InterviewLale Gül
Lale Gül: ‘Het was een onwerkelijk jaar. Bekend zijn is mijn natuurlijke habitat geworden’
Na haar autobiografische debuutroman Ik ga leven werd Lale Gül (24), een jaar geleden nog een onbekend meisje uit een streng islamitisch Turks gezin in Amsterdam, een gevierd auteur en opiniemaker in Nederland en België. Media en politici maken haar het hof, maar ze krijgt ook doodsbedreigingen. ‘Had ik de vuile was van mijn familie wel mogen buiten hangen? Met die vraag heb ik lang geworsteld. Maar het móést.’
In de zomer van 2021 kreeg Lale Gül een berichtje van Sarah Jessica Parker. De ster van Sex and the City had net het interview met Gül in The New York Times gelezen en vroeg haar: ‘Is je boek al in het Engels te verkrijgen?’ U en ik zouden ons er een hoedje bij schrikken, maar Gül bleef haar nuchtere zelf.
Lale Gül: “Ik moest haar teleurstellen: Ik ga leven verschijnt pas over een jaar in het Engels. Maar ik moet eigenlijk bekennen: toen Sarah Jessica Parker contact met me opnam – via Instagram – wist ik niet wie ze was. Pas later hoorde ik dat ze beroemd was. Thuis keken we altijd naar Turkse zenders, en naar films of series kijk ik nog altijd zelden. Pas vorige week heb ik Titanic voor het eerst gezien, bijvoorbeeld. Ik ben meer een boekenmens.”
Ik ga leven was vorig jaar het bestverkochte oorspronkelijk Nederlandstalige boek in Nederland, je kreeg de NS Publieksprijs, je bent niet weg te slaan uit tv-debatten, en zelfs The New York Times wilde je strikken voor een gesprek. Ben je al gewend aan je bekendheid?
Gül: “De meeste schrijvers van mijn leeftijd zijn al blij als hun boek wordt uitgegeven. Ik was een totale nobody – en ineens had ik een bestseller. Het was een onwerkelijk jaar. Maar ik ben er al aan gewend, ja. Bekend zijn is mijn natuurlijke habitat geworden.”
Ben je trots?
Gül: “Inmiddels wel, maar in het begin had ik er moeite mee. Ik heb veel mensen verdriet gedaan of boos gemaakt. Had ik wel het recht om de vuile was van mijn familie, mijn toenmalige vriend en schoonfamilie buiten te hangen? Met die vraag heb ik lang geworsteld. Maar het boek was te belangrijk om het níét te schrijven.
“Nu stel ik me opnieuw dezelfde vragen, want ik werk aan een opvolger. Het gaat over mijn leven na de publicatie van mijn debuut: de media-aandacht die ik kreeg, de nieuwe mensen die ik ontmoette, de bekende figuren, de politici. Ik wil daar op een kritische manier over vertellen. Maar niet iedereen staat te springen om er een rol in te krijgen.”
Misschien omdat ze niet op hun beurt ‘karbonkel’ of ‘kakkerlak’ willen worden genoemd? Met die bijnamen bedacht je jouw moeder in je eerste boek.
Gül: “Wellicht. De vraag is dan: moet ik braver worden of net zo onverbiddelijk blijven? In het tweede geval zou mijn nieuwe relatie kapotgaan – mijn vriend wil niet in het nieuwe boek voorkomen – en zou ik veel nieuwe vrienden verliezen. Ik zou niemand meer hebben.”
Kort na de publicatie van Ik ga leven heb je gebroken met je ouders. Is er intussen opnieuw contact?
Gül: “Nee. Mijn ouders zijn verschrikkelijk boos op me. Mijn moeder was erg actief in de moskee. Ze organiseerde vrouwendagen, lezingen en andere bijeenkomsten. Die moskee was haar leven, haar houvast, maar ze durft er nu al een jaar niet meer binnen te gaan. Iedereen ziet haar als ‘moeder van’ – ze schaamt zich te pletter. Mijn vader schaamt zich ook wel voor mij, maar hij trekt zich minder aan van het geroddel. Hij is veel introverter, hij hoeft niet per se veel mensen te zien.”
Je hebt nog een jongere broer en een zus. Hoe is het met hen?
Gül: “Met hen spreek ik wel geregeld. Onlangs zijn we voor het eerst samen uit eten gegaan. Mijn zusje lijdt het meest onder de situatie. Ze is boos omdat ze vindt dat ik het leven van mijn ouders heb kapotgemaakt. Ze is 11 jaar en wordt gepest op school. Ze zit op een islamitische basisschool, waar iedereen intussen weet dat ik haar zus ben. Thuis heerst er ook een ellendige sfeer. Dat vind ik erg voor haar. Ze verdient een rustige jeugd, in een stabiel gezin. Niet een moeder die om de haverklap dreigt met zelfmoord omdat haar oudste dochter haar te schande heeft gemaakt.
“Mijn moeder zet mijn zusje nu onder druk om naar een islamitische middelbare school te gaan. Dan moet ze naar het beruchte Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam, waar de AIVD (de Nederlandse inlichtingendienst, red.) al enkele keren onderzoek naar heeft gevoerd. Jongens en meisjes volgen er gescheiden les, en meisjes moeten een hoofddoek dragen. Ik denk dat mijn moeder met mijn zusje wil bereiken wat haar met mij nooit gelukt is: een vrome, volgzame moslima de wereld in sturen.”
‘Dit ben ik niet’
Ik ga leven gaat over jouw verzet tegen je strenge islamitische opvoeding. Wat moet ik me daarbij voorstellen?
Gül: “Mijn ouders zijn aanhanger van Milli Görüs (een conservatieve islamistische beweging, red.). Vanaf mijn zesde moest ik ieder weekend naar de Koranschool. Met hoofddoek. We leerden er Koranverzen vanbuiten, in het Arabisch, zonder te weten wát we eigenlijk opdreunden. Dat heb ik tot mijn 17de gedaan. Vragen stellen was uit den boze. Iedere vorm van kritiek werd gesmoord.
“Pas als pubermeisje merkte ik thuis hoe streng de voorschriften voor vrouwen waren. Make-up dragen mocht niet. Een broek dragen evenmin, tenzij onder een jurk, en die moest lang en wijd genoeg zijn om je vormen, armen en benen te bedekken. Vanaf onze eerste menstruatie moesten we ons ingetogen gedragen om onze kuisheid te bewaren. Zwemmen in een zwembad waar mannen aanwezig waren was verboden. Dat vond ik vreselijk, want ik zwom graag. Ook schoolreisjes waren voortaan taboe.”
Jij hebt jarenlang een hoofddoek gedragen.
Gül: “Met tegenzin. Ik zat nog maar in het voorlaatste jaar van de basisschool toen ik begon te menstrueren. Ik heb dat nog een jaar verborgen gehouden voor mijn moeder, want vanaf dan moest ik eigenlijk een hoofddoek op. Dat was best lastig, want ze begon argwaan te krijgen toen al mijn vriendinnen en nichten er één begonnen te dragen. Ze vreesde dat ik onvruchtbaar was en wilde me al naar de dokter meesleuren, maar toen ontdekte ze het toch.
“De eerste keer dat ik mezelf met een hoofddoek in de spiegel zag, dacht ik: dit ben ik niet, ik ben nu één van hen. Het is maar een doek, en tegelijk zoveel meer.”
Mocht je broer meer dan jij?
Gül: “Ja, en dat vond ik heel onrechtvaardig. Hij mocht in korte broek naar het strand, terwijl ik daar met hoofddoek en lange gewaden op een bankje zat te bakken. Hij mocht naar de shishabar, zelfs nachten wegblijven en op vakantie met vrienden. Tegen mij zei mijn moeder: ‘Zonder ons ga je alleen op vakantie met je echtgenoot.’ Want anders zou ik misschien het slechte pad op gaan en mijn maagdelijkheid verliezen. Dat was haar grootste zorg, want dan was je op de huwelijksmarkt niets meer waard.”
Hoe groot was de druk om te trouwen?
Gül: “Enorm. Hoe ouder ik werd, hoe groter die druk. Telkens als we op vakantie naar Turkije gingen of naar een bruiloft, bekeken alle moeders me van top tot teen. Zij zagen een rijpe vrouw, klaar voor het huwelijk. En waarom zou hun zoon dan niet de gelukkige kunnen zijn?
“Ik kreeg een pak huwelijksaanzoeken. Om de haverklap zat een jongeman met zijn ouders bij ons op de bank om mijn hand te vragen. Mijn moeders eisen waren niet hoog: een vaste job hebben en vijf keer per dag bidden volstond om geschikt te zijn. Over verliefdheid werd niet eens gesproken. Ik zei altijd: ‘Ik ga nog naar school. Ik ben niet geïnteresseerd.’”
Je schrijft dat je moeder de westerse invloed verderfelijk vond. Had je in je jeugd veel contact met blanke Nederlanders?
Gül: “Bitter weinig. Wij woonden in de Kolenkitbuurt in Amsterdam-West, een zwarte buurt waar de meeste inwoners van Turkse of Marokkaanse afkomst zijn. De enige Nederlanders in mijn leven waren mijn leraren en artsen. Ik heb ook lang een taalachterstand gehad, omdat ik alleen Turks sprak met vriendinnen.
“Pas op mijn 18de, toen ik naar de universiteit ging, kwam ik een beetje in aanraking met de Nederlandse cultuur. Het weinige dat ik tot dan wist, had ik uit de boeken die ik verslond. Ik ging bijna elke dag naar de bibliotheek. Dat mocht dan weer wél. Mijn ouders zijn vrijwel analfabeet, ze wisten niet wat in die boeken stond. Ze dachten dat ik studeerde voor school.”
Je mocht ook naar de universiteit om Nederlands te studeren.
Gül: “Zolang ik een hoofddoek droeg en na de les keurig naar huis kwam. Maar na mijn huwelijk zou ik wel moeten stoppen met werken. ‘Word nou toch apotheekassistente’, drong mijn moeder altijd aan. In de apotheek zag ze meisjes met hoofddoeken werken. Voor haar was dat een goede job voor een vrouw: niet te moeilijk, niet noodzakelijk met mannen, en binnen.
“Toen ik zei dat ik Nederlands wilde studeren, waren zij en mijn vader niet echt enthousiast. ‘Wat kun je daarmee doen?’ vroegen ze. Tot ik zei dat ik dan leerkracht kon worden. Dat kon hun goedkeuring nog wegdragen.”
Maar intussen had je stiekem een vriend, deed je je hoofddoek uit zodra je de deur uit was, en gebruikte je make-up.
Gül: “Die vriend, die nu een ex is, had ik ontmoet via Periscope, een app waarmee je enkele jaren geleden live kon gaan. Die jongen filmde zijn leven en gaf daar commentaar bij. Ik vond hem meteen heel leuk. Door hem kwam ik ook voor het eerst bij Nederlanders in huis. Wat een cultuurschok! Ik wilde niet te veel opvallen en hield me stil, maar zij vroegen net mijn mening over álles. Thuis werd me nooit iets gevraagd.”
Was dat dubbelleven niet moeilijk vol te houden?
Gül: “Ontzettend. Ik leefde onder een enorme stress. Ik werd scherp in de gaten gehouden, en kon nooit iets leuks gaan doen.
“Toen ik bij mijn oma ging wonen omdat ons huis te klein was voor drie kinderen, kreeg ik een klein beetje meer vrijheid. Ik kon al eens stiekem wegglippen of het huis verlaten met make-up op. Maar oma woonde vlak naast mijn ouders, dus kon ik nooit bij mijn vriend blijven slapen, zelfs niet met de smoes dat ik bij een vriendin ging logeren: mijn ouders zouden die avond zeker videobellen om te checken of ik daar ook écht was.
“Er waren enorme ruzies, thuis. Ik was koppig en ging ondanks alles mijn eigen weg.”
Was je gelovig?
Gül: “Vurig gelovig! Ik bad voor het slapengaan en vastte vol overtuiging tijdens de ramadan. Andere jongens en meisjes zag ik vaak stiekem eten of drinken, vooral als het buiten heet was, maar ik deed dat nooit. Ik probeerde vijf keer per dag te bidden en voelde me schuldig als dat niet lukte. Ik epileerde mijn wenkbrauwen niet, omdat mijn moeder had gezegd dat dat de vloek van Allah uitlokte. Terwijl ik erg lelijke, dikke wenkbrauwen had (lacht).
“Toen ik op de middelbare school zat, kregen we internet en mocht ik een iPhone. Daarop kon ik ook het nieuws volgen en programma’s van de Nederlandse Publieke Omroep herbekijken. In Adieu God? zag ik Nederlanders die vertelden hoe ze van hun geloof waren afgevallen. Dat was een openbaring. Tot dan kende ik alleen de islam die mijn ouders me oplegden. Op de Koranschool leerden we, buiten die onverstaanbare Koranverzen, niets.”
Weet je nog wanneer je van je geloof bent afgevallen?
Gül: “Dat is heel geleidelijk gegaan. Ik ging me inlezen in de islam en begon imams te bombarderen met kritische vragen. Waarom is polygamie alleen voor mannen toegestaan? Waarom krijgen alleen mannen 72 maagden in het paradijs en moet de vrouw het doen met de man met wie ze op aarde was getrouwd? Waarom moeten homo’s van het dak gegooid worden? Dat leek me allemaal bijzonder onrechtvaardig. Sommigen waren niet gediend met die vragen en gaven me nietszeggende antwoorden. Anderen waren boos en zeiden dat homo’s niet mochten toegeven aan hun afwijking.
“Uiteindelijk hebben mijn kritische houding en dat gevoel van onrechtvaardigheid geleid tot mijn afstand van de islam.”
‘Straks boem’
Ik ga leven sloeg in als een bom. Denk je dat het boek ook iets heeft veranderd?
Gül: “Ik heb in ieder geval veel mensen wakker geschud. Veel Nederlanders en Belgen hebben geen flauw benul van wat er – in hun eigen stad, hun eigen land – gebeurt in gesloten gemeenschappen als de mijne. Dat zijn parallelle samenlevingen. Toen mijn uitgever het boek las, was hij verbijsterd. ‘Nee, niet iedere vrouw die een hoofddoek draagt, doet dat uit eigen beweging’, drukte ik hem op het hart.”
Is het je ook gelukt de islamitische gemeenschap wakker te schudden?
Gül: “Ik wilde vooral andere Lales aanspreken: meisjes en jonge vrouwen die in dezelfde situatie zitten als ik en kracht kunnen putten uit mijn verhaal. Die hele groep jongeren, die nu wordt bedolven onder islamistische propaganda, niet alleen thuis maar ook op Instagram of TikTok.
“Mijn boek bewijst ook dat je als vrouw eruit kunt stappen. Ik denk dat ik daarin geslaagd ben. Ik heb het afgelopen jaar vaak het verwijt gekregen dat mijn verhaal niet representatief was. Dat er best moslimvrouwen en -meisjes zijn die niet onderdrukt worden. Tegelijk kreeg ik stapels berichten van meisjes die in nog ergere situaties dan ik leven. Meisjes die wanhopig waren omdat ze uitgehuwelijkt gingen worden. Homoseksuele jongens die zeiden dat ze op straat gezet waren.
“Een Marokkaans meisje mailde me: ‘Kun je me helpen?’ Ze studeert rechten, is superslim. Ze wil haar hoofddoek graag afdoen en alleen gaan wonen. Maar ze heeft vijf broers, van wie een aantal ultrareligieus zijn. Voor hen is wat zij wil onbespreekbaar. ‘Pak je koffers en vlucht het huis uit’, heb ik haar gezegd. Maar ze is bang dat haar broers haar iets aandoen: ‘Ze riskeren liever een gevangenisstraf dan me te laten gaan.’”
Je bent het afgelopen jaar zelf bedolven onder de bedreigingen.
Gül: “Tientallen, nee, honderden dreigmails en -berichten op sociale media heb ik gekregen. Ze stuurden me foto’s van kalasjnikovs, noemde me ‘kankerhoer’ of ‘nestbevuiler’ en zeiden: ‘We zullen je weleens pakken.’
“Hier, kijk. (Haalt haar telefoon tevoorschijn) Doodskoppen, de vlag van IS, iemand die zegt: ‘Je gaat eindigen als Peter R. de Vries’, ‘Straks boem bij je thuis’. Op Telegram postte iemand een foto van mij in de Albert Heijn met het adres van de winkel en de bedenking: ‘Misschien woont ze wel in de buurt.’ Toen was ik echt wel bang. Twee mensen zijn gearresteerd: een jongen in Vlaanderen en één in Nederland die banden met Sharia4Holland had. Ze zijn alweer vrij. ‘We hebben niet genoeg mankracht om alles te onderzoeken’, zegt de politie.
“Het gaat nu wel wat beter. Corona heeft erg geholpen: ik zat vaak binnen, gaf online interviews en als ik naar de tv-studio moest, vroeg ik of iemand wilde meelopen.”
Krijg je nog altijd haatmails?
Gül: “Ja hoor, maar bij mij is de grote angst nu wat verdwenen. Misschien is dat niet verstandig, dat besef ik ook wel. Mijn boek wordt verfilmd, en ik vrees een beetje voor de gevolgen. Die film zal overal in de wereld te zien zijn, ook in landen als Pakistan, Saudi-Arabië en Irak. Herinner je je hoe het gegaan is met de Nederlandse schrijfster Ayaan Hirsi Ali, nadat zij een film had gemaakt (‘Submission’ uit 2004, over de onderdrukking van vrouwen in de islamitische gemeenschap, red.) samen met regisseur Theo van Gogh? Zij moest nadien onderduiken en Van Gogh werd vermoord.”
Je krijgt vaak het verwijt dat je extreemrechts in de kaart speelt.
Gül (knikt): “Ik krijg vaak te horen dat ik mijn kritiek wat moet temperen, omdat de politieke consequenties zo groot zouden kunnen zijn. Ik begrijp dat niet. Waarom is iedereen zo bang? Niemand zal de moskeeën sluiten omdat ik een boek geschreven heb, hoor.”
Geert Wilders, de leider van de rechts-populistische PVV, heeft dat boek wel uitbundig geprezen.
Gül: “Ja, net zoals Vlaams Belang-politicus Sam van Rooy en zijn vader Wim, de islamcriticus. Vlaams Belang heeft me ook uitgenodigd om te komen spreken, maar dat heb ik geweigerd. Toen ik opzocht waar die partij precies voor stond, zag ik al die uitspraken van Dries Van Langenhove. Antisemitische, onfrisse dingen. Daarmee wil ik mij echt niet associëren. Net zoals ik de PVV of Forum voor Democratie (FVD) van Thierry Baudet op een afstand hou. Het klopt dat mijn islamkritiek overlapt met de hunne, maar hun oplossingen zijn de mijne niet. Zij willen paspoorten afnemen, mensen het land uit sturen. Bij hen klinkt er echte haat tegen moslims, die ze als tweederangsburgers beschouwen. Ik haat moslims niet, ik ben net begaan met hen. Ik hoop dat vrouwen die in dezelfde situatie als ik zitten eraan kunnen ontsnappen. En dat die parallelle samenleving verdwijnt.
“Dit heb ik me vaak afgevraagd: waarom waren linkse partijen in Nederland en België lang niet zo uitbundig met hun complimenten? De onderdrukking van en het geweld op vrouwen, de bevrijding van het religieuze juk: dat zijn toch hun thema’s? Zijn ze misschien bang om kiezers te verliezen?”
Vóór Ik ga leven was je nog in de ban van Baudets ideeën. Op Twitter schermde je met begrippen als ‘omvolking’ en ‘oikofobie’. En je deed uitspraken als: ‘Alleen onderontwikkelden en allochtonen planten zich voort.’
Gül: “Die uitspraken heb ik gedaan net nadat ik had beslist om geen moslim meer te zijn. Ik voelde me een slachtoffer van de islam en was boos. Ik las het boek Soumission van de Franse schrijver Michel Houellebecq en vreesde dat moslims de macht zouden overnemen. Alleen partijen als de PVV of FVD konden Nederland seculier houden, dacht ik. Daar ben ik van teruggekomen. Die partijen staan vijandig tegenover iederéén die gekleurd is, dus ook tegenover mij. Dat racisme, daar had ik me in vergist.”
‘Khomeini met een kut’
Na de publicatie van je boek heb nog even bij je ouders gewoond. Hoe was dat, nadat het hele land je familie had leren kennen?
Gül: “Het was de zwaarste tijd van mijn leven. Misschien had ik wat naïef gehoopt dat mijn ouders er nooit iets van zouden horen – ze volgden geen Nederlands nieuws. Maar mijn naam deed al snel de ronde in onze gemeenschap. Mijn moeder en vader waren woest toen ze vernamen dat ik een boek over onze familie had geschreven. Ik moest dood. ‘Spring maar uit het raam!’ riepen ze.
“Ik hield me gedeisd, die dagen. Ik had ook geen andere plek om naartoe te gaan – mijn oma was een jaar eerder gestorven, waarna ik terug thuis was gaan wonen. Maar iedere dag was een hel. Mijn vader raasde. Mijn zusje zat op haar kamer te huilen omdat mijn moeder weer eens een flauwte had gekregen. ‘Bel de uitgeverij!’ riepen ze. ‘Laat alle boeken terug ophalen en zeg op tv dat je spijt hebt.’
“Mijn oom kwam boos langs omdat ik had geschreven over zijn dochter, die het huis was ontvlucht. Mijn opa, die we al jaren niet meer spraken omdat hij na zijn komst naar Nederland was hertrouwd met een veertig jaar jongere vrouw, belde nijdig: ik had geschreven dat mijn oma op haar 12de aan hem, haar neef, was uitgehuwelijkt. Ik had, geheel naar waarheid, geschreven dat hij haar daarna jarenlang vreselijk had mishandeld en dat hij elke dag dronken thuiskwam. Daarvan was heel Nederland nu op de hoogte.”
De situatie thuis werd onhoudbaar nadat Geert Wilders je ‘een dappere Turkse mevrouw’ had genoemd tijdens een verkiezingsdebat in maart.
Gül: “Voor veel Turken is Geert Wilders een soort Hitler. Als hij iets goeds over je zegt, ben je automatisch een vijand van de islam. Op dat moment wist ik: dit kan ik niet winnen.
“Ik wilde weg, die avond nog. Maar ze gingen voor de deur staan om me tegen te houden. Ik begon te schreeuwen, waarna buren bezorgd aanklopten. Zo ben ik naar buiten kunnen lopen.
“Ik belde Femke Halsema, de burgemeester van Amsterdam. Een paar dagen ervoor had zij me haar nummer gegeven. ‘Als je hulp nodig hebt’, had ze gezegd, ‘bel me dan.’ Dat heb ik gedaan, en ze heeft me een schuiladres gegeven.
“Ik ben niet meer teruggekeerd.”
Begrijp je je ouders, en waarom ze jou zo hebben opgevoed?
Gül: “Ik begrijp hen heel goed. En dat is ook het moeilijke. Ze weten gewoon niet beter. Ze komen uit een familie waarin generatie na generatie boer was in een Turks bergdorp. Na hun aankomst hier hadden ze geen enkele affiniteit met de Nederlandse cultuur. Ze hebben ook nooit de kans gehad om zich te ontwikkelen: hun leven stond in het teken van hun religie en het brood dat op de plank moest. En dan krijgen ze een dochter als ik – kritisch, met een drang naar vrijheid. Eerlijk gezegd, ik zou ook niet goed weten wat ik met mezelf zou aanvangen als ik in hun schoenen had gestaan.”
Verwijt je het hen?
Gül: “Ja. Vooral mijn moeder. Ze was heel autoritair.”
Je noemde haar ‘Khomeini met een kut’ in je boek. Dat is hard.
Gül: “Maar ze ís zo. Ze hoefde niet zo streng te zijn. Ik heb vriendinnen die een hoofddoek dragen, en hun moeders zijn heel anders. Die zeggen: ‘Ga maar lekker plezier maken.’ Ik moest oorlog voeren – tegen de islamitische voorschriften én tegen mijn moeder.”
Mensen die van hun geloof afvallen, blijven vaak eenzaam achter.
Gül: “Die eenzaamheid heb ik heel erg gevoeld. Ik heb nu een hoop nieuwe vrienden. En een nieuwe partner. Maar het blijft een gemis. Ik ben aan het verhuizen: ik moet zware meubels tillen, schilderen... Zulke momenten had ik graag met familie gedeeld. En wat als ik op een dag kinderen krijg? In dat verhaal zullen mijn moeder en vader geen rol meer spelen.”
© Humo