InterviewBoeken
‘Jezus werd de held van mijn leven’: Amélie Nothomb zet Frankrijk op stelten met een monoloog van de Messias
Toch mooi voor een Belgische: Amélie Nothomb (53) is met Soif genomineerd voor de prestigieuze Franse Prix Goncourt. In haar achtentwintigste roman laat ze Jezus aan het woord, die aan het kruis zijn fout inziet. ‘Ik heb dorst, dat was het laatste wat hij zei.’
Amélie Nothomb is verslaafd aan rituelen. Al bijna dertig jaar lang staat ze voor dag en dauw op, brouwt een pul ijzersterke groene thee en schrijft vanaf vier uur ’s morgens als een bezetene. “Ik leef in tirannie”, lacht ze. “Maar de tiran, dat ben ikzelf. En ik ben ook mijn eigen slaaf. Toch hoop ik dat daar de komende decennia niet de minste verandering in komt.” Dankzij die ijzeren discipline – of is het krachtpatserij? – publiceerde La Nothomb, sinds haar debuut Hygiëne van de moordenaar (1992), zojuist haar achtentwintigste roman. “Terwijl ik er al zesennegentig heb geschreven.”
Nothomb gaat er prat op dat ze “het belangrijkste boek van haar leven” aan de wereld heeft toevertrouwd. Met Soif domineert ze in ieder geval de Franse talkshows en bestsellerlijsten. De gewaagde monologue intérieur van een hoogst menselijke Jezus Christus aan het kruis prijkt zelfs op de longlist van de Prix Goncourt. In een oogwenk rondde de roman de kaap van 200.000 verkochte exemplaren. En katholieke scherpslijpers steigerden: “Ik heb nog nooit zoveel hatelijke brieven gekregen”, bekent ze. Zopas verscheen ook Nothombs vorige roman in het Nederlands: Wie liefheeft wint. Daarin staan wraakneming en een vijandige vader-dochterrelatie centraal. Redenen genoeg voor een audiëntie bij het Belgische literaire exportproduct bij uitstek.
En ook dat gebeurt volgens een onwrikbare procedure. Nothomb ontvangt een journalist telkens in haar hoogsteigen heiligdom bij de Parijse uitgever Albin Michel. Daar arriveert ze rond achten, als een onkreukbaar personeelslid, en beheert ze nauwgezet haar dagelijkse fanmail, nog steeds goed voor jaarlijks zeshonderd brieven. Daarna kan er gesproken worden. “Zoek hier maar een plaatsje”, zegt ze vriendelijk maar kordaat, terwijl ze me een bekertje water aanreikt. Het vergt enige behendigheid om in deze alkoof geen boeken- of papierstapels tegen de grond te keilen. De muren zijn beplakt met souvenirs, kaartjes en parafernalia, met als blikvanger een groot profielportret van actrice Louise Brooks. Her en der piept een champagneglas uit een nis. Nothomb oogt enigszins frêle en licht vermoeid in haar zwarte blouse, zonder vuurrode lippenstift of andere rekwisieten. Maar zodra ze aan het woord is, keert het heilig vuur snel terug.
BIO
• geboren op 9 juli 1966 in Etterbeek
• Franstalige Belgische schrijfster
• haar vader was diplomaat
• brengt haar jeugd door in o.m. Japan, China, de VS en Laos
• studeerde Romaanse filologie aan de ULB
• debuteerde als auteur in 1992 met Hygiëne van de moordenaar (1992)
• andere bekende werken: Met angst en beven (1999), Cosmetica van de vijand (2001)
• woont en werkt afwisselend in Parijs en Brussel
• noemt zich vaak ‘een erfgename van het Belgische surrealisme’
U wordt vaak een schrijvende metronoom genoemd. Elk jaar eind augustus ligt dat nieuwe boek van u er, klokvast, koste wat kost. Waarom niet eens een jaartje overslaan?
Amélie Nothomb: “Ik ben erg gesteld op die vaste data. Het is een ritme dat me past als een handschoen, het valt zelfs samen met de zwaluwentrek (lacht). En toegegeven, ik heb het nodig om af en toe in de schijnwerpers te staan. Door te publiceren keer ik terug naar de realiteit. Meer zelfs: het behoedt me ervoor om gek te worden. Want tijdens het creatieproces bestaat het risico dat ik de pedalen verlies. Alleen mijn lezers kunnen zeggen of ik compleet aan het flippen ben of dat het toch nog meevalt.”
Nothomb vertelt het met een uitgestreken gezicht, alsof haar strijd met de afgrond niets is om je over te verbazen. Ze doet er niet flauw over: schrijven brengt grote, allesomvattende angsten met zich mee, ook na zoveel romans. “Maar het is mijn enige reddingsboei, een duel met mezelf dat elke dag vier uur duurt.”
Hoe beslist u welk boek u uiteindelijk jaarlijks de wereld instuurt?
“Ook daar heb ik zo mijn gewoontes. Aan het eind van de winter, tussen kerst en Nieuwjaar, herlees ik wat ik tijdens de voorbije maanden heb geschreven. Meestal zijn dat drie of vier manuscripten, telkens het resultaat van drie of vier maanden werk. Of mijn uitgever een vinger in de pap heeft? Nee, ik doe dat op mijn eentje, zonder druk van buitenaf, vrij instinctief. En wat ik niet goed vind, zal ook nooit het daglicht zien, zo staat het al gestipuleerd in mijn testament. Ik reken natuurlijk op een betrouwbare executeur!”
Nothomb vergelijkt de totstandkoming van haar messcherpe parabels graag met een zwangerschap, een accouchement. Het valt bovendien op dat haar boeken zelden de 160 pagina’s overschrijden. “Blijkbaar hebben mijn kinderen niet het verlangen om groter te worden (spotlachje).”
U draait als Belgische nu al bijna dertig jaar mee in de Franse literaire wereld. Zou u het als debutant anders aanpakken? Of met andere verwachtingen?
“Hmmm. Moeilijk te zeggen, er is zoveel veranderd. Maar ik denk wel dat ik het toen niet slecht heb gedaan. Ik was destijds nogal timide, een jong meisje dat zichzelf nog moest uitvinden. Ik wilde wel gezien worden maar wist niet precies hoe. En dan publiceert Albin Michel mijn debuut Hygiëne van de moordenaar.
“Wat me in 1992 overkwam, was buitenproportioneel, c’était génial. Ik was onwetend, maar dat speelde juist in mijn voordeel. Zonder voorbereiding kwam ik in de media terecht. Die schok van het onbekende was een deel van het succes. En men vond mij excentriek. Maar dat werd behoorlijk overdreven. Zou ik het anders hebben gewild? Neen, ik denk van niet.”
‘Mijn hoeden, mijn zwarte handschoenen en mijn rode lippenstift, dat waren mijn wapens’, zei u onlangs in een interview met Le Soir.
“Natuurlijk. Als je het strijdtoneel betreedt, moet je wapens hebben. En dat waren en zijn de mijne. Het is een soort verdedigingsmechanisme. Dat hebben we toch allemaal nodig?”
Het valt op dat er tegenwoordig minder over uw levenswandel wordt gepraat, over uw anorexia, uw eetgewoonten, uw jeugd in China en Japan, Bangladesh, uw slapeloosheid...
“Oh, misschien omdat alles gezegd is. Dat is inderdaad zo geëvolueerd en ik ben daar absoluut niet rouwig om, meer zelfs, ik vind dat een uitstekende zaak. Ik ben opgetogen dat journalisten tegenwoordig gewoon over de inhoud van mijn boeken komen praten.”
Toch kun je er niet omheen dat het voor elke schrijver onontkoombaar is om zich in de media of imagogewijs te positioneren?
“Ik feliciteer de schrijvers die bestaan en gelezen worden zonder ooit in de media te komen. En ik bewonder ze. Maar in dat stadium ben ik nog lang niet, ik hoop er ooit te geraken (lacht). Je merkt wel dat het gezicht van de schrijver een onontbeerlijk instrument is geworden op een boekcover. Kun je geloven dat er op mijn debuut niet eens een foto van mij stond? Later kwam er een wikkel rond. Nu is mijn foto allesbepalend. Zo wil de uitgever het.
“Kijk, het is ook een kwestie van evenwicht. Je moet het een tikje doseren. Bij het begin van de Rentrée littéraire word ik bijvoorbeeld elke keer als eerste uitgenodigd in La grande librairie, het populaire boekenprogramma van François Busnel. Dat is zo gegroeid, dat wordt druk bekeken, als opener van het boekenseizoen is het belangrijk voor de verkoop. Ik ben ook verknocht aan die traditie. En ik weet wel zeker dat mijn lezers zwaar ontgoocheld zouden zijn mocht ik daar niet meer present zijn. Maar stel dat ik nu geen succes meer zou hebben? Dan zou ik toch blijven schrijven. Uiteraard. Behoefte aan meer geld heb ik niet.”
Elke schrijver vindt zijn recentste boek het beste en het belangrijkste. Dat hoort zo. Maar Nothomb is formeel. Soif – dat nog niet in het Nederlands is verschenen – is een onmisbaar boek in haar oeuvre, geschreven met hartenbloed en in een half delirium. We stuiten er op een hoogst menselijke Jezus, die zijn misstappen overdenkt. “Dit is mijn zeer persoonlijke Jezus. Ik kon het schrijven ervan niet langer uitstellen. Ik leek er lange tijd ook niet klaar voor. Maar toen ik in de lente van 2018 bedacht dat ik al over de vijftig was, zei ik: ‘Amélie, als je het nu niet doet, dan komt het er niet meer van.’ Vier maanden lang probeerde ik me in te beelden hoe het voelde om als Jezus aan het kruis te bungelen.”
Veel schrijvers gingen u voor met Jezus-boeken, zoals Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee. Waar komt uw fascinatie precies vandaan?
“Jezus houdt me al zo lang bezig. Mijn familie was altijd erg katholiek. Jezus kwam in mijn leven toen ik pas 2,5 jaar oud was en mijn vader (diplomaat Patrick Nothomb, DL) me over hem vertelde. Het was liefde op het eerste gezicht, een coup de foudre. Hij werd de held van mijn leven. Ik was een tijdlang in constante dialoog met Jezus en zodra ik kon, las ik de evangeliën. Ik wist dat ik er ooit zou over moeten schrijven, ook al had ik toen nog geen idee dat ik auteur zou worden. Het basisidee van dit boek is dat Jezus in de eerste persoon praat en uitlegt hoe hij zich vergist heeft.”
U bedoelt dan vooral hoe hij zich heeft laten kruisigen?
“Ja, want pas tijdens mijn adolescentie ontdekte ik het verhaal van zijn lijdensweg en zijn kruisiging. Mais quelle histoire! Waarvoor was dat nodig? Verschrikkelijk. Waarom zou een kruisiging mensen of een geloof kunnen redden? Wie heeft dat verzonnen? Het is een giftig idee! (maakt zich druk) Dat hele idee van martelaarschap – dat je ook terugziet bij religieuze zelfmoordenaars – komt daarvandaan.
“Van Jezus’ goedheid houden is niet moeilijk. Van hem houden als hij gekruisigd wordt is een echte uitdaging. Dit is de grootste misinterpretatie van de evangeliën. En volledig in tegenspraak met het woord dat Christus predikt. Het is aan het kruis dat Jezus eindelijk zijn fout zal inzien.”
Soif wordt met luide trom onthaald als een van de beste Nothombs sinds jaren. “Zelfs katholieke critici zijn erover te spreken”, zegt ze achteloos maar niet zonder trots. Maar Nothomb is wel van haar à propos door de hevige lezersreacties, Ze toont me een zoveelste pakje brieven. Ze bewijzen dat religie een hoogst ontvlambaar onderwerp blijft. “Dit boek was niet bedoeld om een polemiek op gang te trekken over de interpretatie van het geloof. Maar ik krijg tirades vol haat van katholieke integristen over me heen. Zij vinden Soif een regelrechte schande. Voor het eerst beschouw ik het te delicaat om te antwoorden. Ik weet niet of het wel tot iets leidt. Ze zien me als een vijand die op haar nummer moet worden gezet. Maar nogmaals, ik wilde met dit boek werkelijk niemand aanvallen.” En dan moet je weten dat Nothomb – die geen mobiele telefoon heeft – totaal wegblijft van de sociale media, waar haar kop ook regelmatig rolt en de debatten over Soif fel oplaaien.
Maar dat Nothombs onorthodoxe en fantasierijke geloofstheorieën verwarring kunnen creëren, dat verbaast niet. Zo jongleert ze met het concept ‘dorst’. Dat omschrijft ze ergens als ‘een mystieke impuls zonder religie, vooral omdat iedereen deze kan voelen. Het gevoel van dorst voordat je hem lest is een pure les in mystiek. “Ik heb dorst”, dat is de laatste zin die mijn Jezus aan het kruis zei.’ Of ze zelf nog katholiek is? “Nee”, geeft ze toe. “Maar ik koester wel een soort particulier geloof. Met de kerk heb ik een problematische relatie. Ze oordeelt vaak zo minachtend over de wereld om haar heen, zonder in eigen boezem te kijken.”
Uw vorige boeken waren lichter van toon, soms eerder wrange zedenkomedies. Zoals het zojuist in het Nederlands vertaalde Wie liefheeft wint?
“Klopt, maar vergeet niet dat ook daar de vader een erg wrede rol speelt. In Soif is dan weer God de wrede vader, want ja, wat laat hij zijn zoon niet allemaal doorstaan? De Bijbelse Vader is verbiedend en veroordelend.”
In Wie liefheeft wint wordt de plot vooral voortgedreven door wraak. Claude wordt gedumpt door zijn vriendin en besluit decennialang minutieus wraak te nemen. Later neemt zijn dochter Epicene – die hij met zijn nieuwe echtgenote Dominique heeft en die hij haat – subtieler wraak.
“Ik ben eeuwig gefascineerd door het thema van de wraak. Wraak is een gerecht dat koud wordt geserveerd, zeggen ze. Meestal wordt ze met extreem voorbedachten rade uitgevoerd. In die zin heeft ze veel gemeen met het schrijverschap. Een boek zet je in elkaar als de radertjes van een horloge. Anderzijds is er ook de spontane, bijna intuïtieve wraak van Epicene. En die kan even genadeloos efficiënt zijn, zo blijkt. In deze roman vertel ik twee wraakacties, bekeken door de onschuldige figuur die tussen deze twee vuren zit en slechts toeschouwer is.”
Een van de kernstukken van dit verhaal zijn de namen die zowel vrouwelijk als mannelijk kunnen gelezen worden: Dominique, Claude, Epicene…
“Ik heb me altijd afgevraagd of mensen die deze namen dragen lijden of juist profitéren van deze fundamentele dubbelzinnigheid. Soms ontvang ik brieven van lezers met zulke voornamen. Ze zijn vaak speelser, ze doen moeite om niet te specificeren of ze nu man of vrouw zijn. Of ik er iets mee wil zeggen over het genderdebat? Nee, niet meteen. Maar ik vind de mogelijkheden van taal wel fascinerend. En hoe die ons gedrag kan beïnvloeden.”
Ook hier zien we weer hoe troebel adolescentie kan zijn. Epicene verglijdt in een soort onbeweeglijkheid, net als de vis de coelacant.
“Bestaat er iemand die eigenlijk wel goede herinneringen bewaart aan zijn adolescentie? Ik beschrijf die periode hier als een soort afwezigheid, een onderduikmechanisme. Hoe overleef je die? Er bestaan geen pasklare strategieën voor. Bij mij was het een zware tijd. Maar niet door de schuld van mijn ouders. Ze waren zeer liefhebbend en geduldig. Mijn puberteit was een kwestie van these en antithese, laveren tussen een sprookje en een heksenverhaal (lacht). Om uiteindelijk toch op te gaan in de volwassenheid.”
Vrouwen krijgen in dit boek aanvankelijk een vrij traditionele rol opgezadeld, maar nemen dan zoetjesaan revanche?
“Als je kijkt hoe Dominique verleid wordt door Claude met een parfum? Ja, dat is een beetje naïef. Maar geloof me, dat gebeurt. Stap maar eens een parfumwinkel binnen. Je ziet hoe mensen er wegdromen bij geuren, zichzelf willen verwennen of hun geliefde willen verrassen. Maar je ziet er ook mannen die met een duur parfum iemand willen overdonderen en ja, zelfs ‘kopen’. Dominique beschouwt deze Chanel N°5 als iets poëtisch en magisch en beseft niet dat ze zomaar gekocht wordt. Maar zoals je las, vrouwen worden gaandeweg steeds sterker in dit boek. Ze blijven niet zomaar een potiche, een siervaas. Ze triomferen misschien wel aan het eind. In die zin ben ik toch een feministe, ja (lacht).”
Uw romans herbergen veel grimmige donkerte en heftige menselijke emoties. Maar toch laat u de lezer zelden achter met een slecht gevoel.
“Sommige van mijn boeken lopen slecht af, zeer zeker! Maar het is niet mijn doel om de lezer kopje-onder te duwen. Ik ben pessimistisch maar zelden wanhopig. Het is een beetje zoals in de sprookjes van Charles Perrault: ze zijn soms zwart en hard maar met wat inventiviteit valt er toch steeds een ontsnappingsroute te ontdekken. Of ik mezelf geëngageerd zou noemen? Ik leg mijn personages onder een microscoop, ik kijk naar hen als atomen. Maar neem geen standpunt in. Hooguit bied ik een paar denkpistes aan.”
Uw hondstrouwe fans zien dat anders. Voor hen bent u soms de voorganger van een kerk; ze slurpen elk woord van u op. Zeker omdat u hun zoveel aandacht en energie schenkt bij signeersessies, via brieven…
“Dat spreekt voor zich, ik vind dat doodnormaal. Maar het is géén kerk. Gebruik dat woord liever niet. (verstoord) Ik ben geen directeur van een sekte. Ik bespeel niemands geweten en spreek alleen uit eigen naam. Ik heb geen boodschap te verkondigen over de mensheid. Toch komen er uit die ontmoetingen warme vriendschappen voort. Er zijn lezers die vrienden geworden zijn. Logisch. Het gaat om mensen die soms eenzaam zijn. En gezien ik ook vaak eenzaam ben, begrijp ik wat ze doormaken. Ken je die uitspraak van Marcel Proust? ‘Lezen is de manier om de andere persoon te ontmoeten in een staat van diepte die je alleen in eenzaamheid kent’. Wel, dat vat mooi samen waar het in literatuur om gaat.”
Amélie Nothomb, Wie liefheeft wint, Xander Uitgevers, 172 p., 20,99 euro. Vertaald door Marijke Arijs.