Kmo's aarzelen met pensioenplannen
De democratisering van het aanvullend pensioen stokt met de eindmeet in zicht. Zeven op de tien loontrekkenden hebben inmiddels zo'n pensioen via het werk, dat bovenop het staatspensioen komt. Maar drie op de tien blijven in de kou staan. Ze zitten vooral bij de kmo's, die aarzelen met de invoering van pensioenplannen, stellen verzekeraars vast.
Het aanvullende pensioen (de tweede pensioenpijler) is de spaarpot voor de oude dag die de werknemer kan opbouwen als aanvulling op het wettelijke pensioen (de eerste pijler). Er zijn twee vormen: de groepsverzekering die de werkgever organiseert en het pensioenplan via een bedrijfs- of sectorfonds.
De overheid stelde in 2003 tot doel dat driekwart van de werknemers over zo'n bedrijfspensioen moet beschikken. De wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP), een geesteskind van toenmalig pensioenminister Frank Vandenbroucke (sp.a), vormde het kader.
Acht jaar later komen we aardig in de buurt, zo blijkt uit cijfers van verzekeraarsunie Assuralia en de vereniging van pensioenfondsen. Ongeveer zeven op de tien loontrekkenden in de privésector, of 2 miljoen werknemers, bouwen intussen pensioenrechten op via het werk, tegenover amper een op de drie in 2003. Vooral bij de arbeiders is er spectaculaire vooruitgang geboekt.
Maar de motor valt stil. "De grote bedrijven en de institutionelen, zoals ziekenhuizen, gaan verder met groepsverzekeringen en pensioenplannen. De ontwikkeling in de kmo's is echter afgeremd. Ze waren nochtans ook goed gestart, maar dat is stilgevallen", stelt topvrouw Hilde Vernaillen van verzekeringsgroep P&V vast. "Het is voor hen een kwestie van kostprijs, want een aanvullend pensioen is een onderdeel van het remuneratiebeleid. Het is iets extra's dat je geeft aan personeelsleden. De bedrijfsleiders zijn zeer voorzichtig geworden."
De aarzeling bij de kmo's dreigt een pensioenongelijkheid onder de loontrekkenden te creëren. Terwijl de meerderheid nu al pensioenrechten aan het opbouwen is, dreigen drie op de tien een aanvullend bedrijfspensioen te moeten missen. Dat komt neer op circa 900.000 loontrekkenden.
Minister van Financiën Didier Reynders (MR) is zich bewust van het probleem. "We moeten naar een versoepeling van de tweede pijler gaan. De WAP is een van de moeilijkste wetten die er zijn. Een debat daarover dringt zich op. Nu zijn er te veel voorwaarden. Zo is er een een akkoord nodig van het paritair comité vooraleer een tweedepijlerplan toegepast kan worden. Daardoor denken velen: een tweede pijler, dat is niet voor mijn bedrijf weggelegd. We moeten naar een vereenvoudiging naar Nederlands model streven, met pensioenfondsen voor iedereen, ook voor de publieke sector."
Zowel Reynders als de verzekeraars koppelen de verdere democratisering van de tweede pijler aan de toekomst van de eerste pijler. Omdat de Belgische wettelijke pensioenen in internationaal opzicht relatief laag liggen, zullen de bedrijfspensioenen een noodzakelijke inkomensbron worden voor de oude dag.
Te lage premies
"De betaalbaarheid van het wettelijk pensioenstelsel staat ter discussie. De eerste pijler zal niet voldoende zijn voor een degelijk inkomen voor de gepensioneerde", zegt Johan De Swaef, pensioenexpert van verzekeraar Axa. "De democratisering van de tweede pijler verloopt vlot qua aantal werknemers dat kan instappen. Dat zit in de goede richting. Waar ik mij meer zorgen over maak, is de geringe omvang van de premies. De bedragen die de werkgevers storten zijn soms vrij beperkt, waardoor de latere pensioenuitkering dat ook zal zijn."
Bij grote concurrent AG Insurance klinkt hetzelfde verhaal. "De kmo-markt blijft natuurlijk een moeilijke markt voor dit soort dekkingen, maar we merken dat ook in kmo's de werkgevers meer en meer gevoelig zijn voor extralegale pensioenplannen", zegt AG. "Naast die plannen op bedrijfsniveau heb je ook de gestage uitbouw van sectorplannen, waardoor de dekkingsgraad in de kmo's sterk is toegenomen. Hoewel dit voorlopig nog om beperkte bedragen gaat, is het wel een startpunt om de tweede pijler in deze sectoren verder uit te bouwen."
"We hebben in België een wettelijk pensioenstelsel met lage uitkeringen", erkent Reynders. "We moeten een evenwicht vinden tussen de eerste en de tweede pijler."
Vernaillen dringt aan op een maatschappelijke discussie. "We zijn vragende partij om het pensioendebat te voeren. Iedereen neemt een afwachtende houding aan. Wat gaat de politiek met de eerste pijler doen? Wat moet de tweede pijler bieden in de toekomst? Men spreekt in sommige kringen van een vervaging tussen eerste en tweede pijler. Men spreekt van het verplicht maken van een tweede pijler onder bepaalde voorwaarden. Dat zijn allemaal opties, maar het fundamentele debat wordt vandaag niet gevoerd."