Italië
Ja, alles in dit rare land draait vierkant... Maar wij wonen hier toch maar
Schrijver Paul Baeten Gronda woont in het hoge noordwesten van Italië, in een klein Piemontees stadje tussen witte bergen en azuren meren. Daar schrijft hij romans en probeert zo veel mogelijk zon te vangen en zo weinig mogelijk polenta voorgeschoteld te krijgen. Na drie jaar dolce vita maakt hij de balans op.
In de zomer van 2003 stond ik voor de zon te schuilen onder het door woekerplanten bedekte afdak van een huisje in Viganallo. Viganallo is een gehucht van Cellio, dat op zich een gehucht is van Borgosesia, dat op zijn beurt wel een stad wordt genoemd maar eigenlijk ook meer op een gehucht van iets lijkt.
Er zijn heel veel gehuchten eens je in berglandschap terechtkomt.
In Viganallo wonen naar mijn beste inschatting twaalf mensen. Misschien minder, zeker niet meer. Het ligt op de flank van een beboste berg en de laatste twee straten moet je steil stappen omdat het eigenlijk geen straten meer zijn maar eerder bospaadjes met een groot ego. Je gsm heeft er geen bereik, maar je kunt er wel overleven van het water uit de bosrivier en de everzwijnenjacht. Meteen ook de twee enige dingen die er hoorbaar zijn, buiten de gebroken klokken in de stenen toren die aan de top van de volgende berg boven het groen uitsteekt en elk uur inluidt alsof het de laatste keer kan zijn.
Om al die redenen besloot ik toen om naar Viganallo te vluchten als ik ooit gezocht zou worden voor bijvoorbeeld heling, moord of miljardenfraude. Een redelijk onwaarschijnlijk scenario, dat zeg ik er graag meteen bij. Maar men is beter klaar voor wanneer de dag komt. Want ooit komt de dag. Ooit komt de dag.
Tien jaar later, dus in 2013, werd op de A26 tussen Genua en Milaan een gevangenentransport tegengehouden door gemaskerde mannen met militaire wapens die de weg versperden met gestolen vrachtwagens en vervolgens schietend vanuit een helikopter hun kameraad bevrijdden.
En dat was gewoon een dinsdagnamiddag.
Het gebeurde op een halfuur van waar ik intussen woon, ergens in de buurt van de grens tussen Piemonte en Lombardije, die hier van elkaar gescheiden worden door de Po.
Enkele minuten later werden de vlucht en de bijhorende klopjacht nationaal live-nieuws.
Het nieuws in Italië is een soort mengvorm van The Shield met goedkopere camera's, Kent Brockman uit The Simpsons en Het Journaal ten tijden van Johan Op de Beeck en Bavo Claes die dan wel enkele Playboy-bunnies te gast hebben. Ik wil maar zeggen: je kunt er enkel naar kijken als vorm van sociologische studie of mediakritiek. De telelenzen zoomen er in de eindeloze stroom gezinsdrama's, botsingen en moordzaken close in op de bloedvlekken van de net weggesleurde lichamen van verkeersslachtoffers. Dat soort van pure klasse. Want ook dat is Italië. De onapologetische hardheid tussen haar inwoners, de rauwste omgangsvormen in een kader van oude cultuur en een sfeer van openhartigheid.
Het duurde enkele dagen voor iemand de criminelen een leegstaand huisje zag binnensluipen. De plaats waar dat huisje stond heette Viganallo, de man die hen vond was mijn neef Massimo.
Enkele uren later stond half de Italiaanse politiemacht, alsook het leger, de geheime dienst en ongeveer twintig nieuwskanalen in de straten-die-niet-echt-straten-zijn tegen elkaar aan te dringen. Ik overdrijf een klein beetje, maar niet eens zo veel.
Over dat voorval werd toen zeker drie dagen gepraat. Daarna viel de bomma bijna van de trap en dan ging het daar weer over. Tot er iemand gedoopt werd. En iemand met zijn auto tegen een paaltje reed. En het eens hagelde op een avond.
Kortom: welkom in Italië. Waar familie, misdaad en media heersen en waar elke hoofd- en elke bijzaak met precies evenveel drama wordt beleefd en besproken. Soms uitgelaten, soms terneergeslagen, maar altijd met de tv op de achtergrond en altijd luid.
Het waarom
Waarom zou je dan in godsnaam naar Italië verhuizen? Meer nog: waarom zou je in godsnaam uit het in zekere zin best wel paradijselijke Vlaanderen naar Italië verhuizen? Eerlijk gezegd: ik weet het ook niet. Er is haast geen enkele goede, rationele reden voor te bedenken. Behalve als je professioneel skiër bent, misschien, of wegens een uiterst zeldzame aandoening enkel risotto met dagverse bergpaddenstoelen mag eten. Maar in alle andere situaties? Je zou wel gek moeten zijn.
Vlaanderen heeft namelijk maar drie echte problemen. Ten eerste zijn er te weinig zonuren per jaar. Ten tweede is de maatschappij te veel één grote en redelijk conservatieve middenklasse waardoor er weinig plaats is voor kleurrijk individualisme en artistieke vernieuwing. En ten derde is het land qua structurele opbouw niet veel meer of minder dan een grote, quasi eindeloze file én is een van de weinige bedrijven die daar iets tegen kunnen doen, namelijk de NMBS, een enerverend toonbeeld van - zelfs naar Italiaanse normen - verbazend slecht bestuur. Anders gezegd: als je nu en dan naar de zon trekt, goede vrienden kiest en dicht bij je werk gaat wonen, kent het leven er geen problemen.
Italië daarentegen heeft bijna uitsluitend problemen. Het maatschappelijke weefsel is door en door rot, de bureaucratie maakt zo goed als alles onmogelijk of tenminste gekmakend moeilijk, het vertrouwen in de politiek is terecht onbestaande, de minimumlonen zijn via trucjes nog niet de helft van wat ze in Vlaanderen zijn en dus de facto onbestaande, democratische verkiezingen zijn feitelijk afgeschaft, de verkeersveiligheid is hallucinant laag, jongeren praten slechter Engels dan mijn Belgische grootouders, iedereen met enig talent trekt naar het buitenland en de middelmaat die achterblijft vindt geen werk, blijft ignorant en daardoor ook vaak racistisch, homofoob of tenminste macho op een manier die we in België sinds de jaren 80 al niet meer charmant vinden. De meest welvarende regio's hebben intussen minder werkloosheid dan Duitsland, de armste delen zitten op dat vlak op het niveau van Spanje en Griekenland.
Er bestaan dus - minstens - twee Italiës, maar ze moeten het wel samen geregeld krijgen, in Rome, dat met het hoofd in de typische mist van het rijke Milaan hangt maar wel met de voeten in het vuilnis van Napels staat.
Ik schat dat Italië op dit moment ongeveer twintig jaar nodig heeft om zowel de huidige financiële, als haar binnenlandse systeemcrisis min of meer recht te trekken, en dat is als er aan gewerkt wordt en er niet te veel fout loopt. Helaas loopt er altijd wat fout.
Maar hey, er zijn ook voordelen. Namelijk: het is vaak mooi weer en de keuken is de beste van de wereld.
Zo bekeken vond ik de keuze dan weer snel gemaakt.
Bella figura
's Middags eet ik precies daarom meestal iets op het terras van Osteria Moro, waar tegen het uur dat ik er aan mijn pasta begin enkel nog bankbedienden en vertegenwoordigers zitten. Banken sluiten later dan de winkels en vertegenwoordigers zijn net zoals in Vilvoorde, Moskou of Honolulu nu eenmaal gewoon mensen die op restaurant gaan, flauwe grappen maken met een klant en dan naar huis gaan om naar een gemakkelijke quiz te kijken.
Mijn uniform op zulke dagen is iets zoals een jeans, een T-shirt, sneakers en een petje van de Yankees. Leren jasje als het waait, tops. Dat lijkt mij bijna overal een geschikte outfit, maar zeker in een dorp, in de lente, in iets wat au fond een soort taverne is en waar iedereen elkaar min of meer kent.
Helaas. Niet zo in een straal van 250 km rond modestad Milaan. Zelfs de slechtst betaalde kantoorslaaf loopt daarin rond in een pak dat zo uit een recente glossy lijkt te zijn gestolen.
Mode is voor Italianen nog veel meer een code. Doe ik mijn pak aan, dan ben ik een signore, doe ik mijn jeans en een T-shirt van Madball aan, dan is het ragazzo. Het maakt het verschil tussen u of jij, tussen buongiorno of ciao. Dat lijkt haast te eenvoudig om waar te zijn, maar het klopt wel. Mensen zien iemand in pak en denken: daar loopt geld voorbij. Want nog een groot verschil met Vlaanderen: hier is het de bedoeling om je goud zo veel mogelijk te laten klateren, niet om het te verstoppen achter een Zweedse gezinswagen en een stevig pensioenspaarplan.
Langs de andere kant kleedt de Italiaan zich, eens hij thuis de dorpel over is, op z'n zachtst gezegd casual. Dat houdt in dat mannen eruit gaan zien als gepensioneerde voetbaltrainers die op vakantie zijn op een camping. Sportsokken in badslippers, een warm, diep uitgesneden onderhemd in de hoog opgetrokken trainingsbroek van Kappa en daarover een gezellige trui met ritssluiting. Kettingen worden op dit moment van de dag boven-onderhemds gedragen. Er wordt ook veel nonchalant en onverholen aan de ballen gekrabd. Wat ofwel aan een nationale schaamluisepidemie ligt, ofwel een of ander paringsritueel moet zijn. Vrouwen zijn er blijkbaar niet echt van onder de indruk, want zij worden op hun beurt iets dat uit de merchandising van Disney Channel lijkt te komen. Ze laten alles hangen en behangen zich met veel sweaterstof en tinten roze.
Levensgenieters
In België zijn we rustiger in dat soort zaken, maar we beschikken, vinden we, toch ook over een zekere zuiderse charme. Zo groeien we bijvoorbeeld op met de gedachte dat we bourgondiërs zijn. Dat we graag van het leven genieten en ook graag lekker en veel eten. Ik heb dat, net als de meeste Belgen, lang geloofd. Waarom zou je het niet geloven?
Misschien omdat het eigenlijk niet waar is.
Welja... vergeleken met de Hollanders zijn we waarschijnlijk gezellige bourgondiërs. Dat komt omdat ze in Holland droog karton met een lapje siliconen beleggen en dat een heerlijke boterham met kaas noemen.
Maar ik moet altijd erg lachen om de Vlaming die denkt dat hij flamboyant is omdat hij eens een donkerrood brilmontuur kocht hij Pearle in de plaats van een grijs. Dat hij goed gegeten heeft als hij net 30 euro betaalde voor een pasta die ze in Piemonte zelfs niet durven te serveren. Of als hij denkt uit te pakken met classy mocassins maar er wel sokjes in draagt omdat het wel eens zou kunnen overtrekken.
Vlamingen zijn al bij al brave leerlingen. En dat is charmant. Ik mis dat wel eens. Een gewoon gesprek kunnen voeren zonder te moeten roepen om je punt te maken. Een maaltijd kunnen gebruiken die niet gepaard moet gaan met een eindeloze theorie over hoe de pasta gebakken moet worden. Beluisterbare muziek op de radio. Kinderen die naar bed gaan voor tien uur 's avonds en soms, als ze zin hebben, ook eens luisteren als hun doodvermoeide ouders hen iets vragen. It must be nice. Maar ook een tikje saai.
De zin voor drama die Italianen tegenover die fijne saaiheid plaatsen, is voor vele dingen goed. Design, bijvoorbeeld. Of als je een soap moet schrijven. In muziek leidt groots drama echter al snel tot 1) opera of 2) rommel. Het zal dan ook geen toeval zijn dat net dat de twee enige genres zijn waar Italianen in uitblinken. Italië is op muzikaal vlak zo protectionistisch dat de productie van muziek niet meer geëvolueerd is sinds, weet ik veel... Optimistische gok: 1972.
Het is allemaal zo oppervlakkig en fake. Italianen maken geen hiphop of soul, ze maken nog maar eens hetzelfde zoutloze popliedje met daarover een hiphop- of soularrangement van het type 'zet de soulknop eens aan op het keyboard, Luigi. Nee, dat is de reggaeknop. Die groene is... ja. Nee. Bon, laat nu maar op reggae staan, dat is eigenlijk ook gewoon soul over wiet.'
Ze kunnen het gewoon niet. Net zoals televisie volledig ontspoord is en er pas tegen RAI 5 (yep, een vijfde net) iets te zien is dat níét draait rond paaldanseressen die met het gebruik van slechts hun tong en lippen geldprijzen uit een trommel vissen. In hun ondergoed. Uiteraard. #ikoverdrijfniet. #echtniet.
Iemand verdient er vast geld aan. Die iemand kennen we allemaal nog van zijn grootste successen, zoals Mijn Presidentschap en Mijn Presidentschap 2. En 3.
Een beetje zoals er aan elke publieke aanbesteding ook duidelijk iemand van een of ander schepencollege of een provinciale raad geld verdiend heeft. Zo veel dat het uiteindelijke resultaat eronder leed. Het lokale ziekenhuis hier, bijvoorbeeld, was eigenlijk geen ziekenhuis maar een gevangenis. Maar toen was het gebouw af, en bleek er geen gevangenis meer nodig te zijn. Oopsy daisy. Vijf jaar leegstand. En dan werd er maar wat goedkope verf tegenaan gegooid en een ziekenhuis van gemaakt. Wat echt ideaal is, want nu moeten ouderen, zieken en rolstoelgebruikers via smalle trappen of één kleine lift in een soort uitkijktoren naar de ingang.
Laten we er geen doekjes om winden: Italianen zijn zelfdestructiever dan Britney Spears in de topperiode waarin ze haar haar afschoor.
Nu is het zo dat je dat in gewoon menselijk contact niet merkt. Mensen functioneren best goed, velen doen hun best en het resultaat is vaak met meer vakmanschap en attenties gemaakt dan in België het geval is. Maar er moet iets zijn in het politieke spel dat mensen omvormt tot egoïstische zakkenvullers. Het probleem is zo verregaand en wijdverspreid, dat je niet zou weten waar te beginnen. Mocht het land een huis zijn, dan zei je: alles platgooien en opnieuw beginnen. Elke vorm van lang of zelfs maar middellang termijndenken lijkt niet mogelijk te zijn. Zo snel mogelijk zo veel mogelijk grijpen en dat de rest het zelf maar uitzoekt, dat lijkt zo wat de instelling te zijn.
Troost en schoonheid
Als je een maatschappij opbouwt rond mensen die zo denken, dan komt er zelden iets goeds uit. Het grootste probleem is dat het wantrouwen niet enkel tussen burgers en staat zit, maar ook tussen de mensen zelf. Italianen wonen achter poorten, met alarmsystemen, deuren met acht sloten en een slecht idee over de buren.
En dat leidt misschien wel tot de dubbelzinnige essentie van het land. Ondanks het wantrouwen, de ontelbare zaken die helemaal fout lopen, het vele getier en het overdreven dramatische gedoe, is er toch een grote verbondenheid. Alsof al het egocentrisme en de sterk gemediatiseerde onveiligheid niet in de weg staan van een zekere samenhorigheid en zelfs fierheid. Een fierheid, weliswaar, voor het volk, zijn aard, zijn verleden en de mensen die er deel van uitmaken, niet voor de politiek of het imago van het land.
Eigenlijk leven Italianen in de voortdurende bevestiging van het idee dat ze er niet veel van bakken. Elke Italiaan raadt me bijvoorbeeld aan om een Duitse wagen te kopen, want je wilt toch geen Fiat of erger nog, een Alfa? Dat maakt van hen een volk dat je zou willen troosten. Je wilt haast zeggen: kijk toch eens rond, kijk naar de esthetiek. Kijk naar die iconische koffiezetter van Bialetti op je gasvuur, naar de blok Parmezaanse kaas op tafel en naar de Vespa tegen de muur van dat de palazzo - de rest van de wereld moet hiervoor een film opzetten of parfumreclame kijken.
En dan zeggen ze weleens, alsof ze het net ontdekten: comunque, l'Italie è bella. Wat zoveel betekent als: zeg wat je wilt, maar wij wonen hier toch maar. Want je zou het na een tijd bijna vergeten, maar alles speelt zich voortdurend af in een zonverlicht openluchtmuseum met bijna 60 miljoen constante bezoekers. Ze verleiden elkaar, stelen van elkaar, hebben enkel schrik van mama en maffia, kennen allemaal dezelfde drie woorden Engels uit een liedje van het nog steeds razend populaire Queen en dragen van hoognoord tot diepzuid hetzelfde armbandje van Nomination, dezelfde rugzak van Invicta en ook bodywarmers, want die vinden ze cool.
Imperfectie vergeten door de liefde voor de schoonheid. Dat is wat de kunstenaar doet met zijn muze en wat geliefden doen voor elkaar. In Italië kies je beter niks met je hoofd, want dan bots je tegen de muur, maar als op het einde van de dag de zon wegzakt achter de bergen en het aperitivo begint, dan besef je dat mensen die wél met hun hoofd kiezen, dat enkel doen omdat ze geen andere keuze hebben.
Paul Baeten Gronda
geboren in Mol, 1981
studeerde 'scenario' aan Sint-Lukas, Brussel
vanaf 2006 columnist bij De Morgen
vanaf 2011 columnist bij Focus Knack
werkte tot 2012 bij Woestijnvis (De laatste show, Man bijt hond, De pappenheimers...)
schreef vier romans
groeide op in Leuven, woont sinds 2012 in het Italiaanse Borgosesia