Links of rechts Zwart of wit God of duivel
De oorlogservaringen van de joods-Hongaarse journalist Béla Zsolt, een verhaal over de uitzichtloosheid van het bestaan van de Rus Ilja Stogoff, een bundeling kleurrijke verhalen over de Zwarte Zee van Konstantin Paustovskij en een impressie van Polen van onderzoeksjournalist Johan de Boose, gelezen door Joseph Pearce.
Zsolt dringt de verschrikkingen zo vrijpostig binnen dat de tranen je in de ogen springen
Kort nadat Béla Zsolt (1895-1949) en zijn vrouw naar Parijs emigreerden, brak de oorlog uit. Maar waarom keerde het joodse stel terug naar Hongarije? Zsolt was een bekend schrijver en links journalist en wist dat hij talloze vijanden had gemaakt. De val klapte snel dicht. Zsolt werd als dwangarbeider met het Hongaarse leger naar het oostfront gestuurd en nadat de Duitsers Hongarije bezet hadden wachtte hij samen met 25.000 andere joden op deportatie naar Auschwitz. Zsolt ontsnapte door zuiver toeval. Na de bevrijding schreef hij in zijn eigen tijdschrift over zijn oorlogservaringen. Het duurde tot 1980 voor zijn herinneringen in Hongarije een uitgever vonden. De publicatie deed weinig stof opwaaien, maar de herontdekking in dit voorjaar plaatste het boek in de schijnwerpers. Zsolt is een ongenadig commentator. Zijn reflecties en emoties slaan iedere illusie bont en blauw. Zsolt spaart ook zichzelf niet. "Mijn idee-fixe was dat eerst de toestand in de wereld, de stand van zaken in mijn vaderland veranderen moest, voor ik gelukkig kon zijn in mijn land en in mijn bed." De oorlog rukt zijn oogkleppen af. Hij wordt getuige van het "carnaval der kannibalen". Er zijn zoveel zielige mensen die aan hun bezittingen en hun trots vasthouden. En waarom vermoorden ze joden? Het is niet meer dan "een summiere afhandeling van tientallen jaren durende burenruzies, onsuccesvolle pogingen tot concurrentie, verzwegen jaloezie, gepikeerdheden om niets". Zsolt dringt de verschrikkingen zo rauw en vrijpostig binnen dat de tranen je in de ogen springen. Zijn portretten van winnaars en verliezers zijn tegelijk onbarmhartig en teder, want Zsolt beseft dat het verschil tussen goed en kwaad flinterdun dun is en dat mensen door het toeval naar de hemel of de hel gestuurd worden. Ondanks de bitterheid en radeloosheid glanst zijn verhaal door een nooit aflatend geloof in de ultieme menselijkheid van onze soort. Tenslotte is Zsolt een onovertroffen verteller. Iedere beschrijving is een parel van sfeer en spanning. Zijn werk als grafdelver aan het front, een kerstfeest in een hut, de uitroeiing van een Oekraïens dorp, de treinreis van het getto naar Boedapest, stuk voor stuk zijn het onvergetelijke scènes uit de zwartste nachtmerrie. Maar telkens als de dood zijn hand naar hem uitsteekt, weert Zsolt hem af en richt hij zich op. Negen koffers is een hartverscheurende wanhoopskreet.
Béla Zsolt
Negen koffers
Oorspronkelijke titel: Kilenc koffer, Vertaald door Robert Kellermann, Meulenhoff, Amsterdam, 350 p., 29,95 euro.
De kluchtige humor van Stogoff, zijn ironie en buitenissige beelden blazen het zieltogende verhaal telkens nieuw leven in
In Londen en New York, op Ibiza en op Kreta kun je dezelfde prentkaart kopen, een zwarte met de eenvoudige tekst 'London by Night', 'Ibiza by Night' etc. Zo ook beschrijven auteurs overal ter wereld de uitzichtloosheid en saaiheid van het leven in verhalen die stijf staan van drank, seks, kots, pop, drugs en geweld. In Macho's huilen niet verplaatst Ilja Stogoff de lezer naar de modderdikke marge van Sint-Petersburg en naar het goddelijke licht van een religieus jongerencongres in Kuala Lumpur. Zijn wereld bestaat alleen uit hufters en hoeren. Zelfs het weer doet de verteller denken aan "een maagd die er helemaal klaar voor is, maar gewoon nog niemand gevonden heeft om mee naar bed te gaan". Dankzij de talloze ongerijmde beelden overstijgt de werkelijkheid haar banaliteit, al slaagt Stogoff er ook vaak in om iedere open deur open te trappen en iedere evidentie extra aan te strepen. Maar zulke doorzichtige commentaar past in de opzet. De hoofdkleur is grijs, net als de lucht die als een versleten deken boven Petersburg hangt. Daarom gaat het verhaal ook nergens naartoe, want de jacht op drank, drugs en seks is als een rit op een paardenmolen. Steeds rondjes draaien. De 34-jarige Stogoff is journalist, net als de verteller. Hij behoort tot de nieuwe generatie van jonge Russen die in het wilde kapitalisme hun weg zoeken. Die weg blijkt een impasse. Geweld, corruptie en losbandigheid zijn de pijlers van het herboren Rusland. "Eindelijk leefde hij zoals hij altijd had gewild." Het klinkt allesbehalve overtuigend. Wanneer de verteller naar een religieus congres in Maleisië reist, is hij van plan boeddhist te worden. Waarom? Omdat hij gewoon iets wil worden. Na een week geheelonthouding grijpt hij opnieuw naar de fles. Daarna kan - uiteraard in een boeddhistische tempel - de langgerekte schreeuw van zelfmedelijden niet uitblijven. Wat wil de wanhopige jongeman? Liefde, natuurlijk. Samuel Beckett zei dat een schrijver ook over de verveling mocht schrijven zolang hij maar geen vervelend boek schreef. Macho's huilen niet ontsnapt op het nippertje aan die verveling. De kluchtige humor van Stogoff, zijn knoestige ironie en buitenissige beelden blazen het zieltogende verhaal telkens nieuw leven in. Maar wanneer leren schrijvers het eindelijk eens af hun wijsheden met de namen van popmuzikanten te larderen? Sinéad O'Connor, Sting, The Prodigy, The Cranberries. Ad infinitum. Zelfs aan de saaiheid zijn grenzen.
Ilja Stogoff
Macho's huilen niet
Oorspronkelijke titel: Matsjo ne platsjoet, Vertaald door Arie van der Ent, Vassallucci, Amsterdam, 347 p., 19,95 euro.
Verhalen die nu eens licht en doorzichtig als glas zijn, dan weer somber en dreigend als een loeiende storm
Charito, een van de twee correctoren van het dagblad Morjak in Odessa, sliep op een bed van op elkaar gestapelde boeken waar een oud tapijt overheen geslagen was. Toen de schrijver Alexander Blok stierf, sloot Charito zich twee dagen in zijn kamer op. De rouwende corrector is een van de vele kleurrijke personages die Konstantin Paustovskij (1892-1968) op zijn tocht langs de Zwarte Zee ontmoet. Moïsej Tsjernobyl is een andere, een doodarme jood en vioolspeler die kind noch kraai heeft maar wel een viool bezit van Isaak Ravikovitsj, de Stradivarius van Odessa. "Je zou al die prachtige verhalen moeten opschrijven", zegt kapitein Baranov. Paustovskij gehoorzaamt, want ook voor de schrijver heeft die zee een "onuitwisbaar spoor nagelaten in het bewustzijn van tal van mensen, hen gewoon doen raken aan brede horizonten en een brede vermetele kijk op de wereld gegeven, weetgierigheid bij hen gewekt en hun leren zien, handelen en overwinnen". Wat een tragische en heroïsche wereld bovendien. Revolutie, contrarevolutie, muiterij. Tijdens de burgeroorlog was Sebastopol een dode stad. Armoede en honger zwierven er door de straten. Vissers schoten met karabijnen op aalscholvers en meeuwen en het was er zo koud dat op de vensterbank flesjes met inkt stuksprongen. In die stormen van "schoonheid en doodsangst" primeert altijd het lot van de kleine luiden, mensen die tegen de stroom oproeien of door de golven worden meegesleurd. Nu en dan neemt Paustovskij zijn hoed af voor de nieuwe leiders van de Sovjet-Unie. Hij citeert Garibaldi. "Het socialisme is de zon van de toekomst", had de Italiaanse revolutionair gezegd. Ernst of ironie? Wanneer op een pantserkruiser een opera wordt opgevoerd, krijgt hij het "duidelijke besef dat we een bijzondere tijd meemaakten, waar een weergaloze toekomst op zou volgen". En dan is er de Zwarte Zee zelf. Paustovskij beschrijft haar temperament met zoveel gloed dat je zelfs voor een ontmoeting met een paalworm of een zeevlo je koffers zou pakken en naar Sebastopol reizen. "Voor de duizendste keer voelde ik de onmacht van de taal", besluit Paustovskij wanneer hij onder de indrukwekkende rotsen van Kara-Dag voorbijvaart. Geen nood. Net zoals bij Alexander Grin wekken zijn prachtige beschrijvingen "een lichte duizeling op, als van de geur van geplette bloemen en frisse droeve winden". Verhalen die nu eens licht en doorzichtig als glas zijn, dan weer somber en dreigend als een loeiende storm.
Konstantin Paustovskij
De Zwarte Zee
Oorspronkelijke titel: Tsjornoje Morje, Vertaald door Wim Hartog, De Arbeiderspers, Amsterdam, 223 p., 17 euro.
Een recente geschiedenis die als een graat in de keel steekt en nog altijd naar adem doet happen
Polen is een land vol frustraties en verloren dromen. Artistiek directeur Grzegorz Jarzyna van het Teatr Rozmaitosci in Warschau windt er geen doekjes om. Maar precies in die meedogenloze kritiek schuilt zijn grenzeloze liefde voor zijn land. God of duivel, er is geen middenweg. Wie zijn land liefheeft, zei Tucholsky, moet het ook kunnen haten. De woorden van Jarzyna echoën over alle wegen waarlangs Johan de Boose op zoek gaat naar de essentie van de Poolse eigenheid en de complexe Poolse geschiedenis. Maar waar ligt Polen? "Nulle part, c'est-à-dire, la Pologne." Koning Ubu uit het gelijknamige stuk van Alfred Jarry wist het evenmin. Daarom haast De Boose zich niet. Hij meandert langs de hoofdwegen, tast omzichtig de herwonnen en verloren gebieden af en snuffelt in de kieren van het verleden. "Ik ben een romanticus", zegt hij onomwonden. Toch staan zijn dromerige ogen niet in de weg van een kritische blik, want hij geeft met even veel gemak een handkus als een klap in het gezicht. Niet voor niets dweept hij met Wislawa Szymborska, dichteres en Nobelprijswinnares. Hoewel haar bijzondere kenmerken geestdrift en wanhoop zijn, heeft zij lak aan taal, vaderland en godsdienst. Heeft ze immers niet gezien waartoe patriottisme en ideologie kunnen leiden? Hier is de kern van het Poolse probleem. Terwijl intellectuelen en schrijvers een wereld zonder muren willen, bidt de katholieke burger dat hij onder leiding van de Moeder van de Smarten de geestelijke gids van de wereld mag zijn. Wat een grootse verwachtingen koestert Polen. Wat een verpletterende verplichtingen laadt het op zich. Geen wonder dat De Boose op iedere hoek van zijn sentimentele reis op de brokstukken van die dromen botst. "Het leven is elders", zegt Lisa, zijn gids in Warschau. Haar nostalgie baadt in herinneringen aan een tijd toen alles helder als glas was. "Links of rechts. Zwart of wit. God of duivel. Kut of kloot." De Boose drinkt dorstig alle impressies op. Dronken mannen laveren over straat, armoede druipt van de gevels, joodse schaduwen glijden voorbij, katholieke fundamentalisten ballen de vuist, communistische profiteurs lachen in hun vuist. Een recente geschiedenis die als een graat in de keel steekt en nog altijd naar adem doet happen. Waar is het jonge, bruisende en zelfverzekerde Polen? Schrijvers als Kantor, Szymborska, Milosz, Gombrowicz, Grotowski of Schulz hebben geen pasklaar antwoord. En wat met de Pool met de pet? "Elke Krakauer ziet eruit alsof de lotgevallen van Europa op zijn schouders rusten", noteert De Boose, een onderzoeksjournalist die in een - soms gruwelijk - sprookje is beland. Alle dromen van de wereld is de fijnbesnaarde maar oprechte neerslag van een passionele liefde.
Johan de Boose
Alle dromen van de wereld
Meulenhoff, Amsterdam, 224 p., 17,50 euro.