ReportageNoodweer Wallonië
In Trooz, aan de Vesder, komen de champignons uit de muren: ‘De schimmel slaat op de longen’
Trooz, bij Luik, werd halverwege juli getroffen door een vloedgolf. Huizen zijn nog altijd onbewoonbaar, de overheid laat het afweten. Vrijwilligers schieten te hulp. Mina Sevenhant rijdt geregeld vanuit haar woonplaats Brugge naar Trooz om mensen te helpen.
Een bewoner van het huis op de hoek van de Rue du Stade en de Rue de la Brouck heeft in de nacht van 14 op 15 juli een rol plakband gepakt, beige afplaktape. Hij heeft er stukken vanaf gescheurd van 10, 20 centimeter, die hij op het raam plakte. Zo maakte hij die nacht op het raam van de eerste verdieping een noodkreet: ‘HELP US. 3 P’
“Er zaten drie mensen vast. Er kwam niemand”, zegt Mina Sevenhant. “Net als alle andere bewoners in deze wijk heeft die bewoner drie dagen moeten wachten op hulp. En eigenlijk is die hulp nog altijd niet gekomen. Niet van de overheid in elk geval.”
La Brouck, een laag gelegen arbeiderswijk in een bocht van de Vesder, kreeg op 14 juli een vloedgolf over zich heen waar het 100 jaar geleden niet op was gebouwd. Het water kwam op sommige plekken, zoals in de Rue du Stade, tot de dakgoot, acht meter hoog. Mensen op daken werden pas na twee dagen gered.
Twee koude nachten op het dak
Er zijn verhalen te over, over de rampnacht. Over een zwakbegaafde vrouw die zich vastklampte aan een lantaarnpaal in de Rue de la Brouck en nog net gered kon worden toen buurtbewoners een menselijke ketting vormden. Over mensen die twee koude nachten op hun dak zaten, zoals Zeeuwen tijdens de watersnoodramp in 1953. Over de echtgenoot van een gehandicapte vrouw die gered was, maar na terugkeer dood gevonden werd in zijn volslagen vernielde huis, gestorven aan een hartaanval.
Voor de inwoners van Trooz zijn dit oude verhalen. Die drie maanden na dato hebben zij alweer zoveel nieuwe ellende meegemaakt dat het oude leed is weggezakt.
Sevenhant: “De meeste huizen zijn onbewoonbaar, maar de mensen gaan er toch maar weer in wonen. Ze kunnen niet maandenlang bij familie blijven logeren, als ze die al hebben. Geld voor een vervangende woning hebben ze niet, want als ze al iets terugkrijgen van de verzekering, is het bij de meesten nog niet tot uitkering gekomen.”
Ze wijst op de kleur van de bakstenen. In de Rue du Stade zijn alle stenen tot boven de tweede rij ramen donkerder dan die daarboven: nog altijd nat. Binnen, zegt Sevenhant, groeien de paddenstoelen uit de muren van de huiskamers. “Bij veel mensen is de schimmel op hun longen geslagen.”
We lopen de hoek om, naar de Rue de la Brouck, een lange rij van kleine huizen tegen de spoorlijn aan. "Hallo!”, roept Sevenhant bij een deur die op een kier staat. “Ik ben het, het mooiste meisje van de stad!”
Dit is het huis van de gehandicapte vrouw die haar man na de ramp verloor aan een hartaanval. Haar twee dochters zijn net zo goed slachtoffer als zij, die wonen ook in de gemeente. Een zoon woont nog thuis. Buiten Trooz hebben zij niemand.
De vrouw zit in een rolstoel achter de computer, tussen kale bakstenen muren. Een kleine elektrische ontvochtiger moet helpen om het vocht te verwijderen. Snel gaat het niet, de Ardennen gelden niet als een bij uitstek droge streek.
Geen meubels, geen gezelschap, geen verwarming
“Zo zitten ze erbij, de mensen”, zegt Sevenhant. “Geen meubels, geen gezelschap, geen verwarming. Ze maken zich zorgen. Het wordt elke dag kouder. Ze hebben stress. Elke keer als het regent, zijn ze bang dat de rivier weer zal overstromen. De elektrische kachels en ontvochtigers durven ze niet aan te zetten uit vrees voor de energierekening.”
Zelf had ze voor 14 juli nog nooit van Trooz gehoord. Waarom ook? Het is een gehucht langs de Vesder waar een eeuw geleden arbeiders zijn neergestreken, de meeste mijnwerkers. Migranten. Ze zijn er gebleven, nu vaak twee generaties verder.
Sevenhant dacht sowieso weinig na over de plaatsen in het andere deel van haar land, in Wallonië, waarover ze van haar ouders had geleerd dat de mensen er ‘lui en dom’ zijn, terwijl ze tegelijkertijd neerkijken op de Vlaamssprekende Belgen.
Vanuit Brugge, waar ze woont, is het trouwens ook een onmogelijk eind weg. Vaak zit ze een uur of vier op de weg voor ze in Trooz aankomt. Maar denken dat de Walen dom en lui zijn, dat doet ze niet meer. En ze weet dat de inwoners van het dorp misschien vorig voorjaar nog een hekel hadden aan Vlamingen, maar nu niet meer.
“Als er geen mensen uit Vlaanderen waren gekomen, hadden we hier nog altijd in de modder gezeten”, zeggen de mensen in het uit bouwvakkersketen opgetrokken gemeenschapscentrum dat is neergezet op het schoolplein van La Brouck.
Zodra het kon, toen het water ver genoeg gezakt was, trokken bussen vol mensen uit het westen van het land naar het oosten om te helpen. Vorig weekeinde schepten gemeentewerkers uit Knokke-Heist 128 containers puin uit de straten, dat daar nog altijd ligt opgehoopt.
Opgeruimd is het gebied nog lang niet. Er lijkt geen einde te komen aan de hoeveelheid aangespoelde stukken plastic, wc-potten, wrakhout en lappen.
‘De mensen stonden huilend achter hun voordeur’
Mina Sevenhant, administratief medewerker van beroep, kwam anderhalve week na de overstroming voor het eerst in Trooz. Ze trof La Brouck in totale ontreddering. In die tijd keerden de eerste mensen terug naar huis, hopend dat ze hun leven weer zouden kunnen oppakken. Maar als alles stuk is, kun je niet naar je werk, niet koken of boodschappen doen, je kunt de wc niet gebruiken en nergens slapen. “De mensen stonden huilend achter hun voordeur”, zegt Sevenhant.
Het was niet eens een besluit. Het gebeurde gewoon. Elk vrij uur van haar leven ging ze terug naar Trooz. En was ze in Brugge, dan zamelde ze daar spullen in. Want aan alles was en is nog steeds gebrek.
“Geen spullen, zeiden ze bij het Rode Kruis, ze wilden liever geld. Daar kan ik met mijn hoofd niet bij. Waar moeten mensen op zitten als hun meubels zijn weggespoeld, waarop slapen ze, waar moeten ze hun voedsel in bewaren als de koelkast total loss is? Het Rode kruis heeft 40 miljoen euro ingezameld, maar de bewoners in Trooz hebben er nog niets van gezien. De mensen hier denken dat het naar Afghanistan is gegaan.”
Dus reed Sevenhant met een ploeg vrijwilligers elk weekeinde weer naar Wallonië met bussen vol spullen. Met campinggas en babybedjes en wc-papier en voedsel dat de supermarkten ter beschikking hadden gesteld.
Nu, na drie maanden, is een bijna professionele organisatie ontstaan, waar geen professional aan te pas komt. Sevenhant en medevrijwilliger Philippe Duquesnoy coördineren de vrijwilligershulp, inventariseren de hulpvragen en sturen in de weekends de team Vlaamse vrijwilligers naar de adressen waar ze het meest nodig zijn.
De bakstenen moeten kunnen drogen
Er is vooral zwaar werk te doen. In nagenoeg elk huis moet het stucwerk worden verwijderd, zodat de bakstenen kunnen drogen. Het was beter geweest als dat werk in de zomer gedaan had kunnen worden, maar veel inwoners van de vallei waren toen nog aan het wachten tot de verzekeringsmaatschappij de situatie kwam inspecteren. “Nog altijd is de verzekering niet bij iedereen langs geweest”, zegt de Brugse. “De afspraken lopen tot in december.”
Veel helpen doet die verzekering trouwens niet, weet ze. De regels zijn helemaal niet ingericht op situaties als deze. Steeds opnieuw wordt mensen gevraagd om aankoopbonnen die met het water zijn weggedreven, of om foto’s van spullen waarvan niemand weet waar ze zijn beland. “Vaak wordt maar 50 procent van de waarde vergoed”, weet Sevenhant.
Geld voor houtkachels
De gemeente Trooz heeft op 16 oktober de eerste huizen weer aangesloten op het aardgasnetwerk, maar de herstelwerkzaamheden hebben de wijk La Brouck nog niet bereikt, aldus de gemeente.
Wel heeft de gemeente vorige week bekendgemaakt dat er 650 euro per huishouden beschikbaar komt, waarmee slachtoffers een houtkachel kunnen kopen.
Twee gemeente-ambtenaren zijn geregeld in La Brouck om de bewoners te helpen met de formulieren voor de aanvraag.
In sommige huizen is nog niet eens een begin gemaakt met opruimen. Die liggen nog van vloer tot plafond vol met kapotte huisraad dat door de ramen naar binnen is gespoeld. Sevenhant vreest soms dat in deze huizen nog lichamen liggen.
Zelf heeft ze geen tijd om dat te onderzoeken. Als ze door de straten loopt, wordt ze telkens aangeklampt door bewoners. Of ze een ploeg kan regelen die zaterdag tegels kan helpen ruimen. Of ze kan helpen met de verzekeringspapieren van iemand die een deuk in haar auto heeft gereden. Of zíj het snapt, de papieren van de hypotheekverstrekker.
“Ik ben hier in de loop der tijd een soort maatschappelijk werker geworden”, zegt ze er zelf over. “Maar waar zijn de echte maatschappelijk werkers? Ik rijd maar heen en weer en nooit heb ik het idee dat de mensen het nu verder zelf wel kunnen. Integendeel: hoe kouder het wordt, hoe banger ik ben dat er meer doden gaan vallen. Waar is intussen de gemeente? De burgemeester? Ik heb hem op televisie gezien, ik heb gelezen dat hij geld beloofd heeft voor verwarming, maar het is nog altijd koud bij de mensen thuis.”