InterviewJulie Brown
Julie Brown, weduwe van Dixie Dansercoer: ‘Als iemand uit zo’n gletsjerspleet kon raken, dan was hij het wel’
Op 7 juni 2021 werd poolreiziger Dixie Dansercoer opgeslokt door een verraderlijke spleet in een Groenlandse gletsjer. Met zijn Amerikaanse vrouw Julie Brown (58) kijken we uit over de heuvels van Huldenberg, die golfbewegingen maken voor het raam. In het meest vertederende Flenglish, een mengeling van Vlaams en Engels, laat ze de herinneringen aan Dixie stromen. ‘Het was geen coup de foudre maar een coup de vie. Ik ging – poef! – van geen kinderen naar drie, van de Verenigde Staten naar Europa, van ketchup bij mijn frieten naar mayonaise.’
Je bent net terug uit de VS. Je hebt er de afscheidsdienst van je broer bijgewoond.
Julie Brown: “Hij is aan de gevolgen van suikerziekte overleden. Anders dan bij Dixie kwam zijn dood niet helemaal als een verrassing: hij was al even ernstig ziek.
“De voorbije 16 maanden zijn me wat geweest. Niet dat het allemáál slecht was, er zijn ook goeie dingen gebeurd. Ons eerste kleinkind is geboren – that was a good thing. Zelfs in de eerste dagen na Dixies dood waren er goeie momenten. Die maand was het heel warm. Achteraf zeiden de buren dat ze ons in die eerste dagen hebben horen lachen in de tuin. Dat vond ik een groot compliment: zelfs in de diepste misère konden we nog lachen.”
Weet je nog waarom jullie moesten lachen?
Brown: “Om zoveel dingen. Iedereen die Dixie kende, had wel een of ander absurd verhaal over hem. Hij was een heel grappige man. Een beetje een deugniet ook. We hebben samen veel afgelachen. Hij had een diepe, luide stem. Als hij sprak, vibreerde het huis (lachje). Wat mis ik die stem.”
Je hebt in korte tijd wel erg veel oefening gehad in rouwen.
Brown: “Goed word je er niet in. Dat zou ik ook niet willen. Maar ik heb wel geleerd het rouwproces en het verdriet minder als iets negatiefs te zien. We moeten er allemaal door, hè. Je hoeft er niet bang voor te zijn.”
Toen we belden, was het eerste wat je zei: ‘Ik probeer nu vooral de nalatenschap van Dixie in ere te houden.’ Hoe begin je aan zo’n immense taak?
Brown: “Dat was het eerste wat ik me afvroeg, nadat ik midden in de nacht van de reddingswerkers te horen had gekregen dat Dixie vermoedelijk overleden was. Ze hadden zijn slee gevonden in de crevasse – de gletsjerspleet – maar van Dixie was er geen spoor. Die ‘vermoedelijk’ is een belangrijke nuance: de onwetendheid is verschrikkelijk. Geen lichaam hebben is heel bizar.
“De rest van die nacht beleefde ik in een waas. De volgende nacht werd ik rond vijf uur wakker. Ik ben het huis uitgeslopen en heb hier in de tuin twee dichte vrienden gebeld: ‘Ik weet niet hoe ik dit moet doen.’ Ik wist niet hoe ik weduwe moest zijn, de vrouw van een overleden man, de moeder van kinderen die hun vader hadden verloren… Maar dat toegeven was de eerste stap om het te doen. Na dat eerste moment van totale wanhoop begonnen de ideeën te komen. Ik denk niet dat ik daarna nog het gevoel heb gehad compleet verloren te zijn.”
Vraag je jezelf vaak af: wat zou Dixie doen?
Brown (denkt na): “Mijn eerste reactie op die vraag is: nee. Maar in zekere zin doe ik het wel.
“Zodra iemand vermoedelijk overleden is, moet je door een administratieve hel. Begrijp me niet verkeerd: het is goed dat je niet zomaar kunt zeggen dat iemand dood is, dat je het moet bewijzen. Maar als familie hadden we behoefte aan closure, of tenminste: we moesten aan dat proces kunnen beginnen. Twee weken na Dixies dood heb ik een intieme afscheidslunch georganiseerd voor de dichtste familie. Een begrafenis kon ik hen niet geven, maar gewoon even samen zijn: dat wel.
“Eerder dan ‘Wat zou Dixie doen?’ stel ik mezelf dus de vraag: hoe kan ik zijn kinderen en zijn ouders beschermen? Wat kan ik doen om deze situatie zo makkelijk mogelijk te maken voor hen? Van bij het begin heb ik tegen de kinderen gezegd: ‘Dit is het ergste wat we als gezin zullen doormaken, dat valt niet te ontkennen.’ Maar we hebben elkaar, we hebben een dak boven ons hoofd, eten en vrienden. We hebben zoveel geluk, gewoon niet op dat ene vlak.”
MAN OP DE MAAN
Brown: “Sinds Dixies ongeval vragen mensen me of ik van plan ben terug te keren naar de VS. Een normale vraag, veronderstel ik. Maar nee, ik ga niet terug. De kinderen zijn hier, de zaak die Dixie en ik samen runden ook. België is mijn thuis. Ik woon hier al 25 jaar. Sinds 2017 heb ik de dubbele nationaliteit.”
Dat wilde je graag?
Brown: “O ja! Het was geen eenvoudig proces. Wie denkt dat je in een handomdraai Belg kunt worden, heeft het mis. De verplichte taaltest alleen al is héél streng. Toen ik mijn Belgische identiteitskaart kreeg, hebben we het gevierd met de familie.”
Voor veel Amerikanen stopt de wereld aan de buitengrenzen van de States, maar niet voor jou. Als stewardess vloog jij ver voorbij die grenzen.
Brown: “Misschien heb ik dat van mijn vader. Hij had een enorme interesse voor alles wat vloog. Ik ben het vierde kind uit een gezin van vijf. Mijn ouders hadden het niet breed genoeg voor vliegvakanties met het hele gezin. In plaats daarvan reden we op zondag naar het vliegveld, om er naar de opstijgende vliegtuigen te kijken en weg te dromen.
“Nog een andere herinnering die me te binnen schiet: toen ik 5 was, werd Neil Armstrong de eerste man op de maan. Hij kwam uit Wapakoneta, een stadje op een boogscheut van waar wij woonden in Ohio. Hij was een plaatselijke held. Op de avond van de maanlanding ging ik samen met mijn vader de achtertuin in. Op zijn schouders keek ik naar die maan, waar Neil Armstrong geschiedenis aan het schrijven was.”
Hoe was het om op te groeien in Ohio?
Brown: “Ik ben geboren in Detroit, Michigan, maar ik noem Perrysburg, Ohio mijn hometown. Mijn ouders waren typische Amerikanen: mama was huisvrouw, papa verkoper van auto-onderdelen. Een goeie job, maar we moesten vaak verhuizen. Rond mijn 9de settelden we in Perrysburg. Je had er een mengelmoes van platteland, oude industrie en een gecultiveerde bovenklasse. Mijn ouders zijn overleden, maar mijn zus woont er nog altijd.
“Toen ik naar België verhuisde, heeft Dixie aan mijn vader beloofd dat we minstens één keer per jaar op bezoek zouden komen. Dat deden we ook, tot corona kwam.”
Vóór je stewardess werd, gaf je les in een middelbare school.
Brown: “Ik heb van alles gedaan: in een bar gewerkt, tennislessen gegeven… Maar mijn eerste echte job was als lerares voor een klas eerstejaars. Die kinderen waren geweldig: my little bundles of hormones.
“Ik gaf geschiedenis en aardrijkskunde. Fijne vakken, maar ik merkte dat ik over een wereld onderwees die ik zelf nog niet had leren kennen. Plus: de sociale verwachtingen lagen hoog. Op mijn 22ste was ik andermans kinderen aan het opvoeden. Na drie jaar zag een vriendin die bij Delta Airlines werkte hoe ongelukkig ik was. ‘Ik stuur je een sollicitatieformulier’, zei ze. ‘Vul dat in.’ Ik werd aangenomen, en twee maand later vloog ik de hele VS rond als stewardess.”
GEORGE CLOONEY
Dixie en jij hebben elkaar bij Sabena leren kennen.
Brown: “Ik heb tien jaar gevlogen. De laatste drie jaar wilde ik internationaal. Ik stond op de reservelijst toen mijn baas op een dag belde: ‘Ik heb iets voor jou: Sabena, een Belgische vliegmaatschappij waarmee we gaan samenwerken. Dan kun je aan je Frans werken.’”
Voulez-vous apprendre le français?
Brown: “Ik was gék op Frans. Op mijn 12de was mijn broer naar Montréal verhuisd. De eerste keer dat ik Frans hoorde, klonk het als een mysterieuze geheimtaal. Ik was net begonnen met Duits te leren toen Dixie stierf. Ik ben ermee gestopt, maar ik ga het weer opnemen.
“Dixie en ik deelden dezelfde nieuwsgierigheid, dezelfde drang om de wereld te ontdekken. We deden het alleen op een andere manier. Mijn eerste expeditie naar Antarctica maakte ik in 2000. Ze duurde zes weken. Voor mij was dat de perfecte kennismaking met het continent, voor Dixie waren zes weken eerder een vakantie (lacht). Hij had een extremere aanpak in bijna alles.
“Ik zit nu naar de koelkast te kijken: als Dixie kookte, stalde hij eerst de hele inhoud uit op het keukenblad, om dan te bedenken wat hij zou klaarmaken. Ik ga bedachtzamer te werk.”
Wat vonden je ouders van je drang om te gaan reizen?
Brown: “‘Slow down, Julie, je kunt niet alles doen!’: mijn hele leven hadden ze me dat op het hart proberen te drukken. Toen leerde ik Dixie kennen en hoorde ik mezelf hetzelfde zeggen tegen hem. Het tempo waarin hij leefde, was uitputtend. Karma is een prachtig ding (lacht).
“De eerste keer dat ik Dixie zag, was op een briefing in Zaventem voor een vlucht naar Cincinnati. Ik was vooraf door de lijst met namen van crewleden gegaan en mijn blik was blijven hangen aan die ‘Dansercoer’, een van de stewards. Na de briefing kwam hij zich voorstellen: ‘Bonjour, je m’appelle Dixie.’ Ik dacht: wie is die gast?”
Dixie was Dixie geworden in 1980, tijdens een verblijf als uitwisselingsstudent in de VS. Die naam bekte makkelijker dan Dirk.
Brown: “Zijn naam verraste me: Dixie is traditioneel een vrouwennaam in de VS, zeker in het zuiden.”
Was zijn tijd in de VS een raakvlak, iets waarover jullie konden praten?
Brown: “Ja, maar onze echtscheidingen verbonden ons nog meer. Ik was net aan het scheiden van mijn eerste man, een kunstenaar. Dixie was recent uiteen met zijn eerste vrouw en had drie kleine kinderen. We vonden elkaar in de rouw om onze verloren huwelijken. Ik weet nog dat ik dacht: ik hoop dat hij een leuk iemand vindt om zijn drukke leven mee te delen.”
Je dacht niet meteen aan jezelf?
Brown: “Nee. Ik vond hem een heel aantrekkelijke man – George Clooney, noemden we hem soms. Het was augustus ’97 toen we elkaar ontmoetten: hij was zongebruind en, zoals altijd, in topconditie. Zodra ik zijn stem hoorde, werd de aantrekking alleen maar groter.
“Na die eerste vlucht zagen we elkaar wekenlang niet, maar via de interne post van Sabena speelden we wel briefjes aan elkaar door. Ik vond hem zo’n verfrissend positieve aanwezigheid in een periode waarin ik niet goed wist wat ik met mijn leven aan moest. Ik was van plan naar Oregon te verhuizen, maar die plannen heb ik afgeblazen zodra we een relatie kregen.
“Het ging allemaal heel snel, maar zo was het leven met Dixie. Het was geen coup de foudre maar een coup de vie. Ik ging – poef! – van geen kinderen naar drie, van de VS naar Europa, van ketchup bij mijn frieten naar mayonaise.
“Het eerste wat ik moest doen, was Nederlands leren. Ik kreeg een taalbad van een week in Spa, en daarna leerde ik het samen met de kinderen. Nummer drie was pas 1,5 jaar toen ik in zijn leven kwam. Daarom klinkt mijn Nederlands soms wat kinderachtig. In plaats van ‘naar het toilet gaan’ zeg ik nog altijd: ‘Ik moet pipi doen.’ En dan moest ik het West-Vlaams nog onder de knie krijgen – Dixie kwam uit Nieuwpoort.”
Je maakte een serieuze sprong in het ongewisse.
Brown: “Als het echte liefde is, en je laat jezelf toe het te voelen, dan is er geen ontkomen aan. Er was iets aan Dixie dat me zeker van mijn stuk maakte. Ik wist dat ik het wilde proberen.
“Ik wist ook hoe het voelde om te falen in een relatie. Een huwelijk vraagt een enorme vastberadenheid, en niemand is vastberadener dan twee mensen die al eens door een scheiding zijn gegaan. Zeker als er kinderen zijn. Mijn vader was als 5-jarige in de steek gelaten door zijn ouders, hij en zijn kleine zus moesten naar het weeshuis. Toen ik hem vertelde over Dixie en zijn kinderen, zei hij: ‘Vóór je die kinderen ontmoet, moet je absoluut zeker zijn van je stuk. Kinderen hebben geen stem, ze kunnen alleen maar ondergaan.’ Dat heb ik altijd in mijn achterhoofd gehouden.”
VERBORGEN SCHATTEN
Tweeënhalve maand na jullie ontmoeting vertrok Dixie met Alain Hubert op zijn eerste Zuidpoolexpeditie.
Brown: “Hij had me erover verteld tijdens een vlucht, terwijl we in het minikeukentje stonden. ‘I’m going on a little trip’: zo verwoordde hij het. Cool, dacht ik. Pas toen ik Alain en Dixie een persconferentie zag geven, wist ik: dit is een big deal.
“Dixie zou meer dan vier maanden wegblijven. Al die tijd spendeerde ik mijn tussenstops in Brussel niet feestend met mijn Sabena-collega’s in Hotel Windsor, maar hier in Huldenberg bij zijn kinderen en ouders. Het was chaotisch. Soms nam ik de vuile was mee naar Cincinnati, om er een week later weer mee de oceaan over te vliegen (lacht). Dixies ouders moeten hebben gedacht: wie is die vrouw, en wat zijn we hier aan het doen? Maar op een of andere manier werkte het.
“De hele tijd dat Dixie op Antarctica zat, hebben we elkaar twee keer gesproken. In december een paar minuten. In februari ’98, toen hij weer in de bewoonde wereld was, hingen we uren aan de telefoon. We raakten niet uitgepraat. De telefoonrekening achteraf was crazy.”
Je moet het maar doen, met iemand die je amper kent.
Brown: “Ik kan het mezelf ook amper nog voorstellen (lacht). Maar Dixie vertrouwde me. En de kinderen waren zo lief. Van bij het begin vonden we elkaar in de afwezigheid van hun vader. Als je erover nadenkt: vandaag doen we dat opnieuw.”
Jullie moesten hem vaak missen, als hij weer op expeditie trok. Voelde hij zich daar schuldig over?
Brown: “Zeker, maar dat schuldgevoel verlamde hem nooit. Hij wist waarom hij het deed en de kinderen wisten hoe hij was. Dat is het grootste cadeau dat je je kinderen kunt schenken: je authentieke zelf.
“Dixie en ik bereidden elke afwezigheid ook goed voor.”
Naar het schijnt stak hij voor elke expeditie een schattenjacht in mekaar. Verstopte hij dan dingen in huis?
Brown: “In huis? Nee nee, we hebben het hier over Dixie: op zijn dagelijkse loopjes door het bos groef hij putten om dingen te verstoppen. Een van de schatten die hij voor onze dochter Robin had verstopt, hebben we zelfs nooit teruggevonden, zo goed was hij verborgen.”
Toen Robin werd geboren, in 2002, was Dixie op Noordpoolexpeditie. Hij volgde de bevalling via de telefoon.
Brown: “Alwéér een gepeperde rekening (lacht).”
‘Een magisch moment’ noemde hij het.
Brown: “Het was volmaakt in zijn onvolmaaktheid. Het plan was zwanger te worden na de expeditie, maar Robin kwam vroeger dan verwacht. Ze was een mooie verrassing, maar sommige kranten schilderden Dixie af als een slechte vader. In het ziekenhuis probeerden journalisten tot in mijn kamer te komen. Ze roken een smeuïg verhaal. Maar ook daar wisten we mee te dealen.
“Toen Robin tien dagen oud was, kon Dixie zijn dochter in zijn armen nemen.”
Hoe was het voor jullie als koppel om elkaar zo vaak te moeten missen?
Brown: “Ik zou iedereen een liefde als de onze toewensen. We hadden een passionele connectie. Ik wil niet beweren dat we de perfecte relatie hadden – wie zou dat ook willen? Maar we waren erg verbonden met elkaar. Vooral als we samen expedities op touw zetten.”
Samen stampten jullie Polar Experience uit de grond, waarmee jullie expedities aanboden aan klanten en lezingen gaven in bedrijven. Als hij op expeditie trok met een klant, bemande jij het basiskamp vanuit de woonkamer hier.
Brown: “Na die allereerste expeditie, toen we elkaar maar twee keer hadden gehoord, wisten we: dit nooit meer. Het was niet gezond voor onze relatie. Ik moest uitzoeken: wat is mijn rol in dit alles? Hoe kan ik naast zo’n poolreiziger met wereldfaam staan? Ik wilde niet zomaar deel uitmaken van zijn wereld, ik wilde ertoe bijdragen. Met Polar Experience en zeker met de lezingen, die ik nog altijd doe, vond ik een manier om in zijn wereld te stappen.”
Je hebt er wel je job voor moeten opgeven.
Brown: “Als ik een partner had gehad met een stabieler thuisleven, was ik stewardess gebleven. Maar allebei een job weg van huis, dat kon niet. Iemand moest er zijn voor de kinderen. Voor mij was het een no-brainer dat ik mijn job zou opgeven.”
GEDEMPT VERDRIET
In zijn expedities dreef Dixie zijn lichaam tot het uiterste. Je zou je kunnen afvragen waarom.
Brown: “Uit nieuwsgierigheid. Het gaf hem een kick te zien hoever hij zijn lichaam kon drijven. Ik was eind de 30 toen ik marathons begon te lopen. Hij deed het toen al jaren – vooral ultramarathons. Onze eerste marathon samen liepen we in Madrid. Dixie finishte in 2 uur 55, waarna hij recht een bloemenwinkel binnenliep. Hij kocht een boeket, en liep helemaal terug om mij te zoeken en de bloemen te overhandigen. Ik finishte in 4 uur 17. Ik was doodop, zelfs die bloemen over de finish dragen was me te veel (lacht).
“Die uitzonderlijke drive had hij tot op het eind. Elke zomer deden we met het gezin mee met een loopwedstrijd in Oregon. Die wedstrijd stelde niks voor, zeker als je hem vergeleek met Dixies andere prestaties. En toch stond hij achteraf altijd vol trots te blinken met zijn medaille, alsof het de Olympische Spelen waren. Zijn vreugde had iets heel onschuldigs.”
Was hij competitief?
Brown: “O ja! Als we met het gezin gezelschapsspelletjes speelden, moest je uitkijken: hij ging voor de winst. Hij perste elke druppel uit het leven.”
Maar hij was geen waaghals.
Brown: “Nee. Er was een grens, een rode lijn. Hij stak er weleens zijn hoofd over, om te kijken wat zich voorbij die lijn bevond. Maar met zijn voeten bleef hij altijd aan deze kant. Er zat niks destructiefs in hem. Hij hield van het leven. Het laatste wat hij wilde, was zo vroeg sterven.
“Hij bereidde zijn expedities tot in de puntjes voor. Daarin was hij professioneel en consequent, bijna militaristisch. Hij trainde voortdurend, liep hier door de straat terwijl hij tractorbanden achter zich aan sleepte die de instabiele slee moesten nabootsen. We hadden zelfs back-upplannen voor onze back-upplannen. Maar ook dat kan een ongeluk niet verhinderen, weet ik nu.
“Corona was geen makkelijke tijd voor Dixie. Hij was niet gemaakt om opgesloten te zitten. Zodra hij kon, kroop hij op zijn fiets.”
Zijn eerste expeditie na de lockdown moet een verlossing geweest zijn.
Brown: “We hadden het grote geluk twee expedities te kunnen doen tijdens de pandemie. In september 2020 deed hij er eentje naar Groenland, met drie klanten die toevallig allemaal uit een land kwamen dat reizen toeliet. De volgende expeditie was die waarop hij is gestorven.”
Voor jou kwam zijn ongeluk als een complete schok.
Brown: “Ik weet dat mensen zeggen: ‘Hij was toch poolreiziger?’ En toch was het een schok. Het gebeurde tijdens een expeditie die hij zelf had voorbereid en waarop hij meeging als gids. Het was niet eens een van de big ones, zoals wij dat noemden. Het klopte gewoon niet.
“Om halfnegen ’s avonds kreeg ik telefoon van onze klant, de Canadees Seb Audy. Zijn boodschap was helder: ‘Dixie is in een gletsjerspleet gevallen. We zitten op minuut 4.’ Dat was het. Ik hing op en belde Eric Bonnem, onze partner in Frankrijk. Zodra de reddingsactie begon, nam Eric de communicatie met de helikopter over. Het ging allemaal razendsnel.
“Het mooie aan die vreselijke nacht was dat iedereen die bij de reddingsoperatie betrokken was, tot het uiterste is gegaan. Iedereen reageerde superprofessioneel, deed wat moest gebeuren. We gave Dixie every chance.”
Het moet een traumatische nacht geweest zijn voor het thuisfront.
Brown: “Dat was het niet, omdat de gedachte dat hij dood was zelfs niet bij me opkwam. We waren vertrouwd met gletsjerspleten. Veel poolreizigers zijn al in zo’n spleet gevallen en kunnen het navertellen. Je moet ze er gewoon uit weten te krijgen. Dixie had crevasse-training gedaan. Als iemand uit zo’n spleet kon raken, dan was hij het wel.
“Die nacht was ik bezig met een reddingsactie: ik zocht een vlucht om de volgende ochtend richting Dixie te vertrekken, pakte een koffer met kleren voor hem, belde mijn familie in de VS, zocht uit wat het beste ziekenhuis in Groenland was… Toen de helikopter opsteeg, was het hier al na tien uur ’s avonds. Ik wilde Dixies ouders zo laat niet meer storen. Ik belde wel met de oudste kinderen – onze jongste dochter had ik die avond net afgezet op haar kot in Leuven. Ze had de volgende ochtend haar eerste examen. Samen met de andere kinderen besloot ik te wachten tot na dat examen om haar op de hoogte te brengen.
“Met andere woorden: we waren ons allemaal aan het voorbereiden op een gewonde Dixie. Ik heb geen moment geloofd dat hij dood was.”
Maar nog diezelfde nacht kreeg je een bericht.
Brown: “Rond halfvier kreeg ik telefoon: ‘Hij is vermoedelijk overleden.’ Tegen vier uur waren de kinderen hier.
“De eerste zestien maanden werd het verdriet ietwat gedempt door alles wat moest gebeuren – die bijna onmenselijke administratieve kant van de dood. Stilaan begint het verdriet nu de bovenhand te halen. Ik laat het gebeuren. Als het komt, komt het. Verdriet is een taai beest dat niet te temmen valt. Een beetje zoals de natuur op een poolexpeditie. Soms moet ik het gewoon toelaten. In het vliegtuig naar de VS speelden ze ‘Elvis’: de hele film lang heb ik in het donker zitten huilen. Het moest er gewoon uit.”
Lees ook
Eerst was hij er nog en een schreeuw en een tel later niet meer: reconstructie van het ongeluk van Dixie Dansercoer
Een zorgzame vader, verslaafd aan de Zuidpool: waarom Dixie Dansercoer zovelen wist te inspireren
Dixie wist dat er risico’s waren, ook al relativeerde hij die: ‘Ook op de E40 is er gevaar’, zei hij dan. Op zijn eerste expeditie gaf jij hem een rode sjaal mee.
Brown: “Die droeg hij sindsdien op elke expeditie, als een soort geluksbrenger. Hij was bijgelovig. Hij nam ook altijd kleine pluchen beestjes mee die de kinderen en mij moesten voorstellen. Dat toont aan dat hij wel wist wat voor een extreme levensstijl hij had. Op die laatste expeditie had hij die beestjes niet bij zich. We hebben ze later hier thuis gevonden. Dat was wel schrikken.”
Ben je gelovig?
Brown: “Dixie en ik hebben allebei een religieuze opvoeding gekregen, maar we waren geen van beiden echt gelovig. Onze kinderen gingen niet naar de kerk. We waren wel spiritueel. ‘Ik ben niet spiritueel’, zei Dixie altijd – maar híj was het die naar Japan trok om het zenboeddhisme te bestuderen. Hij was er nieuwsgierig naar.
“Het verbaasde hem altijd hoeveel vertrouwen ik had in de dingen. Ik wil er geen religieus etiket op plakken, maar ik voel een enorme bescheidenheid tegenover iets wat we niet kunnen vatten, wat dat ook moge zijn.”
Heb je er vrede mee dat zijn lichaam zich nog altijd ergens in Groenland bevindt?
Brown: “Dat is Dixie niet, dat is een lichaam. Als de kinderen vroeger een pijntje hadden, zei ik altijd: ‘Je lichaam is maar een omhulsel.’ Het is een prachtig omhulsel en je hoort er zorg voor te dragen, en tegelijk is het ook maar dat.
“Fysiek is Dixie er niet meer, maar zijn energie en de band die er was tussen ons, die kunnen niet zomaar weg zijn. Waar gaat onze energie naartoe? Niemand die het weet. Dus waarom zouden we niet hopen dat ze op een of andere manier voortleeft?”
Ooit wil je naar de plek waar het ongeluk is gebeurd.
Brown: “Absoluut. Een gletsjer is altijd in beweging, dus we weten niet waar zijn lichaam zich precies bevindt. Maar we hebben wel de coördinaten van de plek waar het ongeluk is gebeurd.”
Is er een plek waar je je nu het dichtst bij Dixie voelt?
Brown: “Buiten in de natuur, denk ik. De voorbije zomer was ik in Italië. Ik gaf er een lezing op een prachtige berg. Ik had het gevoel dat hij daar ergens was. Dat gevoel heb ik eigenlijk overal, ook hier.”
LES PETITS BOBOS
Na zijn ongeluk hadden veel kranten het over de dood van een held.
Brown: “Ik denk dat de term ‘held’ hem een ongemakkelijk gevoel had gegeven.”
Op de vraag ‘Waar zou je graag om herinnerd worden?’ antwoordde hij een keer: ‘Dat ik de wc-bril na gebruik telkens weer naar beneden doe.’
Brown (lacht): “Maar dat deed hij niet! Nadat de kinderen en ik dat interview hadden gelezen, hebben we hem daar toch even op gewezen.
“Ik ben dankbaar dat mensen hem zien als een held. Alle lofbetuigingen betekenen zoveel voor ons. Ik bewonderde hem vooral vanwege zijn doorzettingsvermogen. Hij had last van pijntjes en kwalen – in zijn woorden: les petits bobos. Door een aandoening werd het kraakbeen in zijn handen hard. Daarom heb ik zijn trouwring in mijn juwelenkist zitten: die had hij een paar jaar eerder al moeten uitdoen, anders hadden we hem niet meer van zijn vinger gekregen. Hij praatte nooit over die pijn in interviews, ook al maakte die zijn job zoveel moeilijker. Het waren dingen waardoor een ander zou zeggen: ‘Pff, ik ben er klaar mee’, maar hij gaf niet op.
“Hij wilde niet dood, geloof me. Hij wilde terugkeren. Hij wist dat hij grootvader zou worden van een kleinzoon. Hij stond te popelen om aan dat hoofdstuk van zijn leven te beginnen. Al moest hij wel even wennen aan het idee.”
Opa Dixie?
Brown: “‘Opa’, dat zag hij niet zo zitten. Als grap stelde ik voor: ‘Jij kunt de Grand Dude zijn.’ Dat was blijven hangen.
“Zijn kleinkinderen zullen hem nooit kennen. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat ze een realistisch beeld van hem krijgen. Kleinkinderen hebben een grootvader nodig, geen held.
“Op onze laatste avond samen hebben we hier gebarbecued. Tijdens de pandemie hadden we online een nieuwe barbecue besteld, die hij in elkaar had gezet. De avond voor zijn vertrek, ergens in april 2021, was het prachtig weer en kreeg hij opeens zin om te barbecueën. Ik dacht eerst: ik heb nog zoveel te doen. Maar uiteindelijk ben ik toch naar de winkel gereden. Ik ben zó blij dat ik dat heb gedaan. Het was een doodgewone zaterdagavond, maar het had niet perfecter kunnen zijn. Het zijn de kleine dingen die tellen.”
© Humo