Om te ontsnappen aan de werkplicht in Duitsland duikt Joannes Vandenbempt onder. Hij sluit zich aan bij het verzet en trekt na de bevrijding met de eerste special forces naar Duitsland. ‘Al wie tot de SS behoorde of een reukske had, namen we apart.’
Fietsen, vrachtwagens… Wanneer het Duitse leger zich vanaf 1 september uit Leuven terugtrekt, eisen ze alles van de bevolking op wat ze denken nodig te hebben. Parijs is al gevallen en de geallieerden zijn in aantocht. Nog maar enkele dagen voor de Britten er zijn.
Joannes Vandenbempt (94), roepnaam ‘Charles’, leeft rond die tijd al meer dan twee jaar ondergedoken. Hij is opgevorderd om in Duitsland te gaan werken, maar zoals veel tienerjongens heeft hij de opeisingsbrief genegeerd. “Mijn vader wou niet dat ik in Duitsland zou gaan werken”, zegt hij. “En wat vader zei, was toen het evangelie.
“Ik ben dan ondergedoken bij de familie in Lubbeek, in Kerkom en in Binkom. Na een tijd voelden die mensen zich niet meer veilig. Omdat ik daar niet meer kon blijven, ben ik het bos ingetrokken. ’s Nachts sliep ik tussen de bomen, overdag ging ik bij de familie binnen om me wat te wassen en dan ging ik weer verder. Als boeren mij nodig hadden, ging ik een stal kuisen en zij gaven mij eten in ruil. Ik mocht soms blijven slapen bij de koeien. Dat was voor mij dan een goede dag.
“De risico’s waren groot. De mensen hadden schrik want er liepen veel zwarten rond. Af en toe kwam ik terug naar huis. Ook daar mocht ik niet gezien worden. Die collaborateurs waren geen zoete mannekes. Zij deden met de Duitsers mee met het gedacht: als ze winnen, zijn wij hier baas. Maar zo het is niet geweest.”
Belgisch Legioen
Terwijl Vandenbempt uit handen van de Duitsers probeert te blijven, sluit hij zich aan bij het verzet: het Geheim Leger. Aan de vooravond van de bevrijding is het Geheim Leger met 54.000 leden de grootste verzetsorganisatie van het land. Het krijgt als taak in het geniep sabotageacties uit te voeren. Telefoonlijnen verstoren, spoorwegen opblazen, met als doel om het de Duitsers zo moeilijk mogelijk te maken.
“Ik was bij het Belgisch Legioen. Dat is de naam die ze er in Londen aan hebben gegeven. Er waren mensen van hier die regelmatig contact hadden met Londen. Echt militaire opdrachten heb ik nooit gekregen. Ik was meer een aanwerver. Mensen die ik kende, probeerde ik te overtuigen om bij ons te komen. Ik ben van 1924, dus ik was toen 18, 19 jaar.”
Ook zijn vader Franciscus zit in het verzet. Voor hem loopt het niet goed af. Hij wordt in 1944 opgepakt door de Gestapo. “Ze hebben hem op een nacht gearresteerd. Hij is naar Breendonk gebracht voor een paar maanden. Vandaar is hij naar Buchenwald gestuurd en moest hij in een fabriek gaan werken. Dat heb ik achteraf vernomen.
“Op een nacht was ik in het station van Leuven met enkele anderen die daar voor de nacht bleven. Daar ben ik door twee Duitsers opgepakt want de avondklok stond geloof ik op elf uur en het was al drie uur ’s ochtends. ‘Mitkommen’, zeiden ze. En ze gingen met mij naar het centrum van Leuven, niet naar de Kommandantur maar naar de politie. Ze brachten mij bij de commissaris, maar die was heel vriendelijk. Ik denk dat hij het niet had voor de Duitsers.”
Het verhoor
In zijn herinnering verloopt het verhoor door de Leuvense politiecommissaris ongeveer zo:
“Vandenbergh?”
“Ja meneer.”
“We hebben in het register gekeken. Er staat geen Vandenbergh in. Ge moet mij hier niets wijsmaken. Ik vind u hier niet. Ge gaat mij zeggen waar ge woont en wie ge zijt. Het komt allemaal in orde, als ge mij zegt wie ge zijt.”
Twijfel.
“Vandenbempt Joannes, van de Diestsesteenweg in Kessel-Lo.”
“Ah, dat is al iets anders. Ik ga nota nemen en als er ooit iets gebeurt dat abnormaal is met een zekere Vandenbergh, dan weet ik wie ik moet hebben.”
En dat was het, zegt hij. “Toen hebben ze mij laten gaan.”
Slag om Leuven
Bij de bevrijding van Leuven moeten Britse soldaten en leden van het verzet het opnemen tegen fanatiekelingen van de SS. Wanneer Britse tanks oprukken naar de Grote Markt, nemen de Duitsers hen onder vuur. Ook in andere straten zijn er vuurgevechten, vermeldt een getuigenis. In Leuven sneuvelen uiteindelijk vijf Britten en acht burgers. Vandenbempt botst bij de bevrijding op terugtrekkende Duitsers, maar kan ontkomen.
“Ik ben door de velden gelopen richting Tienen”, zegt Vandenbempt. “Dan ben ik een Engelsman met een jeep tegengekomen, een verkenner. Ik heb hem toen geholpen om de weg te vinden en verteld waar de Duitsers waren. Hij heeft die inlichtingen doorgegeven.
“Ik ben bij de Engelsen gebleven tot Tienen en ben dan naar Leuven teruggegaan. Die Engelse officier heeft mij met zijn jeep gebracht. Daar heb ik die mannen zien marcheren. Ik vroeg toen aan iemand wie dat waren. Hij zei: ‘Ah meneer, dat is het Geheim Leger. Zij gaan de Engelsen helpen.’ Wat mij trof toen ik die mannen zag, was dat ze ineens met zoveel waren. Een tijdje daarvoor moest ik zes man hebben voor een opdracht en ik vond er maar twee. Op het laatste moment was natuurlijk iedereen van de weerstand.”
Ook in Leuven geven de burgers de bevrijders een warm onthaal. Een foto toont een innige kus van een Britse soldaat en een Belgisch meisje. Andere foto’s tonen hoe verzetslieden collaborateurs onder schot houden voor het stadhuis. Tussen een menigte houden zij hun handen boven hun hoofd.
Tegen het einde van die maand september is ons land grotendeels bevrijd. De Amerikaanse generaal Dwight Eisenhower, de latere president, doet begin oktober een oproep aan alle leden van het verzet om zich bij het Belgisch leger aan te sluiten. Een paar weken later wordt het Geheim Leger ontbonden.
Special Air Service
Vandenbempt meldt zich aan en krijgt een basisopleiding. Wat hij zich nog van zijn eerste kennismaking herinnert, is een lezing van de militaire reglementen. “Op sommige misdragingen stond dood met de kogel. Een executie door een vuurpeloton heb ik nooit meegemaakt. Wel ben ik een keer het cachot in gevlogen omdat ik te laat terug was in de kazerne. Ik dacht: dat is hier allesbehalve. De adjudant stapte het af en hij liet mij daar alleen. ‘Hoe vond ge uw logement?’, vroeg hij wat later. ‘Ik zal u naar uw plaats brengen. Maar maak geen lawaai, maak niemand wakker of ik breng u terug naar hier.’”
Na zijn basisopleiding is Vandenbempt een van de weinigen om geselecteerd te worden voor de Belgische Special Air Service (SAS). Deze elitetroepen zijn specifiek opgeleid om te werken achter de Duitse linies. Wanneer België nog bezet is, zijn de eerste SAS’ers opgeleid in Groot-Brittannië. Na de landing in Normandië worden er SAS’ers in kleine groepjes geparachuteerd in Frankrijk. Vanuit het vijandelijke gebied geven ze inlichtingen door aan de Britten en voeren ze guerilla-acties uit tegen het Duitse leger.
Het toeval wil dat een van de veteranen van die SAS-operaties in Frankrijk in hetzelfde rusthuis resideert als de echtgenote van Joannes Vandenbempt. Ivo Brasseur heet hij. Ook een Leuvenaar. Brasseur is bij de Duitse inval in België in 1940 als vluchteling naar Engeland vertrokken. Na zijn opleiding tot parachutist in Groot-Brittannië wordt hij voor een geheime operatie – codenaam ‘Chaucer' – gedropt nabij Le Mans.
“Ik was de laatste van tien om te springen”, zegt Brasseur (98). “Een iemand heeft toen zijn been gebroken. Ik heb bij de landing mijn voet omgeslagen.” De kwetsuren zijn te wijten aan de beruchte beentassen van de parachutisten, waarin ze hun materiaal hebben gestopt. Die tassen blijken bij de sprong veel te zwaar.
Na dertien minuten gesprek wijst de oude man naar zijn keel. Zijn stembanden laten niet toe verder te gaan. “Ik kan niet meer spreken”, zegt Brasseur. “Het is gedaan. Het doet zeer.”
Nazi’s opsporen
Wanneer Vandenbempt zijn training bij de SAS heeft afgerond, is de oorlog al bijna voorbij. Helemaal op het einde krijgen de Belgische special forces nog een extra missie. Het wordt het hun taak om SS’ers en topnazi’s op te sporen in Duitsland. Vlak bij de Deense grens, in Flensburg, slaagt een SAS’er erin om Joachim von Ribbentrop in te rekenen, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken.
Vandenbempt: “Wij waren via Nederland en Duitsland richting Denemarken getrokken. Toen de oorlog gedaan was, stonden wij voor een grote rivier. De pelotonscommandant moest al vroeg naar het hoofdkwartier gaan voor nadere inlichtingen, over wat er moest gebeuren om de rivier over te trekken. Het was een geluk dat de oorlog gedaan was want anders waren er veel doden gevallen. Er zaten veel Duitsers aan de andere kant van de brug. Dat zou niet van de poes geweest zijn.
“We zijn dan over de brug gegaan. De Duitsers wisten ook dat de oorlog gedaan was en gaven zonder veel boe of ba hun wapens af. We brachten de Duitsers naar een Britse verbindingsofficier. Al wie tot de SS behoorde of een reukske had, werd apart genomen. De gewone Duitse militairen kregen een Entlastungsschein en mochten verder. Als ze onderweg werden tegengehouden, konden ze die laten zien. De SS’ers werden in een wei of in een barak opgesloten. Wij moesten hen bewaken, terwijl de Engelsen hen kwamen afvoeren.
“Wij zaten toen tegen de Deense grens, daar was het gedaan voor ons. Dan heeft onze commandant, Eddy Blondeel, de beslissing genomen dat een aantal die na de bevrijding bij hen ingelijfd waren naar Engeland moesten om daar een parabrevet te gaan halen. Ik was daar ook bij. We zijn toen naar Ringway geweest, tegen Manchester. Daar hebben we van de Engelsen een opleiding tot parachutist gehad. We moesten daarvoor een paar sprongen doen, waaronder een nachtsprong. Dat is allemaal goed verlopen.
“In 1945 heb ik ook mijn vader teruggezien, die toen terugkwam uit Buchenwald. Hij woog nog 35 kilo toen ik hem zag. Hij was meer dood dan levend. Mijn vader en anderen hadden al een hele tijd geen gewoon eten meer gekregen. Toen de Amerikanen hen opvingen, konden ze het voedsel dat ze kregen niet verteren. Dan hebben de Amerikanen hen een tijdje verzorgd, tot ze weer fatsoenlijk konden eten. Ik begrijp nog altijd niet dat hij dat allemaal heeft kunnen doorstaan, want mijn vader was een hartlijder. In ‘29 was hij al eens geopereerd. De emotie bij het weerzien was natuurlijk wel groot. Hij weende en ik weende.
“Toen ik terug thuis was, heb ik lange tijd nachtmerries gehad. Dan dacht je nog altijd aan de opdrachten die je moest doen. Mijn vrouw wou op den duur niet meer naast mij slapen, omdat ik haar soms een stoemp gaf. Ik ben eerst lang op de vlucht geweest, ik heb ondergedoken gezeten, voor ik in het leger ging. Zoiets blijft in uwe koker hangen.”
Wie waren de SAS-elitetroepen?
Sabotage, inlichtingen verzamelen en speciale verkenningsopdrachten uitvoeren. Voor de Belgische SAS-parachutisten is dat de corebusiness. Zij opereren daarvoor in kleine teams achter de Duitse linies.
De Belgische SAS werkt in de schoot van de Britten, die het concept van de Special Air Service hebben bedacht in 1941. De Belgische eenheid wordt het jaar daarop opgericht en verwelkomt vrijwilligers die vanuit het bezette België naar het VK zijn ontsnapt.
Pas vanaf de zomer van 1944 komen de Belgische parachutisten in actie in Frankrijk. Omdat ze voor hun missies ver voor de geallieerde troepen gedropt worden, zijn zij de eerste eenheid die België kon bereiken. De SAS’ers vechten ook mee als Hitler na de bevrijding het Ardennen-offensief ontketent en trekken nadien naar Nederland en Duitsland.
“Mij is altijd de gedrevenheid bijgebleven die zij hadden om het land te bevrijden”, zegt Wilfried Van Haezendonck, die meewerkte aan het boek Van SAS tot Special Forces Group (2017). Van Haezendonck is de zoon van een SAS-veteraan. “Het waren mannen die heel goed getraind en enorm gemotiveerd waren.”