AchtergrondEcologie
Komt de race om metalen uit de diepzee in stroomversnelling? ‘We gaan niet de hele oceaan omploegen’
Op de bodem van de oceanen liggen kostbare metalen als nikkel, mangaan en kobalt voor het rapen. Bedrijven maken zich klaar om die te ontginnen. Maar hoeveel schade zijn we bereid om daarvoor te accepteren?
Komt het kobalt in de batterij van uw elektrische wagen binnenkort niet uit mijnen op het land, maar uit de diepzee? In Kingston buigen de leden van de Internationale Zeebodem Autoriteit (ISA), waaronder ook ons land, zich momenteel over de vraag of en onder welke voorwaarden diepzeemijnbouw toegestaan zal zijn. De gesprekken worden niet alleen met argusogen gevolgd door de bedrijven die zich warmlopen om kostbare metalen te ontginnen, maar ook door ngo’s en wetenschappers die zich zorgen maken over de impact van diepzeemijnbouw op het zeeleven.
Waarover gaat het? De ogen zijn vooral gericht op de zogenoemde Clarion Clipperton Zone (CCZ), een gebied van 4,5 miljoen vierkante kilometer in de Stille Oceaan tussen Hawaï en Mexico, met dieptes van 4 tot ruim 5 kilometer. De oceaanbodem ligt er bezaaid met mangaanknollen. Die knollen, ter grootte van forse aardappelen, zijn door geologische processen gedurende miljoenen jaren gevormd en bevatten niet alleen mangaan maar ook nikkel, koper en kobalt.
De energietransitie doet de vraag naar die metalen stijgen, omdat ze cruciaal zijn voor groene technologie zoals batterijen. De Europese Commissie schat dat we alleen al voor batterijen vijftien keer meer kobalt nodig zullen hebben tegen 2050. Europa wil voor de aanvoer van die zogenoemde ‘kritieke metalen’ bovendien minder afhankelijk worden van landen zoals China.
Het Belgische bedrijf Global Sea Mineral Resources (GSR), een dochteronderneming van baggeraar Deme, heeft er al verschillende proeven op zitten met het ‘oogsten’ van mangaanknollen. Dat gebeurt met een robot die over de zeebodem rijdt en de knollen opzuigt, waarna ze naar een ruim 4 kilometer hoger ronddobberend schip worden gepompt. De Patania II, een robot van zo’n 25 ton, legde tijdens verschillende missies in totaal zo’n 50 kilometer af, en verzamelde al ruim 1.500 ton knollen.
Volgens sommige schattingen liggen in de CCZ ruim 20 miljard ton mangaanknollen. Ze zouden meer kobalt, nikkel, en mangaan bevatten dan de reserves op de rest van de planeet. Die gegeerde metalen bevinden zich helaas wel in een kwetsbaar en tot voor kort amper bestudeerd ecosysteem.
Vernietiging van de oceaan
Milieuorganisatie Greenpeace voerde met de slogan ‘Hier vernielt België de oceaan’ eerder al actie tegen de proeven van GSR en is ook nu in Kingston aanwezig om een verbod op diepzeemijnbouw te eisen. Greenpeace heeft het over “een nieuwe drijvende kracht achter de vernietiging van de oceanen”.
“De kwetsbare ecosystemen in de diepzee herstellen zich niet of slechts zeer langzaam”, zegt An Lambrechts (Greenpeace). “We mogen niet toestaan dat een van de laatste ongerepte gebieden op deze planeet onherroepelijk beschadigd wordt.”
Volgens de tegenstanders is diepzeemijnbouw een zoveelste aanslag op het leven in de oceaan, boven op vervuiling, overbevissing en lawaai. Marien biologe Diva Amon, verbonden aan de University of California en directeur van natuurbehoudsorganisatie SpeSeas, riep in The New York Times onlangs op om de ‘stormloop’ op de diepzee een halt toe te roepen. Want sommige spelers willen dat het vooruitgaat.
De eilandstaat Nauru, sponsor van het Canadese mijnbouwbedrijf The Metals Company, startte in juni 2021 een procedure om de ISA ertoe te dwingen tegen juli 2023 een wetgevend kader klaar te hebben. Lukt dat niet, dan zou volgens Nauru’s interpretatie van het internationaal zeerecht een aanvraag van The Metals Company om met commerciële mijnbouw te mogen starten op basis van voorlopige regels moeten worden beoordeeld. Krijgt het bedrijf zijn zin, dan zou de eerste commerciële ontginning volgend jaar kunnen starten.
Amon stipt echter aan dat er nog te grote gaten zitten in de wetenschappelijke kennis over de impact van diepzeemijnbouw om gefundeerde beslissingen over vergunningen mogelijk te maken. In een rapport dat eerder deze maand verscheen, wijzen wetenschappers en juristen erop dat de voorwaarden die de ISA vooralsnog oplegt, tekortschieten.
Volgens sommige critici is het ook de vraag of de ISA wel in staat is om toe te zien op de naleving van milieuvoorwaarden. “Een terechte bezorgdheid”, zegt marien geoloog Henko de Stigter (NIOZ). “Momenteel hebben ze daar onvoldoende mankracht met de juiste expertise in huis om dossiers goed te kunnen beoordelen.”
Wat weten we over het leven op 4 kilometer diepte en de impact van mijnbouw erop? Op zo’n grote diepte is het aardedonker. Er leven bijzondere vissen, die zich aan de hoge druk en duisternis hebben aangepast. Wetenschappers die er een kijkje gaan nemen, botsten geregeld op nieuwe soorten. In 2016 ontdekten ze er nog een nieuw soort octopus, die vanwege zijn spookachtige verschijning ‘Casper’ werd gedoopt.
Op de zeebodem komen sponzen, zeekomkommers en koralen voor. Maar het leven in de diepzee bestaat overwegend uit kleine en microscopische organismen zoals kreeft- en wormachtigen.
Het leven is er afhankelijk van wat er aan voedsel uit hogere waterlagen neerdwarrelt, en dat is niet veel. “Je vindt er veel verschillende soorten, maar die komen in lage aantallen voor”, zegt marien bioloog Ann Vanreusel (UGent), die deel uitmaakt van een onderzoeksconsortium dat de gevolgen van diepzeemijnbouw bestudeert. “Dat er een negatieve impact op dat onderwaterleven zal zijn, staat vast.”
Die impact is er in de eerste plaats in de exploitatiezones waar de knollen worden verzameld. Samen met de knollen, die eilandjes vormen in een zee van modderig slib, verdwijnen ook de dieren die er zich aan vasthechten. En waar de robot passeert, woelt die de bodem om. Uit de bodemstalen die wetenschappers kort na de passage van de GSR-robot namen, blijkt wel dat een deel van het bodemleven dat overleeft. “We onderzoeken nu nog of dat na een langere tijd nog steeds zo is”, zegt Vanreusel.
Een belangrijke vraag is of er in het mijnbouwgebied organismen voorkomen die je nergens anders vindt, of dat je in de hele CCZ telkens meer van hetzelfde tegenkomt. Dat achterhalen is niet eenvoudig, want de wetenschappers moeten er veel stalen voor nemen, in een enorm uitgestrekt gebied. “Hoe uniek het leven in de exploitatiezones is, bepaalt hoe problematisch het is als soorten er lokaal zouden verdwijnen”, zegt Vanreusel.
De passage van een robot doet bodemdeeltjes opdwarrelen. Waar dat sediment weer neerslaat, bedekt het het bodemleven onder een laagje slib. Critici vrezen dat de impact van mijnbouw op die manier verder reikt dan de plaats waar knollen worden opgezogen. Terwijl proefrobots over de zeebodem rondrijden, meten wetenschappers hoe de sedimentpluim zich gedraagt. Ze stelden vast dat ze die tot op enkele kilometers afstand kunnen detecteren. Wat niet automatisch betekent dat er ook een negatieve impact is. “De grote onbekende is hoe goed het leven tegen rondzwevend en neerslaand slib bestand is”, zegt De Stigter.
Op het land of in zee?
Kris Van Nijen, directeur van Global Sea Mineral Resources, wijst erop dat we diepzeemijnbouw in perspectief moeten zien, en haalt er enkele cijfers bij. In de CCZ van in totaal 4,5 miljoen vierkante kilometer zijn 14 beschermde zones en 18 exploratiezones afgebakend. Maar slechts in maximaal de helft van de zone die de mijnbouwbedrijven verkennen zal volgens Van Nijen effectief aan mijnbouw worden gedaan. Het gaat dan om zo’n 15 procent van de CCZ, en minder dan 0,2 procent van de oceaan. “Het is niet zo dat we de hele oceaan gaan omploegen”, zegt Van Nijen.
Van Nijen betwist niet dat er nog gaten in de kennis zitten. “Maar we leren wel snel bij. En er zitten nog tientallen papers in de pijplijn. We schalen onze activiteiten geleidelijk op en monitoren de impact.” Hoewel GSR pas tegen 2029 op commerciële ontginning mikt, wil ook Van Nijen dat er zo snel mogelijk een wetgevend kader komt. “Zodat we weten waar we aan toe zijn en welk soort onderzoek we nog moeten doen. Anders loont het voor ons niet om hierin te blijven investeren.”
De voorstanders van diepzeemijnbouw voeren aan dat de metalen die we nodig hebben voor allerlei groene technologie ergens vandaan moeten komen. Is het niet uit de diepzee, dan wel uit mijnen op het land, waarvan de impact ook niet te verwaarlozen is.
Mijnbouw is een energie-intensieve sector, doordat enorme massa’s gesteente moeten worden uitgegraven en vermalen, om er vaak lage concentraties metalen uit te puren. De klimaatimpact van diepzeemijnbouw zou volgens sommige analyses 40 tot 75 procent lager uitvallen.
In het vakblad Nature Communications waarschuwden wetenschappers er al voor dat veel potentiële nieuwe mijngebieden zich in biodiversiteitshotspots bevinden. Zo zitten er waardevolle nikkelreserves onder het tropische regenwoud in Indonesië.
“We moeten dus niet alleen naar de impact van diepzeemijnbouw kijken, maar die ook afwegen tegen de impact van mijnbouw op het land”, zegt Van Nijen, die ervan overtuigd is dat diepzeemijnbouw goedkoper zal zijn, en zo nieuwe mijnbouwprojecten op het land uit de markt zal duwen.
Volgens organisaties zoals Greenpeace is het in de eerste plaats zaak om de vraag naar metalen zoals nikkel en kobalt te beperken, door maximaal in te zetten op een deeleconomie – waarin niet iedereen met een eigen elektrische auto rondrijdt – en recycling.
Hoewel dat belangrijk is, is het onwaarschijnlijk dat dat een vraagstijging zal kunnen vermijden. Dat komt onder meer doordat de metalen die nu in omloop zijn, pas over enkele tientallen jaren voor recyclage in aanmerking komen, terwijl groene technologie zo snel mogelijk moet worden uitgerold, Zowel volgens de projecties van de Wereldbank als van het Internationaal Energieagentschap (IEA), zal zelfs bij maximaal inzetten op recyclage de vraag nog verveelvoudigen.
Hoeveel de vraag naar metalen zoals kobalt en nikkel zal stijgen, is ook afhankelijk van technologische keuzes. Zo zet Tesla bijvoorbeeld in op lithium-ijzer-fosfaatbatterijen, zonder nikkel of kobalt. “Toch ziet het ernaar uit dat de lithiumionbatterij, met nikkel en kobalt, door haar superieure eigenschappen nog geruime tijd de dominante technologie zal blijven”, zegt Peter Tom Jones, die aan de KU Leuven het Instituut voor Duurzame Metalen en Mineralen leidt.
Ban of pauze
Het blijft afwachten of er op korte termijn veel metalen uit de diepzee zullen worden bovengehaald. Verschillende landen, waaronder Frankrijk, Spanje en Duitsland, hebben zich al kritisch over diepzeemijnbouw uitgelaten, en pleiten voor een ban of op zijn minst een pauze uit voorzorg. Grote merken zoals Google, BMW, Volvo en Samsung onderschreven al een oproep van het Wereldnatuurfonds (WWF) tot een moratorium op diepzeemijnbouw, tot vaststaat dat het op een veilige manier kan.
Er rijzen ook vragen over sociale rechtvaardigheid: mogen de rijkdommen die in internationale wateren liggen wel in handen van een handvol landen en bedrijven belanden?
België moet schipperen. Ons land is lid van de Blue Leaders – een groep landen die ijvert voor de bescherming van de oceanen – maar tegelijk ook sponsor van GSR (elk mijnbouwbedrijf moet door een ISA-lidstaat gesponsord zijn om aanspraak te kunnen maken op een concessie). Aan het begin van de ISA-bijeenkomst liet België weten dat diepzeemijnbouw niet kan zonder degelijke en wetenschappelijk onderbouwde regelgeving die voldoende bescherming van het milieu garandeert. Daarnaast wil ons land dat er geen diepzeemijnbouw plaatsvindt zonder dat eerst 30 procent van de oceanen is beschermd, zoals recent door de Verenigde Naties is beslist.
Vanreusel kijkt er met gemengde gevoelens naar. “Natuurlijk ben ik als marien bioloog niet vóór diepzeemijnbouw”, zegt ze. “Er zijn onzekerheden, en de bezorgdheid dat we dingen over het hoofd zien is terecht. Anderzijds zitten we hier als onderzoeksgemeenschap met onze neus bovenop. Als we die metalen nodig hebben om de klimaatverandering tegen te gaan, laat ons de mogelijkheid dan op zijn minst verder onderzoeken. Als ik moet kiezen tussen de impact van een Congolese kobaltmijn of goed beheerde zeemijnbouw, dan weet ik het wel.”