een bepaald sfeertje: je hoort erbij of je hoort er niet bij. Ze hadden ook een dedain voor regels en een afkeer voor alles wat naar verantwoordelijkheid rook.”
Toen Van Minsel voorzitter was van LOKO, lang voor de hierboven beschreven gebeurtenissen, werd bij ZOV het vicevoorzitterschap bekleed door Constantijn De Crem: de zoon van Pieter De Crem, voormalig minister van Binnenlandse Zaken (cd&v). Constantijn zou het jaar erop senior seniorum worden. Die functie houdt het voorzitterschap in van het Seniorenkonvent, dat alle streekgebonden clubs in Leuven groepeert. Ook vader De Crem is ooit lid geweest van de club.
Nog een ander bekend ex-lid is rechtenprofessor Matthias Storme. In zijn studententijd was de club een “geciviliseerde” groep mensen, die samenkwamen om plezier te maken. “Het was een van de stijlvollere clubs”, zegt Storme. “De drinkgewoonten waren er ook beperkter dan bij andere.”
Het beeld dat de professor schetst, lijkt zo ver af te staan van de reputatie die de club de voorbije jaren heeft opgebouwd. Ex-LOKO-voorzitter Van Minsel woonde destijds niet ver van café In den Boule, de studentikoze ‘thuis’ van ZOV en enkele andere clubs. Hij was er vaak getuige van ontgroeningsrituelen op straat.
“Ik heb studenten op hun knieën zien zitten, die een halve liter uit een snorkel moesten drinken”, zegt Van Minsel. “Bij het gros van de clubs is de situatie de voorbije jaren echt verbeterd. Bij de club die voet bij stuk hield, is het dus misgelopen.”