Vier op tien Vlaamse gezinnen houden zich straks warm met groene stroom. Al is die niet altijd zo groen als ze zelf denken. Elke Europese speler die hernieuwbare energie opwekt, krijgt immers een bewijs dat aan andere leveranciers mag worden doorverkocht. ‘Groene stroom is slechts een wettelijke definitie’, kaart Greenpeace aan.
Is onze groene stroom wel zo groen? Neen, zegt Greenpeace. Zij stelden naar jaarlijkse gewoonte hun groenestroomranking op en wat blijkt? Kleine coöperatieven als Cocociter of Ecopower prijken bovenaan, maar grote spelers zoals Engie en Luminus zijn volgens Greenpeace ver van groen. “Groene stroom is voor leveranciers een wettelijke definitie”, legt Mathieu Soete van Greenpeace uit. “Bij productie van groene stroom worden garanties van oorsprong uitgereikt. Voor elke megawattuur die bijvoorbeeld een windmolen produceert, wordt één garantie van oorsprong gegenereerd. Als die stroom doorverkocht wordt aan een andere producent, zou dat certificaat in principe moeten meegaan en vernietigd worden op de plaats waar het vandaan komt. Een verkoper mag maar zoveel groene stroom verkopen als dat hij certificaten heeft. Alleen: eenmaal op het net, kan men onmogelijk nog zien welke stroom nu groen en welke grijs is. Een energieleverancier kan dus wel zo’n garantie van oorsprong kopen, maar garanderen dat de stroom die bij klanten effectief uit het stopcontact komt, groen is, kan hij niet.”
“De coöperaties hebben hun eigen garantie van oorsprong, dat is afgedekt. Maar we kijken voor de ranking veel breder. Luminus, bijvoorbeeld, is een dochteronderneming van EDF, een Franse speler die de kerncentrales in Frankrijk uitbaat en blijft investeren in kernenergie. En ook Engie investeert in kerncentrales. Lampiris raden we dan weer af omdat we de volledig Total groep bekijken, waardoor het bedrijf eigenlijk meer dan de helft van zijn energie op de fel vervuilde Franse energiemarkt koopt. Bovendien investeert Total ook in schadelijke energiebronnen zoals teerzand en Noordpoololie.”
Stopcontact
Greenpeace wil de consument aansporen om het daarom vanuit z’n eigen standpunt en portefeuille te bekijken: “Wat wordt er met het geld dat ik betaal op mijn factuur, gedaan? Het kan dat je betaalt voor groene stroom, maar het mag niet zijn dat 95 procent daarvan in de grote pot vliegt en gaat naar investeringen in een steenkoolcentrale en nog 5 procent naar de windmolen die de garantie van oorsprong geleverd heeft.”
Kan dat zomaar? Ja, weet Aviel Verbruggen, emeritus hoogleraar energie en milieu-economie (UAntwerpen). “Omdat het technisch onmogelijk is om een onderscheid te maken in wat er uit je stopcontact komt. Van Luminus-EDF, bijvoorbeeld, weet je dat die wel waterkrachtcentrales uitbaten en windparken bouwen, maar dat hun activiteit ook nucleair is. Maar als zij de rekening correct houden en hun certificaten voor groene stroom kloppen, dan moet dat in feite even valabel zijn als de groene stroom van een leverancier die enkel via wind produceert. Het zijn papieren waarheden, moeilijk te controleren.”
Afgerekend op moederbedrijf
Luminus zelf, onderaan de ranking, is alvast niet opgezet met de quotering die het kreeg van Greenpeace. “Wij worden afgerekend op onze moedermaatschappij en op basis daarvan in een slecht daglicht geplaatst”, zegt woordvoerder Peter Dercon. “We hebben vragen bij de methodologie. Wij hebben inderdaad een zuiver financiële participatie van 10 procent in een aantal kerncentrales, maar daar houdt het ook op. Onze eigen centrales zijn noodzakelijk om de wisselvalligheid van wind en zon op te vangen. Schijnt de zon niet en waait het niet, en je levert 100 procent groene stroom, dan tjah... je wilt toch dat het licht blijft branden?”
Hoe je als consument dan wel zeker bent van 100 procent groene energie? “Door ze zelf te produceren”, zegt Verbruggen. “Via zonnepanelen, bijvoorbeeld. Stel dat dat niet lukt, kan je ook klant worden van zo’n coöperatieven, die dan bijvoorbeeld een groot dak van een verzorgingstehuis vol zonnepanelen leggen waarin je jouw aandeel groene stroom kan kopen. Een derde optie is uiteraard om alles goed uit te pluizen, daar zit niets anders op.”