Column
Jacques Rogge was twaalf jaar een beetje onze wereldleider
Morgen neemt Jacques Rogge afscheid als voorzitter van het IOC. Twaalf jaar is hij een beetje onze wereldleider geweest. Overal ontvangen als staatshoofd. Van Peking tot Moskou, van Brasilia tot Tokio, bij iedere doortocht van Rogge ging de rode loper uit. Niet dat het veel indruk maakte op de orthopedisch chirurg uit Deinze.
Timide man die liever dan zichzelf zijn schaduw uitliet.
Rogge heeft de olympische beweging eervol gediend. Niet al te moralistisch versluierd. Niet als exclusieve slaaf van de grootmachten bier, patat en Kodak. Een rebel was hij niet, maar in de strijd tegen corruptie, doping en relationele privileges entameerde hij een zekere schoonmaak. Al blijft ook vandaag nog een grauwsluier van affairisme over het IOC hangen.
Met de mensenrechten had Rogge het iets moeilijker. Voor de Spelen in Peking weigerde hij China de humanitaire les te spellen. "Want: ik kan geen uitspraken doen namens 10.500 atleten van uiteenlopende culturen en regimes."
In het gezicht van de ex-zeiler en -rugbyspeler Jacques Rogge zijn tropenjaren gekropen tijdens zijn IOC-presidium. De ogen bijna verzonken in het clair-obscur van ce roi triste.
Diplomatie kan uitputtend zijn.
In een galerie in Moskou stond hij ooit een uur lang te staren naar het 'vierkant' van Malevich. "Het was als thuiskomen."
Hugo Camps